Fonografie Muziek

KRITIEK

KRITIEK: HET (ON)KRITISCHE VAN DE MUZIEKKRITIEK (of deformaties van een beroepsideaal) 

Men heeft ze voortdurend voorgehouden, dat ze zich op de “zaak” moeten concentreren, zich op het “object” moeten richten en niet hun eigen indrukken moeten toevoegen, bijles muziekgeschiedenis moeten geven of zich moeten bekommeren om uiterlijke omstandigheden en voorwaarden. Volgzaam als ze zijn, zitten ze daar dus en bekritiseren concerten, recitals, operavoorstellingen en cd’s. Ze houden zich niet alleen aan het “object”, maar ook aan de voorwaarden die men aan hen oplegt voor omvang, taalgebruik, stijl en inhoud om ooit gepubliceerd te worden. Niet alleen het muziekleven, ook de kritiek is gedemocratiseerd en er zijn maar weinig critici die zichzelf als muziekpaus of tenminste als opperrechter beschouwen die beslist over kunstenaars loopbanen, de muzikale smaak. De tijd van de invloedrijke critici, mensen als Hanslick, Shaw, Kaiser, Endler en in eigen land Willem Pijper en Matthijs Vermeulen is definitief voorbij. Bij het Handelsblad was de erudiete Norbert Loeser zo ongeveer de laatste der Mohikanen.

Ook aan het gedrag, aan de attitude van de schrijfstijl is veel veranderd. Van de dikwijls aanmatigende betekenis is weinig meer over. In alle ernst: wanneer Chailly, Margiono, Svetlanov, Pollini, de drie tenoren en al die andere coryfeeën van nu af aan louter nog slechte, vernietigende kritieken kregen, zou dat aan hun reputatie bij het grote publiek nauwelijks afbreuk doen. Hun optredens zouden onverminderd doorgaan, hun cd’s in grote oplagen verkocht blijven. Ook radio en TV zouden hun handen niet van hen aftrekken, ze zouden waarschijnlijk onverminderd hogere honoraria kunnen bedingen. Een saillant actueel geval is natuurlijk Wibi Soerjadi. Iedere recensent met vakkennis en merg in zijn botten, elke ervaren pianoliefhebber walgt met reden van zijn fondanten pianistiek. Met redenen omklede slechte kritieken te over. Niettemin is hij bij het grote publiek geliefder dan de meeste echte grote pianisten. Het omgekeerde komt eveneens voor. Mevrouw Niemand, zonder publieksgunst of enigerlei bekendheid kan door de gezamenlijke kritiek in de hemel worden geprezen zonder dat ze daardoor meer engagementen krijgt.

Toegespitst op de media, meer in het bijzonder op muziekconserven moet de criticus met enig inzicht in de sociale en economische omstandigheden nuchter vaststellen, dat hij geen instantie meer is die mede over roem, succes of falen van een interpreet of een componist kan beslissen. Zijn oordeel heeft hooguit een begeleidende funktie, waarop de muziekwereld. Net als de rolverdeling tussen de olifant en de nijver zoemende mug. Meer niet en mogelijk is dat wel goed ook.

Deze gestaag verminderde invloed vloeit voort uit tal van ontwikkelingen, zoals daar zijn de internationalisatie van het muziekleven tegenover vaak slechts regionaal geschrijf, het overaanbod van informatie en software waarin de scribent verloren raakt of tenminste niet meer wordt geabsorbeerd, de manipulerende macht van pr lieden en sensatiepers, de alsmaar groter geworden invloed van vooral de TV. Kortom het is een gevolg van veranderde structuren in de presentatie, de communicatie en het management, waardoor de vroeger overzichtelijker ijkpunten zijn uiteengevallen in een gecompliceerd systeem van gedeelde en gecombineerde overdrachtskanalen.

Alles wat de recensent aan lofhymnen of gepeperde negatieve beoordelingen voortbrengt stuit daarop af en bereikt nauwelijks iets meetbaars. Feitelijk heeft hij twee mogelijkheden. Hij volgt braaf de heersende hypes en modetrends, probeert ze hooguit een stap voor te blijven en levert de branche zo goed bruikbare reclamekreten. In bladen als Klassieke Zaken levert hij zelf al dergelijke advertorials.  Of hij staat op zijn onafhankelijk oordeel, waarvan hij hoopt dat het nog ergens wordt gepubliceerd en gelezen en dat er tenminste een kleine groep Kenner und Liebhaber  is die waarde aan zijn mening hecht, die graag wat extra inzicht, muziekkennis opdoet, over muziek en interpretatie nadenkt, door vergelijking relaties legt en zich daardoor positief laat beïnvloeden.

