Fonografie Muziek

MARIÉS DE LA TOUR EIFFEL

 

MARIÉS DE LA TOUR EIFFEL

 

Gedurende de Eerste Wereldoorlog bepleitte Jean Cocteau zijn concept van een muziek die in wezen Frans moest zijn, maar ook antiromantisch en met invloeden van de populaire cultuur en gekenmerkt door eenvoud, helderheid en humor.

Hij raakte bevriend met de leden van de ‘Groupe des six’ (Auric, Durey, Honegger, Milhaud en Poulenc en de enige vrouw in dit gezelschap: Germaine Tailleferre).

In 1920, toen het Zweedse ballet van Rolf de Maré hem vroeg om een nieuw ballet voor een aanstaand optreden in  Parijs, benaderde hij dit zestal om aan zo’n stuk mee te werken. Alleen Durey weigerde omdat hij slechts de communistische zaak wilde dienen. Later schreef hij de muziek voor de revolutionaire traktaten van Mao Tse-Tung en Ho Chi Minh.

Het ging Cocteau om een surrealistische fantasie als spektakel, een ‘soort geheim huwelijk tussen de oude Griekse tragedie en een Kerst pantomime’. Hij combineerde zijn liefde voor de music hall met die voor het absurdistische theater met de achterliggende bedoeling om de welkome en nodige publiciteit voor zichzelf en Les six te genereren.

Les Mariés de la Tour Eiffel  (‘De pas getrouwden op de Eiffeltoren’) beleefde zijn eerste opvoering 18 juni 1921 in het Parijse Théâtre des Champs-Élysées onder muzikale leiding van Désiré-Émile Inghelbrecht. De partituur en de orkestpartijen werden ingenomen toen het Zweedse ballet naar Stockholm terugkeerde en ze verdwenen in het Stockholmse Dansmuseum waar ze in 1956 werden teruggevonden.

Maar zelfs toen bleek Milhauds ‘Trouw massamoord fuga’ nog zoek te zijn en het duurde tot 1971 voordat de componist een nieuwe versie maakte. Sindsdien wordt de muziek volledig uitgevoerd.

Het verhaal speelt op de destijds in 1890 net nieuwe Eiffeltoren (‘inclusief alle toen nog aanwezige vergeet-mij-nietjes en andere bloemen incluis’, schreef Cocteau) en is een satire op het kleinburgerlijke huwelijk waar het huwelijksfeest wordt gevierd met een banket.

Maar de bekende uitroep van de fotograaf: “Let op het vogeltje!” is het teken dat wat vreemde wezens door de fotolens van het enorme toestel dat achteraan op het toneel staat verschijnen. Cocteau’s scenario/libretto wordt op het toneel voorgedragen door twee acteurs die zich bevinden in kasten die sterk op een oude fonograaf lijken ter weerszijden van het toneel. Als ‘ceremoniemeesters’ vertellen ze het verhaal door grote grammofoonhoorns op een manier waarop krantenjongens hun materiaal aan de man brengen. – luid en staccato - terwijl  naast en achter hen de handeling als mimespel wordt uitgevoerd door dansers met grote kartonnen maskers.

Op de trouwpartij worden alle gangbare clichés en banaliteiten uit het dagelijks leven uitgebeeld terwijl de verschijningen de wereld van het prachtige en fantastische verbeelden. De betekenis van de intrige was secundair in de functie van de voorstelling die vooral diende als middel voor theateramusement. Cocteau noteerde daarover:

“Hier roep ik het geheimzinnige op. Ik belicht alles, ik onderstreep alles. De leegte van de zondag, menselijke beestachtigheid, voorgebakken uitdrukkingen, het ontleden van gedachten over vlees en bloed, de wreedheid van de jeugd, maar ook de wonderbaarlijke poëzie van het dagelijks leven. Dat is mijn  bedoeling die gelukkig heel goed werd begrepen door de jonge componisten die hierbij de muziek schreven.”

En de satire wordt inderdaad prachtig door de muziek weerspiegeld. Opvallend is dit omdat het contrast met het in globaal dezelfde periode ontstane ballet  L’Éventail de Jeanne waaraan een aantal dezelfde componisten meewerkte nauwelijks groter kan zijn.

Toen het doek uitgerekend op 14 juli, de ‘Dag van de Bastille’ openging werd in de levendige Ouverture van Auric meteen – in Cocteau’s woorden – de ‘potentiële bekoring van het trottoir, van de populaire markten, van roodomrankte tribunes als guillotines met daar omheen op muziek van pauken en trompetten dansende stenografen, zeelui en klerken’.

