Fonografie Muziek

EIGENTIJDSE COMPONISTEN

EIGENTIJDSE COMPONISTEN, EEN HANDVOL Reeksen, radicalen en de mislukte elektronische revolutie Waar ligt voor de gemiddelde luisteraar de tolerantie drempel. Voor heel wat ouderen al bij de grote componisten uit de twintiger en dertiger jaren, voor jongeren, die onbelas­ter, vrijmoediger en opener tegenover de muziek staan, zijn de appreciatie grenzen veel moeilijker aan te geven: ze zijn vaak ook glijdend en afhankelijk van de stroming in kwestie. Want één ding is zeker: er mag een gebrek aan algemeen erkende grootheden zijn, aan diversiteit is geen gebrek.Om bij het uitsorteren van die richtingen een handreiking te doen is de volgende summiere selectie uit de naoorlogse composities gemaakt. Muziek van componisten, die dus deels al vooroorlogs zijn. Vertrekpunten vormen de Tweede Weense School met Schönberg, Berg en Webern enerzijds en de in Parijs werkzame Messiaen. Wat de navolgers van de Tweede Weense School tot stand brachten verzandde tenslotte in academische dorheid. Interessanter is, wat zo tegengestelde naturen als Stockhausen en Boulez (aan wie afzonderlijke hoofdstukken zijn gewijd) tot stand brachten. Gemeen hebben ze, dat ze beiden bij Messiaen studeerden en dat ze eveneens heel radicaal waren in hun opvatting over de toekomst van de muziek. Weg met de overgeleverde vormen, het taalgebruik en de instituties. Er was behoefte aan een heel nieuwe muziektaal. Na een zo drieste oorlog vol internationale conflicten leek verzoening voor de hand te liggen. Niet in de kunst dus. Het leek wel of de totale oorlog en zijn gevolgen de jonge componisten tot een volkomen breuk met het verleden inspireerde. In de schaduw van destijds groten als Britten, Shostakovitch, Varèse, Cage en Copland (om maar een greep te doen), die in hun oren gebruiksvriendelijke muziek schreven, wilden ze een nieuwe stijl, een volledige koerswijziging.Waar hadden ze mee te maken? Allereerst met het serialisme. Merkwaardig en paradoxaal genoeg was een aantal pioniers van de eerste generatie - Schönberg en Kre­nek - van die richting tengevolge van de Nazi politiek vanuit Centraal Europa in de V.S. terecht gekomen. In het naoorlogse Europa werd zo mogelijk met nog meer fanatisme die draad weer opgepakt, nu met de wil om het serialisme voor altijd te laten doorbreken.Doch hoewel Schönberg werd bewonderd om zijn atonaliteit en Stravinsky werd gewaardeerd vanwege zijn ritmische vernieuwingen in de Sacre, werd dit tweetal bekritiseerd, omdat ze niet ver genoeg waren gegaan in de toepassing van hun vond­sten. Stravinsky had het trouwens gauw weer verbruid met zijn neoklassieke werken, Pulcinella voorop. De jonge rebellen experimenteerden dra met werk, waarin louter werd uitgegaan van toonreeksen, maar waarin ook meteen alle conventionele gedachten over toonaard, ritme en muziekstijl overboord werden gezet. Die toonreeksen beïnvloedden vaak meteen ook de toonhoogte en -duur en de muziek werd onderworpen aan technologische of linguïstische parameters.Tenslotte werden ook de gedachten over wat muzikaal geluid nu eigenlijk inhoudt aan grondig onderzoek onderworpen met nieuwe uitkomsten als gevolg. Aan de ene kant had een vernieuwer als Edgard Varèse aangetoond, hoe alledaagse geluiden en slagwerk effecten de basis konden vormen van een kunstwerk. Aan de andere kant had John Cage een ruimere, plooibaarder muzikale achtergrond voorgesteld: hij liet zich onder meer door Oosterse muziek inspireren. Bovendien kwam daar de toepassing van de taperecorder bij in de jaren vijftig. Met flankerende apparatuur kon worden geëxperimen­teerd met elektronische muziek en met Musique concrète.Voor de oudere en jongere componisten van nu, die loyaal bleven aan die naoorlogse beweging, blijven die drie richtingen bepalend. Ze werden natuurlijk wel verder uitge­diept en verbreed in de daarop volgende ontwikkelingen. Naarmate de zuivere en beperkte oorspronkelijke visie werd verrijkt door contacten met andere artistieke realiteiten - het gebruik van de elektronica, de relatie van de nieuwe muziek tot het muziektheater, de combinatie met woorden en buitenmuzikale programma's en zelfs de overgeleverde symfonische vormen - ging een steeds breder wordende rivier stromen vanuit die oerbronnen. Er vormde zich een brede delta, net zoals dat met