Hoeveel speelruimte er ook is tussen deze muziekkritische praktijk van alledag, feit blijft de zeer geringe invloed van de recensent op de uitbrengpolitiek van de muziekindustrie en op het aankoopgedrag van het publiek. Voorbij is trouwens de tijd van de verlokkende verleidingen, waarin de platencriticus werd uitgenodigd bij operapremières, opnamesessies, jubilea, internationale persconferenties, feitelijk bedoeld als smeermiddel om een goede kritiek te krijgen. Vaak een poging van beïnvloeding vooraf, die al dan niet slaagde vooral afhankelijk van de instelling van de journalist in kwestie: als onderdanig dienaar van de gastheren of als onafhankelijk beoordelaar, die weer met een dikke cassette huiswaarts keerde.

Van critici die nog niet voldoende zijn doordrongen van hun verdrijving uit het paradijs wordt nog wel eens het argument gehoord dat ze niet echt over de mérites van een vertolker kunnen oordelen op basis van diens opnamen alleen. Je moet hem of haar liefst eerst een paar keer live hebben gehoord om  te weten wat de bewuste artiest echt waard is. Dat klinkt gewetensvol en er zit ook veel in, maar met de overvloed aan opnamen van in Nederland niet of nauwelijks optredende lieden is aan die voorwaarde die technische manipulatie uitsluit moeilijk te voldoen. Bovendien degradeert zo’n opvatting hetgeen uit een stel (goede) luidsprekers komt ten onrechte tot een soort tweederangs muziek. De tijd waarin geraffineerde microfoontechnieken en bijna oneindig veel bandlassen van een stumper een synthetisch genie konden maken, is wel voorbij. Onhoorbaar gecorrigeerde en aaneengelaste losse noten dreigen nauwelijks nog het kritisch waardeoordeel te ontregelen zoals ook menige live opname illustreert.

De oren moeten het belangrijkste ijkpunt blijven; het optische, de uitstraling van de kunstenaar mag geen te grote rol gaan spelen. Niet de geluidstrillingen doch een complexe osmose van buitenmuzikale invloeden dreigt dan de overhand te krijgen.

Wie vroeger de internationaal samengestelde horde muziekcritici bij een belangrijk festival waarnam, werd niet zelden door plaatsvervangende schaamte bevangen. Als hoge ambtenaren namen ze hun geprivilegieerde plaatsen in, voerden gewichtige gesprekken in de pauze, wierpen zich tussendoor op telefoons en schrijfmachines en applaudisseerden niet of karig. Een merkwaardige vorm van muzikale dienstverlening die soms zelfs ontaardt in maatschappijkritiek.

Meestal is er niet de ruimte om naar aanleiding van een cd of een  uitvoering om nog aandacht te besteden aan een analyse van aanleiding, presentatie, subsidiëring reclame en dergelijke, factoren die van invloed kunnen zijn geweest op het eindresultaat. Arnold Schering sprak in dit verband al in 1928 over Organisatiekritiek naast de kritiek op werk en uitvoering. Daarin moest worden belicht hoe het geheel tot stand was gekomen. Eigenlijk zou een cd kritiek pas helemaal volledig zijn wanneer niet alleen over het object wordt bericht, over muzikale en technische facetten, maar ook over de (onhoorbare) ontstaansgeschiedenis. Helaas is die vaak niet te achterhalen.

Hoe onzekerder het lot van de muziek wordt, des te meer zou men in het belang van een goede overlevings strategie en van een geëngageerd en zuiver begrip bij de luisteraar interesse moeten wekken. Om die belangstelling te stimuleren zijn haast alle methodes geoorloofd zolang ze de kritische discussie stimuleren. Alles wat maar kan bijdragen tot het regenereren, verlevendigen en aanwakkeren van een veelzijdig muziekleven en een hoogwaardig, redelijk geprijsd en breed cd aanbod.

In deze zin is het geen straf om af en toe nostalgisch na te mijmeren over de conflictsituaties die eerst het superkritische optreden van Hélène Nolthenius en mij in de jaren vijftig bij Luister en later van 1961 tot 1981 Ben van der Klei en weer ik zelve bij Disk veroorzaakten. Van de kant van de toen ineens verenigde muziekindustrie leidde dat tot dreigementen met een kort geding en kortstondige boycotacties (geen recensieplaten, geen advertenties meer). Het heeft me een aantal keren de kop gekost, dat wel. Maar het was de moeite waard!