Fonografie Muziek

MUZIKALE ZOMERACTIVITEITEN

MUZIKALE ZOMERACTIVITEITEN I

 

Tegen de verdrukking in

 

Terecht is de laatste tijd nogal ophef gemaakt van de lokaal meer dan 17,5 week vakantie per jaar bij het middelbaar- en voorbereidend hoger onderwijs. Ongeacht hoe deze situatie bij het HBO kunstonderwijs is, geldt daarvoor een ander stramien. Zeker waar het de opleiding aan de conservatoria voor beroepsmusici betreft.

Terwijl in het reguliere muziekleven (helaas) het officiële seizoen dat vroeger van begin september tot eind juni liep steeds verder wordt bekort, wordt op veel plaatsen deze leemte deels gevuld door activiteiten van minder prominente ensembles met als bekendste en hoogwaardigste vorm de Robeco zomerconcerten in Amsterdam, waar ook een falanx van jongerenensembles de revue passeert, met aan de top het door speciaal uit conservatoriumstudenten geselecteerde EC Youth Orchestra en het Gustav Mahler Jeugdorkest.  Nationaal en zeker ‘in de provincie’ komt men er doorgaans bekaaider af. Bekend is natuurlijk wel de jaarlijkse Summer Academy van het Nationaal Jeugdorkest, vooral uitmondend in een reeks optredens in het Gelderse en Utrechtse

Wat allemaal niet wegneemt dat ook elders een baaierd aan muzikale activiteiten wordt ontplooid. Een alomvattende database waarin dat alles is samengevat, zal wel niet bestaan. Het gaat doorgaans om kleinschalige activiteiten waarvoor weinig publiciteit wordt gemaakt en waaraan vooral binnen de conservatoriumwereld zelf de nodige aandacht wordt gewijd.

Duidelijk is wel dat in de zomerse vakantieperiode honderden conservatoriumstudenten over Europa uitzwermen om deel te nemen aan masterclasses, ensembleprojecten en studies in binnen- en buitenland. Geen lanterfanten aan een subtropisch strand, maar een combinatie van het nuttige en het aangename: in nieuwe omgeving, met onbekende anderen bouwen aan de eigen verdere ontwikkeling. Een kwestie van door motivatie, enthousiasme en nieuwsgierigheid gestuurde kruisbestuiving, een zich openstellen voor een misschien heel andere cultuur, musiceerstijl, werkwijze.

 

Het Utrechtse Erasmus project

Eén voorbeeld uit vele speelt zich in eigen land af. In Utrecht waar sinds 1994 het conservatorium het  door het Europees onderwijsprogramma Socrates/Erasmus gesubsidieerde, jaarlijks terugkerend Intensief Muziek Project organiseert en coördineert. De onder deze noemer vallende muziekprojecten zijn het resultaat van een internationale samenwerking binnen een netwerk van Europese conservatoria. Een netwerk dat is opgericht binnen het onderwijsprogramma Erasmus van de Europese Unie en houdt zich bezig met studenten- en docentenuitwisselingen en projecten.

Zo trad in Utrecht eind juli gedurende tien dagen het uit 18 gevorderde studenten van 16 conservatoria uit 13 landen gevormde Erasmus String Orchestra 2004 op basis van twee contrabassen aan. De praktische, organisatorische kant was in handen van Fiet Nafzger en Magnus Nilsson, de muzikale leiding had Elisabeth Perry, viooldocente in Utrecht, maar beter bekend als concertmeester van het bedreigde Radio Kamer Orkest. Doel van het project is om studenten van diverse nationaliteiten in een korte periode intensief te laten samenwerken door te studeren aan een pittig muzikaal programma. Die studenten leren zich zo aan elkaar aan te passen, doen ervaring op met ensemblespel, maken kennis met verschillende visies op repeteren en de interpretatie. Heel nuttige ervaringen in een wereldje waar het voor een groot deel juist gaat om de individuele ontwikkeling, om individuele lessen die vaak onvoldoende voorbereiding bieden voor het latere beroepsbestaan in een orkest.

