Fonografie Muziek

MUZIEKCONSERVEN: STEEDS MEER DIVERSIFICATIE

MUZIEKCONSERVEN: STEEDS MEER DIVERSIFICATIE

Wanneer we in vogelvlucht de technische ontwikkelingen in de muziekindustrie volgen sinds de toepassing van de 78t. (en andere omwentelingssnelheden) Berliner grammofoonplaat uit 1898, dan is al gauw te zien dat die ontwikkeling eenparig versneld is gegaan en dat sinds een jaar of vijfentwintig een steeds grotere diversificatie is opgetreden.

De hegemonie van de schellakplaat duurde ongeveer vijftig jaar, werd begin jaren vijftig opgevolgd door de 33 1/3 toeren mono langspeelplaat die een jaar of zes later is gestereofoniseerd. Voorbespeelde bandopnamen met 19 cm/s zijn nooit een succes geworden, de in 1963 door Philips geïntroduceerde compact cassette met zijn voorbespeelde broertje musicasette wel. Het wat eerdere Amerikaanse tapesysteem met de band zonder eind, vooral bedoeld voor in de auto sneefde daarentegen al snel.

Er waren ook andere mislukkingen: de eerste flop was de 16 2/3t. lp voor spraakopnamen, in de jaren zestig gevolgd door de 9,5cm/s Elcaset band, later de diverse soorten beeldplaat met Laservision uit 1972 en de laserdisc als latere norm als bekendste voorbeeld. Op beeldbandgebied heeft het V 2000 systeem van Philips geen succes gehad door gebrek aan medestanders en startproblemen, maar ook het Beta systeem van Sony moest na dappere pogingen het veld ruimen voor het VHS systeem.

Een grote vernieuwende doorbraak was de introductie van de nieuwe superieure geluidsdrager Compact Disc, een gezamenlijke ontwikkeling van Philips en Sony die in 1982 op de markt kwam en een hoge vlucht nam.

Wel sneefde even later de dcc (weer van Philips), de digitale compactcasette. Helaas kon het Sony Minidisc systeem uit 1991 ook geen blijvende vaste voet in de audiowereld vinden. Met vernuftig toegepaste datareductie was de geluidskwaliteit  vrijwel gelijk aan die van de cd.

Intussen hadden digitale technieken ook de consumentenmarkt bereikt. Daarbij bleek DAT (Digital Audio Tape) geen blijvertje, maar de dvd voor beeld en geluid wèl, later met een opwaardering tot de blue-ray vorm.

Toen volgden vanaf de jaren negentig allerlei ontwikkelingen elkaar razendsnel en vaak parallel op. Het werd mogelijk allerlei muziekbestanden stiekem of keurig betaald al dan niet datagereduceerd van internet te downloaden, later ook echt vanaf de bron: de muziekindustrie zelf. Parallel hiermee begon de animo voor de cd af te nemen. Met als een der gevolgen dat opnamecontracten niet werden verlengd. Voor sommige minder bekende solisten betekende dat een zwerftocht langs andere labels of het heft in eigen handen nemen en de eigen productie en mogelijk ook de distributie via internet en een eigen website voortzetten of moedig beginnen.

Beroemde kapitaalkrachtige orkesten als het Concertgebouworkest (RCO Live), het Londens symfonie orkest (LSO Live), de Berliner Philharmoniker, de Amerikaanse orkesten in Chicago en Philadelphia plus meer gingen de eigen productie en distributie ter hand nemen. Ook concerthuizen als Wigmore Hall in Londen en Glyndebourne Opera kwamen met eigen opnamen. Parallel daaraan boden ze materiaal om down te loaden aan. In hoeverre dat een tweesnijdend zwaard is? Kunnen cd verkoop en downloaden van hetzelfde materiaal beide succesvol zijn?

Een volgende stap was de toevoeging van beeld zonder dat daar een dvd aan te pas komt. Een paar voorbeelden zijn alweer het Concertgebouworkest met in een frequentie van zes uitgaven per jaar een videomagazine in tijdschriftvorm, aangevuld met concertregistraties, interviews en achtergrondinfo. Alles in app vorm voor de iPad. De Berlijners hebben hun succesvolle Digital Concert Hall naast zelf uitgegeven cd’s, het Philharmonia orkest in Londen biedt simpelweg The Orchestra en wie op naam van ensembles verder zoekt, ontdekt vast veel meer. 

Wie gewend is aan een echte 16x9 grootbeeld TV en waarachtig HI stereogeluid zal even moeten slikken en zich met mindere kwaliteit tevreden moeten geven. Het blijft behelpen met zo’n klein beeldschermpje en een miezerig luidsprekertje of dito oortelefoontje.

Maar zelfs de TV muziekprogramma’s van Arte, Brava met veel van het bovengenoemde repertoire en dvd materiaal gevuld en vaak herhaald, kunnen aan geluidskant pas zo gunstig mogelijk worden genoten wanneer de geluidskant wordt omgeleid via de muziekinstallatie en de luidsprekers op enige afstand naast het tv toestel zijn geplaatst. Sinds de komst van de gettoblaster, de walk/discman zijn helaas de criteria voor behoorlijke muziekweergave danig verlaagd,

Muziekeducatie

Een verhaal apart vormen de mogelijkheden voor muziekeducatie of de lessen tot een betere muziekkennis. Conservatorium studenten worden niet alleen door zelf te spelen en veel naar anderen te luisteren vertrouwd gemaakt, maar ook onderworpen aan lessen analyse en muziekdictaat (waarbij de docent enige malen op de piano een fragment voorspeelt en de student dat in noten moet noteren).

Vroeger had je op lp series als Music minus one met kant en klare begeleidingen; de instrumentalist of zanger in kwestie kon daarmee zijn partij gestalte geven. Voor geïnteresseerde liefhebbers was er ook een  soort lesprogramma onder titels als Musikkunde in Beispielen

Nu zijn er dankzij de digitale audiovisuele middelen veel betere, inzichtelijkere mogelijkheden. Voorbeelden zijn een app waarop Beethovens symfonie nr. 9 wordt ‘opengelegd’ of waarop de Pianosonate van Liszt door Stephen Hough grondig uit de doeken wordt gedaan. Terwijl je hem hoort en ziet spelen passeren de noten op schrift als bij een lichtkrant.