de stromingen in de popwereld gebeurde sinds de jaren vijftig.Een dergelijke verscheidenheid lijkt in tegenspraak met de pioniers, die zelf trouwens heel verschillende wegen insloegen. Maar hoe dan ook, in de ruim vier decennia die zijn verstreken sinds Structures, Boulez' eerste poging op het gebied van het totale serialisme en Stockhausens even oorspronkelijke Kreuzspiel, zijn de opvattingen over de nieuwe muziek drastisch gewijzigd.In het algemeen aanvaarden we thans muzikale ingewikkeldheden, waar onze grootva­ders absoluut geen raad mee zouden hebben geweten. Alleen al daarom kan worden vastgesteld, dat die naoorlogse Parijse vernieuwers hun radicale doeleinden tenminste in die zin hebben verwezenlijkt. Aan de voorlopers zelf - Stockhausen en Boulez - is in afzonderlijke hoofdstukken aandacht besteed. Natuurlijk zijn er legio andere belangrijke 20e eeuwse componisten, die de aandacht waard zijn. Het is zo bezien een mer à boire, waarin met name toondichters als Elliott Carter (1908), de huidige doyen onder de Amerikanen, Iannis Xenakis (1922), Luciano Berio (1925), Mauricio Kagel (1931), Alexander Goehr (1932) en zijn Engelse volgelingen uit de Manchester school Harrison Birtwistle (1934) en Peter Maxwell Davies (1934), de eerste minimalisten (Glass, Reich en Adams), de symfonici Henze, Tippett en Simpson, de moderne Russen (Schnittke, Kancheli, Goebaidoelina, Oestvols­kaya), de Hongaar Kurtág en de wijzen uit het Oosten Isang Yun (1917) Toru Takemitsu (1930), Tan Dun (1957), Bright Sheng (1956) en Priti Paintal (1960) aandacht verdienen.Anderen, zoals Gorecki, Rihm, Henze, Penderecki, Ligeti en Schnittke kregen een eigen hoofdstuk. Weer anderen, nog steeds dromend van muziek als universele wereldtaal, integreerden gedachten uit andere werelddelen met behulp van fusie en synthese, maar ook ginds stonden belangrijke componisten op. Toru Takemitsu in Japan, Tan Dun en Bright Sheng in China, Isang Yun in Korea. Maar er blijft genoeg over voor het volgende summiere beeld, waarin is getracht hier en daar een paar gemeenschappelijke noemers aan te brengen. De enorme diversi­teit van benadering maakt het steeds dubieuzer om duidelij­ke structuren en rubricerin­gen te willen maken. Waarschijnlijk staan we ook nog te dicht op de materie om deze afstan­delijk gedegen te kunnen inventariseren. De discografieën zijn bewust beperkt gehouden tot kennisma­kingswerken en hoogte­punten.  ELLIOTT CARTER, DOYEN VAN DE AMERIKAANSE COMPONISTENCarter is de doyen van de Amerikaanse componisten. Op zijn eigen manier maakt hij deel uit van de avant-garde. Aangemoedigd door Ives ontwikkelde hij zich langzaam vanuit een neoklassiek standpunt voordat hij zijn eigen stijl vond in een nogal overladen, complexe taal waar de muzikale gebeurtenissen elkaar in een droomachtig tempo en dito snelheid opvolgen. Dat Carter graag overgeleverde vormen hanteert, is niet zo verwonderlijk. Met name zijn eerste strijkkwartet bracht hem in 1953 internationale roem. Zijn verdere oeuvre omvat heel wat compositietakken. Een integrale opname van de vier strijkkwartetten vormt een fraai document, mede omdat ze de tijdspanne tussen 1951 en 1986 beslaan. Met de Elegie uit 1943 brengen ze helder in kaart, hoe Carters ontwikkelingsgang was. Het begint neoklassiek in de geest van Copland, rond 1950 is een overgang te constateren richting begin 20e eeuws Weens expressionisme met behoud van de grote vormen en de ritmische veerkracht, die we als typisch Amerikaans ervaren. Het mooist is het tweede kwartet. In het derde kwartet lijkt sprake van een soort crisis rond dat expressi­onisme: het medium is tot scheurens opgerekt. Het vierde kwartet is dan weer rustiger en lichtvoetiger Dat in de opname de stemmen ook in akoestisch opzicht wisselen, komt omdat tijdens de opnamesessies de uitvoerenden overeenkomstig de bedoelingen van de componist van plaats verwisselden.Op de Erato cd van Boulez is een viertal late werken bijeengebracht; twee andere late werken zijn door Knussen op DG vastgelegd. Werken vol verfijnde sonoriteiten. Een goede kennismaking vormt ook het vioolconcert, een laat werk uit 1990, dat iets weg heeft van een kubistische variant op Mendelssohns vioolcon­cert. De drie delen gaan ook zonder onderbreking in elkaar over en tussen die delen schijnt de violist zijn