De bewuste studenten van de conservatoria uit Boekarest, Graz, Helsinki, Malmö, Parijs, Salzburg, Talinn, Utrecht, Londen, Leipzig, Wenen, Vilnius, Aveiro, Brussel en Lissabon – aanvankelijk bien étonné de se trouver ensemble – hanteren Engels als gemeenschappelijke taal en bewijzen tijdens de vijf repetetiedagen voorafgaand aan gratis(!) optredens in Haarlem, Utrecht en Weesp hoezeer de muziektaal werkelijk internationaal is.

Op het programma staan Bibers Battaglia (een werk dat eigenlijk wordt geclaimd door het circuit van de ‘authentieke uitvoeringspraktijk’, maar dat het op ‘moderne’ instrumenten ook uitstekend doet), Elgars Introduction and Allegro, Pärts Cantus in memoriam Benjamin Britten en Brittens Variations on a theme of Frank Bridge.

Wat tijdens de repetities in de Fentener van Vlissingenzaal van het Utrechts conservatorium vooral opvalt, is de serieuze aanpak. Er wordt hard gewerkt, in haast eindeloze bijvijl- en fijnslijp activiteit wordt menige oneffenheid weggewerkt, menig puntje op even zovele i’s geplaatst. Frappant is hoe snel de juiste ensemblegeest ontstaat, hoe de jongelui zich alsof er nauwelijks of geen onderlinge niveauverschillen bestaan een hecht, homogeen ensemble vormen zonder solistische pretenties, al zijn die soms wel in bescheiden vorm nodig in het kwartet binnen het werk van Elgar en in de veelstemmigheid van sommige zeer programmatische deeltjes van Bibers 17e eeuwse oorlogsschildering.

De Europese subsidie voor een project als dit is nuttig en belangrijk, maar geen vetpot. De reiskosten van de buitenlandse deelnemers worden vergoed en er is een bescheiden catering voor lunch en diner op school. Onderdak vinden de buitenlanders soms paarsgewijs bij gastouders in de omgeving, gerekruteerd uit gezinnen die ook regelmatig deelnemers aan het Liszt pianoconcours herbergen.

De beperkte geldmiddelen brengen onvermijdelijk ook met zich mee dat niet onbeperkt dure, optimaal geschikte locaties kunnen worden gehuurd; de meeste concertzalen zijn ook gesloten tijdens het zomerreces. Men is dus vooral aangewezen op kerken, die helaas vaak niet de optimale akoestische ambiance voor een kamerorkest bieden.

De Nederlandse inbreng bestaat uit Nadia Wijzenbeek die voor de finishing touch van haar vioolspel aan de Londense Guildhall School of Music studeert, cellist Allard Hartkamp en violiste Mirte de Kok, beiden van het Utrechts Conservatorium.

Mirte (22) heeft daar net met succes de eerste fase van haar studie afgesloten en gaat voor de tweede fase naar het Amsterdams Conservatorium. Een voor de hand liggende eerste vraag is wat haar motivatie was om mee te doen.

“De docent waar ik mijn eerste fase, mijn bachelor opleiding net bij heb afgerond, Chris Duindam, kwam met de formulieren en de suggestie deel te nemen. Ik remplaceer regelmatig bij het Radio Kamer Orkest waar Elisabeth Perry concertmeester is, ook zij is naar mij toe gekomen om te vragen of ik het leuk zou vinden aan het project deel te nemen, ook omdat ze niet precies wist wat voor een musici hierop af zouden komen en zij mij wèl kent. Ik heb buiten het RKO al eerder met haar samengewerkt met name bij orkestprojecten van het Utrechts Conservatorium waar zij de groepsrepetities leidde. Dit was altijd heel interessant en leerzaam en motiveerde dus extra. Het feit met zulke verschillende musici te werken, om daarvan in korte tijd een samenhangend geheel te smeden. Een geweldige uitdaging! Vooral achteraf gezien is het ongelooflijk te zien hoe dat lukte! Leuk ook om te zien dat buiten het spel het contact zo close was, er ontstond één grote vriendenclub.”

Waarschijnlijk had je al ervaringen met masterclasses en projecten.