Een struisvogel rent langs, achtervolgd door een jager die hem tracht te doden maar in plaats daarvan een telegram raakt. De manager van de Eiffeltoren draaft op, gevolgd door de fotograaf die achter de struisvogel aanzit. Die is uit de cameragesprongen en hij probeert hem daarin terug te krijgen. De manager leest het telegram waarin de komst van het bruidspaar wordt aangekondigd en de gasten stromen op de muziek van Milhauds feestelijke Marche nuptiale binnen als circushonden.

Onder hen bevindt zich een verveelde oude generaal die een verhaal afsteekt over luchtspiegelingen in Afrika op begeleiding van de brutale Polka voor twee cornetten van Poulenc. Een charmante fietster komt voorbij maar de generaal beweerd dat ze slechts een luchtspiegeling is.

De fotograaf probeert nu de bruidsfoto te maken maar op de bekende uitroep Un oiseau va sortir!’ verschijnt een schoonheid in badpak uit Trouville met een picknick mandje. “O”, zegt de eerste fonograaf, “ze is net een gekleurde ansicht” en de schoonheid begint begint een dansje op een andere kostelijke melodie van Poulenc: La Baigneuse de Trouville.

De fotograaf is verward over deze manifestatie, maar besluit om een nieuwe fotopoging te wagen. Maar ditmaal verschijnt een kleine, dikke jongen – hij is het Kind van de Toekomst en terwijl de gasten discussiëren over wat dat kind in de toekomst zal worden (een kapitein, een architect, een bokser, een dichter, de president van de republiek, een mooi klein slachtoffer uit de volgende oorlog) kijkt het gretig naar de schaal met bitterkoekjes op de bankettafel. Om ze allemaal voor zichzelf in te pikken, besluit hij een massamoord op de gasten te plegen door ze met pingpong ballen te bestoken met op de achtergrond een verlegen kokosnoot. Dit alles begeleid door Milhauds Fugue du massacre.

De manager komt opnieuw om te vragen om wat minder lawaai omdat het de telgrammen angstig maakt die net uit New York zijn binnengekomen. Vijf ballerina’s in het blauw die fraaie telegraafjongens hoedjes dragen fladderen nu binnen op de in Weense stijl geschreven Valse des dépêches van Tailleferre.

De bruiloftpartij komt tot rust en er wordt een nieuwe fotopoging ondernomen. Maar dit keer springt een leeuw uit de camera en verslindt de ongelukkige generaal die opnieuw dacht met een luchtspiegeling te maken te hebben. Een plechtige Marche funèbre van Honegger klinkt. Daarin komt de vioolsolo voor die oorspronkelijk deel uitmaakte van Milhauds Bruiloftsmars. (Na de première noteerde een criticus die schrok van alle frivoliteiten: “Eindelijk wat echte muziek”). In feite ging het echter om een parodie op de trombones uit de wals van Gounods Faust.

De mistroostige sluier wordt hierna snel verdreven door de komst van de Republikeinse Garde die een quadrille van Tailleferre speelt. Dat gebeurt in de vorm van de versie voor de balzaal met de traditionele vier deeltjes en een finale. 

Dan wil het Kind van de Toekomst wat brood kopen om de Eiffeltoren te voeren, maar de tweede fonograaf waarschuwt onmiddellijk: “Dat mag slechts op bepaalde tijden; daarom staan er hekken omheen”. De fotograaf weet tenslotte de struisvogel te vangen en de gasten gaan stil in de houding staan voor de definitieve foto.

Maar dan is er ineens een verkoper van moderne schilderijen die de bewegingloze bruiloftspartij ziet en deze voor een geweldig bedrag aan een verzamelaar verkoopt. De foto wordt tenslotte met de gerepareerde camera gemaakt en nu vliegt er een duif uit de lens.

“Eindelijk rust”, roept de eerste fonograaf en op Aurics vrolijke Ritournelles verdwijnen de bruiloftsgasten in de reuzencamera.

De manager verkondigt dat de Eiffeltoren voor die dag wordt gesloten en op een korte herhaling van de Bruiloftsmars, Sortie de la noce beweegt de camera zich als een treinwagon over het toneel. Door de verschillende openingen zwaaien de bruiloftsgasten ten afscheid met hun zakdoeken. Dan valt het doek.

De première veroorzaakte scandaleus rumoer en het publiek werd niet gesust door Cocteau’s pleidooi: “Wekenlang heb ik gezwoegd om u te vermaken.” Ook al ging het om een typisch product uit die tijd.

Jaren later bekende Cocteau: “Van alle artistieke samenzweringen waarbij ik was betrokken…. Is dit de enige die niet eindigde als verouderd en achterhaald door de veranderende smaak. Waarom? Laat het me uitleggen. Mogelijk was dat omdat we geen enkele concessie deden. De oudste onder ons was nog geen vijfentwintig!