viool te stemmen: een Musikalischer Spass à la Mozart.Het Concert voor orkest uit 1969 is een complex, vierdelig korrelig dicht en compromis­loos werk met een concertino van zeven rond een vleugel verenigde instrumenten, die optreden als "goedbedoeld, maar impotent bemiddelaar". Het variatiewerk is hel inventief en fascinerend. DISCOGRAFIEConcert voor orkest; Three Occasions for orchestra; Vioolconcert. Ole Böhn met London Sinfonietta o.l.v. Oliver Knussen. Virgin VC 791.503-2 of 759.271-2.Pianoconcert; Orkestvariaties. Ursula Oppens met het Cincinnati symfonie orkest o.l.v. Michael Gielen. New World NW 347-2.Pianoconcert; Concert voor orkest; 3 Occasions for orchestra. Ursula Oppens met het Südwestfunk orkest o.l.v. Michael Gielen. Arte Nova 74321-52248-2.Klarinetconcert; Symphonia Sum fluxae pretium spei. Michael Collins met het BBC symfonie orkest o.l.v. Oliver Knussen. DG 459.660-2.A mirror on which to dwell; Hoboconcert; Esprit rude/esprit doux; Penthode. Phyllis Bryn-Julson, Heinz Holliger, Sophie Cherrier, André Trouttet en het Ensemble InterContemporain o.l.v. Pierre Boulez. Erato 2292-45364-2.De 4 strijkkwartetten. Juilliard kwartet. Sony 47229 (2 cd's). DE OORSPRONKELIJKE MINIMALISTENDe wortels van het muzikale minimalisme zijn te vinden in het New Yorkse Underground wereldje uit de zestiger jaren. Minimalisme slaat op het gebruik van zorgvuldig geplande herhalingscyclussen. Gewoonlijk speelt zich op de voorgrond een geanimeerd en helder gekleurd simpel leven af tegen een nogal gelijkblijvende achtergrond van langzaam wisselende accoorden. Het begrip kreeg een nog zuiverder betekenis, toen het van toepassing werd op iedere stijl, waarin de muziek tot uiterste eenvoud is gereduceerd. De pioniersgeest van Steve Reich en Philip Glass heeft zich in diverse richtingen vertakt. De gemeenschappelijke noemer voor de meeste minimalisten is een voorkeur voor het muzikale experiment in termen van tonaliteit en toegankelijkheid in plaats van voor de door de eerdere avantgar­disten gepropageerde harde lijn. Diezelfde wens inspireerde ook andere componisten, die verder niet zo onder de bekoring van glanzende oppervlakken en een kalme muziek­stroom zijn.Sommigen, zoals Robin Holloway, verlenen een moderne gevoeligheid aan romantische muziek door oudere stijlen in nieuwe vormen te gieten en hun materiaal in de geest van Stravinsky te putten uit citaten en bewerkingen. Anderen, als Colin Matthews, hebben ondanks hun minimalistische uitgangspunt getracht om zich op de dynamischer aspecten daarvan te concentreren en deze te verbinden met progressieve aspecten van het traditionele componeren. Een derde groep, met Mark Anthony Turnage, heeft nieuwe kracht geput uit jazz en volksmuziek en meent daarmee iets te zeggen te hebben aan het laat twintigste eeuwse publiek.Deze grote diversiteit maakt het moeilijk om etiketten te plakken op de diverse stijluitin­gen. Pluralisme en eclecticisme zijn schering en inslag. De vroegere categorieën conservatief en progressief hebben veel aan betekenis verloren en zijn hooguit nog nuttig als wegwijzer. Maar ook andere omschrijvingen moeten niet meer te letterlijk worden genomen. Religieuze muziek bijvoorbeeld heeft bij de modernen meer met contemplatie dan met verering te maken. Politiek getinte muziek heeft minder met links fanatisme dan met algemeen menselijke zorgen te maken. Voor gevestigde figuren als Hans Werner Henze en Michael Tippett, die de symfonie nooit helemaal ontrouw werden, zullen deze ontwikkelingen niet als een verrassing zijn gekomen. Het ongewone element in de hele ontwikkeling is een snel veranderend waardesysteem, dat mede steunt op een massatechnologie, die tot nu toe alleen de wetten van de marktwerking idealiseert dan de klassieke waarden van kwaliteit. Kortom, een zinnige indeling in duidelijk gedefinieerde groepen is erg moeilijk. JOHN ADAMS (1947)De ster van Adams is de afgelopen tien jaar snel gestegen. Hij componeert ongedwon­gen en afgeleide partituren vol makkelijk te volgen muziek met vaak intrigerende titels. Zijn grote kracht schuilt in een melodische gave en in emotionele zeggingskracht. Zijn melodielijnen zweven fraai boven de minimalistische ondergrond.In zijn Harmonielehre kunnen kenners van Wagners muziek op gang gaan naar citaten. Het bijna 40 minuten durende