“Inderdaad. Ik merk bij mezelf dat als ik aan een dergelijk project deel ga nemen het altijd zeer spannend vind en nooit weet wat er gaat gebeuren en zelfs wel twijfels vooraf heb of ik er verstandig aan doe om me te melden. Maar et is tot nu toe altijd zo geweest dat ik na zo’n project haast van geen ophouden meer weet. Je bent met zijn allen zo intensief met je vak bezig en het is nog gezellig ook. De cursussen waar je met orkest, kamermuziek en individuele lessen te maken hebt spreken mij het meeste aan, ook omdat ik mij op al deze fronten wil ontwikkelen. Ik volgde masterclasses in binnen- en buitenland, speelde in het Nationaal Jeugdorkest, had een prominente rol bij de Kurt Thomas cursussen en deed mee aan Margess International in Zwitserland.”

Sinds 2001 speel ik om praktijkervaring op te doen bij het ensemble Camerata Antonio lucio o.l.v. Chris Duindam en Emmy Verhey. Na het vertrek van Chris als concertmeester.  Het is een klein ensemble, maar gezien de omstandigheden en de financiën vraag ik mij af of het ensemble kan blijven bestaan. Ook remplaceer ik dus regelmatig bij het RKO. Ook  hier is de vraag: hoe lang nog?”

Heb je aspiraties op kamermuziekgebied of als prominent soliste?

“Ik geef af en toe recitals met een pianist. Dat is ook mijn grootste doel om daar in door te gaan en ook meer aanbiedingen te kunnen krijgen. Ik speel helaas geen kamermuziek. Het is moeilijk mensen te vinden die op hoog niveau spelen, zich voor lange tijd willen binden en ook nog prettig zijn om voor langere duur mee samen te werken. Ik heb hier eerlijk gezegd ook nog niet veel tijd in gestoken. Ik heb het trouwens al druk genoeg. Wel lijkt het mij zeker de moeite om een ensemble te vormen. Mijn voorkeur gaat daarbij vooral uit naar de Barok en de Romantiek. Verder ben ik helemaal weg van Prokofiev en Shostakovich. Het hele moderne, avant-gardistische spreekt me minder aan maar ik speel het wel. Voornamelijk ter wille van de eigen repertoire uitbereiding, maar niet van harte.”

Wat is je oordeel achteraf over het Erasmus project?

‘Voor mij was het een geweldig project gevonden. Het muzikaal niveau was hoog, de mensen luisterden de hele tijd aandachtig en geconcentreerd. Dat werkt goed en snel. De groep was fantastisch. Wat ik wel jammer heb gevonden waren de locaties voor de concerten. Jammer zoveel in (goedkoop beschikbare) kerken. Alles verdrinkt in de galmende akoestiek. Iets meer publiciteit vooraf had ook geen kwaad gekund.

Elisabeth is een geweldige vrouw. Ze heeft de groep op zo’n goede, efficiënte en in-muzikale manier geleid. Het project was ook erg goed georganiseerd door Fiet Nafzger en Magnus Nilsson. Alles verliep vrijwel probleemloos.

Ook vond ik de programmakeuze bijzonder goed. Ik kende de stukken geen van alle en vond ze allemaal even interessant. Bij elk stuk werd weer een andere stijl verwacht die weer  op zijn manier heel anders gespeeld moest worden, heel leerzaam. Doordat alle musici uit verschillende landen kwamen was er eigenlijk geen groepsvorming. Het verbaasde me echt hoe hecht zo’n toch vrij grote groep in zo’n korte tijd kan worden.”

Wat voor toekomstverwachtingen en idealen heb je?

“Ik hoop in mijn toekomst een 50 procent baan in een orkest te vinden. Het liefst in een kamerorkest maar gezien de sombere situatie nu…….Een symfonieorkest trekt mij  minder, het hele ‘massale’ schrikt me een beetje af. Naast de orkestbaan zou ik graag recitals geven met pianist of solo optreden. Ook kamermuziek vind ik belangrijk, vooral omdat ik van alleen solo niet gelukkig word. Een eenzaam bestaan denk ik.

Ik wil liever geen les geven, dat trekt me totaal niet. Dat heb ik eigenlijk ook nooit gewild. Ik zal misschien als ik in financiële problemen kom een paar privé leerlingen nemen maar laat mij maar lekker spelen. Dat maakt me blij.”