werk is driedelig. Het eerste deel is wat lang uitgevallen, maar het begint boeiend in ritmisch opzicht en bezit fraaie kleuren. Het tweede deel, Amfortas' wond, bezit krachtige melodische impulsen en de finale - Meister Eckhardt and Quackie - is een fraai kleurenspel, waarin droomfiguren door het heelal lijken te zweven. Short ride in a fast machine met zijn opwindende buitelingen en zijn raketachti­ge voortstuwing schijnt het meest­ge­speelde werk van een levend Ameri­kaans compo­nist te zijn.Het schrijven van hele opera's door de jonge wilde minimalisten is vooral voorbehouden aan Adams. Wie daarvan een voorproefje wil hebben aleer hij zich aan het hele werk waagt, moet The chairman dances, een politiek geladen energieke foxtrot met 13 minuten speelduur uit de Nixonopera als Hollywood fantasie proberen. De andere werken op de cd van De Waart tonen de bandbreedte van Adams' compositori­sche bedoelingen en resultaten. Beide Fanfares verraden hun afstamming van Ives en Copland. In feite is dit een ideale Adams cd voor beginners omdat het hier gaat om een staalkaart van descriptieve werken, waarin het parodisti­sche (van veelal de Amerikaan­se maatschappij) leuk wordt gecombineerd met een fraai glanzende orkestratie. Christian zeal and activity is niet anders dan een variatie op "Onward, Christian Soldiers", maar dan niet luid en vol vertrouwen voorge­dragen, doch pianissimo en dus naakt en kwetsbaar door een klein strijkersensemble. Ook de resterende werken hebben een sensuele aantrekkingskracht, die moeilijk is te weerstaan.Ook in Shaker loops ontbreekt het niet aan verbeelding en intensiteit; Harmonium is een minimalistische zetting van drie gedichten voor koor en groot orkest. Eerst komt John Donne's "Negative love", daarna een tweetal van Emily Dickinson.De plaat met The wound dresser en Fearful symmetries illustreert fraai 's componis­ten beide polariteiten. Eerstgenoemd werk is een zetting van Walt Whitmans gelijknami­ge gedicht, dat verhaalt van de eigen ervaringen van de dichter bij het verplegen van gewonde en stervende soldaten tijdens de burgeroorlog. De verschrikkingen van de oorlog worden navrant geschilderd, maar er is ook sprake van een overtuigend blijk van mededogen en medemenselijkheid. Adams' elegische en sfeervolle toonzetting is een van zijn toegankelijkste en helderst georkestreerde werken. De krachtige drieklank harmonieën en de lyrische melodische schoonheid onderstrepen het karakter van de tekst heel mooi.Fearful symmetries is daarentegen een voorbeeld van Adams' "trickster pieces": oneerbiedig en in hoge mate onderhoudend. De getoonde energie en het perpetuum mobile karakter maken het minimalistische stuk goed verteerbaar.Nixon in China gaat niet zozeer over wereldpolitiek als wel over de psychologie van de hoofdpersonen. In zoverre is het een menselijk drama op basis van Alice Goodmans libretto. Het begint met veel drukte om formaliteiten, functies en fel debat, maar geleidelijk verflauwt de energie en komen de menselijke zwakheden aan het oppervlak. Vooral in de levendiger gedeelten is Adams op zijn best.In The death of Klinghoffer vindt de dood tweemaal plaats: akoestisch als een met veel fantasie waarneembare gebeurtenis en als symbolische handeling. Beide gebeurte­nissen samen vergen ruim tien minuten. Daarentegen heeft het zes jaar geduurd voordat de moord op de gehandicapte Amerikaanse toerist Leon Klinghoffer aan boord van het door Palestijnse vrijheidsstrijders bezette cruiseschip Achille Lauro in 1985 door Adams in de Brusselse Muntschouwburg op het toneel werd gebracht. Niettemin een geweldige bekorting in de tijd ten opzichte van zijn in 1987 in wereldpremière gebrachte theaterale eersteling, Nixon in China. Een voor moderne begrippen lange incubatieperiode van de realiteit tot de ironische devotionalie.Veranderd zijn intussen ook de stijlmiddelen: het werk is eerder een dramatisch oratorium dan een opera. Met de repetetieve minimal music heeft Adams hier niet zoveel meer op, hij schuwt het zelfs niet terug te vallen op Bachs passiemuziek en een soort Satie-achtige Gymnopédie (de climax van de 2e akte). Het probleem van de Joden en de Arabieren dwingt hem tot een bredere kijk. Uit de vroegere eentonigheid in majeur is nu een Soap-Opera in mineur geworden, zonder dat de jammerklacht over de deplorabele toestand waarin de wereld tegenwoordig verkeert ook maar iemand aan de grenzen van het onverdraag­lijke brengt. Alle ellende niet in realistische, doch in symbolische, hapklare en welluiden­de vorm. DISCOGRAFIEHarmonielehre; The chairman dances; 2 Fanfares; Short ride in a fast machine. Jonathan Holland en Wesley Warren met het Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 555.051-2.Harmonielehre. San Francisco symfonie orkest o.l.v. Edo de Waart. Nonesuch 7559-79115-2.The chairman dances (foxtrot); Christian zeal and activity; 2 Fanfares; Short ride in a fast machine. San Francisco symfonie orkest o.l.v. Edo de Waart. Nonesuch 7559-79144-2.Chamber symphony; Grand pianola music. London Sinfonietta o.l.v. John Adams. Nonesuch 7559-79219-2.Chamber concerto; Shaker loops; Phrygian gates. Ensemble Modern o.l.v. Sian Edwards. RCA 09026-68674-2.Fearful symmetries; The wound-dresser. Sanford Sylvan met het Orchestra of St. Luke's o.l.v. John Adams. Nonesuch 7559-79218-2.El dorado; Berceuse élégiaque; The black gondola. Hallé orkest o.l.v. Kent Nagano c.q. London Sinfonietta o.l.v. John Adams. Nonesuch 7559-79359-2. Shaker loops (met werken van Glass, Reich en Heath). London Concert orkest o.l.v. Christopher Warren Green. Virgin  759.610-2.Vioolconcert; Shaker loops. Gidon Kremer met het Londens symfonie orkest o.l.v. Kent Nagano c.q. Orchestra of St. Luke's o.l.v. John Adams. Nonesuch 7559-79360-2.China gates; Phrygian gates. Gloria Cheng-Cochran. Telarc CD 80513. Harmonium. San Francisco symfonie orkest en -koor o.l.v. Edo de Waart. ECM 821.­465-2.Hoodoo zephyr. John Adams. Nonesuch 7559-79311-2.Nixon in China. Sanford Sylvan, James Maddalena, Thomas Hammons, Mari Opatz, Stephanie Friedman e.a. met het St. Luke's koor en orkest o.l.v. Edo de Waart. Nonesuch 7559-79177-2.The death of Klinghoffer. James Maddalena, Thomas Hammons, Sanford Sylvan, Sheila Nadler, het Londens operakoor en het orkest van de opera in Lyon o.l.v. Kent Nagano. Nonesuch 7559-79281-2 (2 cd's). STEVE REICH (1936)Getemperd geweld van keybords en de heldere klanken van hoge hout- en koperblazers in een weefsel van voortdurend herhaalde patronen vormen het waarmerk van de minimal muziek. Reich was een van de Founding Fathers met zijn gecombineerde intellect en verbeelding. Hij toonde veel inzicht bij het integreren van niet-Westerse muziek.Wie muziek van Reich beluistert, dreigt in een maalstroom te raken. De componist, die zich bij voorkeur omringd met een stel uitverkoren interpreten, zorgt voor metrisch feilloze muziek, die een krachtige ritmische adem heeft. De luisteraar wordt doorgaans niet losgelaten eer de laatste toon is verstomd.8 Lines is minimal music op zijn fundamenteelst. De vitaliteit van het stuk ten spijt krijgt de luisteraar vroeger of later het idee naar een band zonder eind te luisteren. In 6 Piano's, de Music for mallet instruments en de Variaties voor blazers, strijkers en keybords blijkt de ontwikkeling, die Glass doorliep: alsof de naald in dezelfde plaatgroef blijft sporen. De veranderingen in de muziekpatroontjes vinden bijna onmerkbaar plaats in beide eerste werken. Associaties met de drugscultuur liggen voor de hand. Six Piano’s uit 1973 is wat agressiever van aard, de Music for mallets met mildere marimba klanken is vriendelijker. In de Variaties (1980) wordt een groot orkest ingezet en de herhalingen en ostinati, die geleidelijk steeds verder uit fase raken, hebben eerder een troostend dan een pakkend effect. In Different trains, een autobiografisch werk, waarin enigszins melancholiek herinne­ringen worden opgeroe­pen aan de naoorlogse jaren, toen de componist als kind nog Amerika per trein doorkruiste, vloeien op het hoogtepunt talloze stijlen ineen en dat niet alleen in minima­listische zin. Men wordt door het ritme van stoomlocomotieven, die worden doorsneden door fluitsignalen en brokken opgenomen gesprekken aan Honeggers Pacific 231 herinnerd, al bestaan er natuurlijk idiomatisch gezien grote verschil­len tussen beide werken. Electric Counterpoint (1987) is een kort stuk voor live en opgenomen akoestische gitaren.

Bij Reich domineert een hymnisch-religieuze polsslag; in elk geval wordt de luisteraar meegenomen op een zeldzaam diepzinnige treinreis met het Kronos kwartet als betrouw­baar machinist.

Bij Tehillim gaat het om de Hebreeuwse versie van Psalm 19 en 18 voor vier vrou­wenstemmen: een hoge sopraan, twee lyrische sopranen en een alt, waarbij klappen en tromgeluiden de begeleiding vormen. De jazzy syncopen en Cubaanse ritmen lijken er met de haren bijgesleept. Niet zozeer koffie verkeerd als wel Bernsteins Chichester Psalms verkeerd. DISCOGRAFIE8 Lines (met Adams: Shaker loops; Glass: Company; Heath: Frontier). London Concert orkest o.l.v. Christopher Warren-Green. Virgin 561.121-2.Music for mallet instruments, voices and organ. Steve Reich e.a. met het Londens symfonie orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. Nonesuch 7559-79220-2.Variations for winds, strings and keybord (met Adams: Shaker loops). San Francisco symfonie orkest o.l.v. Edo de Waart. Philips 412.214-2.Music for 18 musicians. Ensemble modern. RCA 09026-68672-2.6 Piano's; Music for mallet instruments; Variaties. Div. uitvoerenden, o.a. San Francisco symfonie orkest o.l.v. Edo de Waart. DG 439.431-2.Different trains; Electric counterpoint. Kronos kwartet c.q. Pat Metheny. Nonesuch 7559-79176-2.Tehillim. Steve Reich e.a. o.l.v. George Manahan. ECM 827.411-2.El dorado; Busoni: Berceuse élégiaque; Liszt: The black gondola (bew. Adams). Hallé orkest o.l.v. Kent Nagano c.q. London Sinfonietta o.l.v. John Adams. Nonesuch 7559-79359-2.  PHILIP GLASS (1936)Naar verhouding ging Glass simpeler, meer recht door zee te werk in zijn toepassing van minimalisme. Hij bleef wel altijd de spil van de beweging en toonde belangstelling voor een fusie met de popmuziek door een samenwerking aan te gaan met David Bowie en Brian Eno, zoals blijkt uit zijn Lowland symphony.Meer dan andere minimalisten dwingt Glass to stellingname pro of contra van de luisteraar: onverschilligheid jegens hem is vrijwel uitgesloten. In zoverre heeft Glass wat gemeen met Wagner. Er zijn ook andere overeenkomsten, bijvoorbeeld waar het beider ambities over multimediaal, mythologisch-ritueel theater betreft. Men vergelijke onder dit gezichtspunt Wagners Ring of Parsifal met Glass trilogie Einstein on the beach, Satyagraha en Akhnaten.In Einstein on the beach, zijn eerste opera, verhief Glass het gebruik van langzaam verschuivende ostinati tot bijna epische schaalgrootte. Het werk neemt belangrijke momenten uit Einsteins leven als basis voor de zeven taferelen in drie aktes, die onderling gerelateerd zijn door gedroomde visuele beelden, die op hun beurt zijn ingegeven door de laatste helft van de titel On the beach, verwijzend naar Nevil Shute's nucleaire Apocalyps.Satyagraha gaat over de beginjaren van Mahatma Gandhi op basis van een keuze uit de tekst van de Bhagavadgita, in het oorspronkelijke Sanskriet gezongen en geïntegreerd als een andere streng van het complexe klankweefsel. Het in wezen statische minimalis­tische karakter wordt zo op energieke wijze doorbroken.De mythische figuur van de Egyptische koning en zonnegod Achnaton staat in het voetlicht van zich manisch in een kring om hem bewegende muzikale sferen, die additief worden aangebracht. De opera is vervuld van historische geesten en zijn levensstroom ligt besloten in de alweer hypnotische achtergrond, die door het orkest wordt verzorgd. Met name het slot met zijn woordloze melismen is heel pakkend. Zo surft Glass op de minimalistische golven als een verklaarde keukenchef, voortdu­rend intercultureel geïnteresseerd, waardoor zijn cross-overs heel makkelijk verlopen. Wie zich voor het eerst aan Glass waagt, kan daarvoor haast het beste de twee balletmuzieken Dance Pieces en Glass Pieces kiezen: hypnotiserende muziek vol eindeloos herhaalde ritmische patronen. Company is bondiger: vier korte, scherp contrasterende stukken voor strijkers; Façade is een treffende cantilene voor sopraan­saxofoon tegen een achtergrond van golvende strijkers.

Velen beschouwen de drie uur Music in 12 parts voor keybords, fluiten, saxofoon en een vocaliserende sopraan als één van 's componisten beste werken. Aan de ene (negatieve) kant is het 't muzikale equivalent van een zintuiglijke ontwenningskuur, aan de andere (positieve) kant een prachtig lexicon van minimalisti­sche technieken, waarmee meteen een goed inzicht wordt gegeven in Glass' intellectue­le en artistieke beweegrede­nen. Zijn reizen door Afrika en India, zijn lessen van Ravi Shankars slagwer­ker Allah Rakha hadden grote betekenis voor zijn creativiteit.

Het 1e van Glass' vijf strijk­kwartetten dateert uit 1966. Het toont de componist op z'n zwakst: het middendeel met de titel "ambient pause" biedt 1'54" stilte.... Wie wil weten, hoe het met het minimalisme verder gaat, kan zijn oor te luisteren leggen bij bijvoorbeeld Michael Nyman (1948) en Gavin Bryars (1943). Nyman werkte veel samen met filmer Peter Greenaway, wat onder meer leidde tot de muziek voor Jane Campions film The piano. Zijn Drowning by numbers is heel kenmerkend voor zijn stijl: een ruw klinkende barokachtige melodie, verrijkt met elektronisch versterkte saxofoons en violen tegen een achtergrond van dreunende bassen (Essential Michael Nyman Band op Decca 436.820-2). DISCOGRAFIEDance pieces; Glasspieces; 5 Dansen uit In the upper room. Ensemble o.l.v. Michael Riesman. Sony 39539.Music in 12 parts. Philip Glass ensemble. Virgin CD VEBX 32 (3 cd's).Music in 12 Parts. Philip Glass ensemble. Nonesuch 7559-79324-2 (3 cd's).Company; Façades (met werken van Adams, Reich en Heath). London Concert orkest o.l.v. Christopher Warren Green. Virgin 561.121-2.Two pages; Contrary motion; Music in fifths; Music in similar motion. Philip Glass ensemble. Nonesuch 7559-79326-2.Hydrogen jukebox. Philip Glass ensemble o.l.v. Michael Riesman. Nonesuch 7559-79286-2.Music with changing parts. Philip Glass ensemble. Nonesuch 7559-79325-2.Strijkkwartetten no. 2-5. Kronos kwartet. Nonesuch 7559-79356-2.Strijkkwartet no. 1 (met Barber: Strijkkwartet en Dvorak: Strijkkwartet no. 12). Duke kwartet. Collins 1386-2.Anima mundi; Mishima; Powaqattsi; The thin blue line (sound-tracks). Michael Riesman, Kronos kwartet, Philip Glass ensemble e.a.. Nonesuch 7559-79329-2.La belle et la bête. Janice Felty, Gregory Purnhagen en het Philips Glass ensemble o.l.v. Michael Riesman. Nonesuch 7559-79347-2.Einstein on the beach. Lucinda Childs, Gregory Dolbashian, Jasper McGruder, Sheryl Sutton, Gregory Fulkerson met het Philip Glass Ensemble o.l.v. Riesman. Nonesuch 7559-79323-2 (3 cd’s).Einstein on the beach. Lucinda Childs, Samuel Johnson, Paul Mann, Sheryl Sutton, Paul Zukovsky met koor en Glass ensemble o.l.v. Michael Riesman. Sony 38875 (4 cd's).Satyagraha. Douglas Perry met koor en orkest van de New York City Opera o.l.v. Christopher Keene. Sony 39672 (3 cd's).Akhnaten. Paul Esswood, Milagr Vargas, Melinda Liebermann, Tero Hannula e.a. met koor en orkest van het Staatstheater Stuttgart o.l.v. Dennis Russell Davies. Sony 42457 (2 cd's). IANNIS XENAKIS (1922)Griekenland - aan culturele associaties geen gebrek. Alleen op het gebied van de serieuze muziek gaapt een tamelijke leegte. In elk geval interesseert die serieuze muziekwereld zich slechts voor één componist van de Peloponesos: Iannis Xenakis. Sterk beïnvloed door nabuurdisciplines als filosofie en wiskunde, als architect zeer begaafd (en jarenlang medewerker van Le Corbusier) verraden zijn vaak experimenteel aandoende composities trekken, die een brede acceptatie in de weg staan. De verbrei­ding van de computer zou daar verandering in kunnen aanbrengen, want ook deze speelt voor Xenakis een belangrijke rol. Zijn partituren ogen vaak als een werktekening op een architectenbureau en hij verkleinde inderdaad de kloof tussen muziek en wetenschap op een manier, die niet alleen de componisten van de "nieuwe complexi­teit", maar ook heel wat rock musici inspireerde. Geen wonder, dat een gevoel van rauwe, niet vooraf beraamde expressie als eerste reactie op Xenakis' muziek optreedt.Toch moet men zich niet laten afschrikken door begrippen als élitair of intellectualistisch voor deze muziek. Ook van andere, vroegere componisten kan men genieten zonder precies op de hoogte te zijn van hun werktechnieken. Het klinkend resultaat van Xenakis' muziek heeft niets dors of academisch. Als waar alchimist zorgt hij voor haast fysiek tastbare effecten. In Palimpsest levert de simpele gedachte van niet herhaalde toonladderpatronen een opwindende rit in de roetsjbaan naarmate de instrumenten om de voorrang strijden. In scherp contrast hiermee is Epeï (sinds), introvert en peinzend, een muzikale rimpeling die voortkomt uit een vast muzikaal punt in de tijd. Hoewel de dreunende herhaalde noten van het koper en de microtonale stemming worden bepaald door formules, klinkt het resultaat allesbehalve esoterisch. Naarmate de muziek vordert concentreren individuele toonhoogtes zich in talloze clusters, net als insekten zwermen in het ruige Griekse landschap. Dikhtas voor viool en piano betekent dubbel of duel. Hier worden de verschillende kwaliteiten van beide instrumenten scherp tegenover elkaar geplaatst, nu eens in conflict, dan weer in harmonie. Akanthos geeft een sfeervol beeld van de kronkelende, ineengedraaide patronen, die worden gevormd door de sierbladen van de acanthus plant, waarbij het miasmatische meanderen van de solo sopraan en de instrumenten heel ongewone en treffende melodische ideeën voortbrengt.Het haast barbaars mooie slagwerk onweer uit Pléïades met zijn tegelijk archaïsch en futuristisch gistende klankproces­sen vergt van het slagwerkensemble een hoge mate aan coördinatie en virtuositeit. DISCOGRAFIEPalimpsest; Dikhtas; Epeï; Akanthos. Irvine Arditti, Claude Helffer, Penelope Walmsley-Clark en Spectrum o.l.v. Guy Protheroe. Wergo WER 6178-2.Phlegra; Jalons; Keren; Nomos alpha; Thallein. Ensemble InterCintemporain o.l.v. Pierre Bouez c.q. Michel Tabachnik. Erato 2292-45770-2.Idmen; Pléïades. Gulbenkian koor en slagwerkensemble o.l.v. Sylvio Gualda. Erato 2292-45771-2. Pléïades. Les percussions de Strasbourg. Denon CD 73678.Ata; N’Shima; Metastaseis; Ioolkos; Charisma; Jonchaies. Diverse solisten met het Nouvelle orchestre philharmonique o.l.v. Gilbert Amy. Col legno WWE 20504. LUCIANO BERIO (1925)

Volksliedjes, de Beatles, nieuwe speelwijzen van solo-instrumenten, de linguïstiek en zijn echtgenote Cathy Berberian vormden alle inspiratiebronnen voor Berio. Als zeer begaafd eclecticus staat hij stevig in de traditie van de naoorlogse avant-garde, maar weet hij ieder werk een heel persoonlijk stempel op te drukken zonder de druk van de hele voorafgegane muziekgeschiedenis als een zware last op de rug van de luisteraar te leggen. Zijn Sinfonia uit 1968 markeert een hoogtepunt van de modernistische pogingen om nieuwe richtingen te vinden door middel van een overlappende kunst. Waar menig ander componist geleidelijk uit de aandacht lijkt te verdwijnen, handhaaft Berio zich goed met werken, die meer dan historische curiositeiten zijn.

Het heeft jaren geduurd voordat een eerste volledige opname van het werk verscheen. Berio heeft met sommige andere componisten van meerdelige werken gemeen, dat hij niet weet hoe hij de finale moet afmaken. Telkens weer wordt hij met dat probleem geconfronteerd en vandaar dat menig opdrachtwerk te laat wordt afgeleverd. Hij wist precies welke vorm dat laatste deel moest hebben, maar de vraag was: heeft het werk die finale nodig?“Ik had het vijfde deel al geschetst toen de eerste vier delen werden uitgevoerd en opgenomen. Ik had daar aanvankelijk mijn twijfels over, maar toen ik het geheel hoorde, wist ik dat een ander perspectief, een ander gezichtspunt nodig was. Bovenal zou het een deel moeten zijn waarin alles samenkwam, het soort synthese dat Mahler in zijn 3e symfonie bereikt. Daarom is alles uit het vijfde deel al tevoren gepasseerd, maar nu is er interactie tussen de elementen.”Terwijl Boulez en Stockhausen zich aanvankelijk op instrumentale muziek concentreer­den, was de menselijke stem voor Berio altijd van het grootste belang. In die Sinfonia zingen ook de Swingle Singers achtstemmig regels van Samuel Beckett en de antropo­loog Claude Levi-Strauss tegen een orkestrale achtergrond, waarin uitgebreid uit Mahler, Beethoven en Debussy wordt geciteerd. Zo ontstond een hypnotiserend mengsel van het absurde en het bloedserieuze. Het tweede deel is bijvoorbeeld een eerbetoon aan Martin Luther King in de vorm van een golf afzonderlijk zwevende lettergrepen, die geleidelijk samenklonteren tot de naam van de dominee; het derde is heel treffend als zonderlinge collage in stream-of-conciousness geest van citaten van Bach tot Berg en van Beethoven tot Boulez tegen de voortdurende achter­grond van het scherzo uit Mahlers 2e symfonie. Het hele werk is weldadig verschoond van het technisch-seriële denken van de modernen met hun atoomsplitsings neigingen om klankpartikels in hun kleinste eenheden te splitsen. De Sinfonia is opgedragen aan Bernstein en het toen 125 jaar oude New York filharmonisch orkest. Eindrücke is ook een kernachtig werk, maar veel compacter, kaler en compromislozer met zijn gelaagdheid van strijkers en blazers. Het vormt het derde deel van een orkestrale trilogie uit het begin van de jaren zeventig. De titel, die Berio vertaalt als “sporen” wijst op een belangrijk structureel aspect van het werk. “Ik koos die titel omdat er sprake is van sporen van eerder werk - het orkestwerk Bewegung. Het skelet van Bewegung - zijn verborgen vorm - is ook de basis van Eindrücke. Het werk begint als het tikken van een metronoom en geleidelijk vervaagt dan deze elementaire polsslag om over te gaan in een uiterst complexe ritmische structuur. Dat idee is verbonden met het harmonische aspect: bepaalde harmonische reeksen komen in een heel andere ritmische context of een andere maatsoort terug, alsof ze in een andere dimensie zijn veranderd.”Formazioni (1987) getuigt van Berio's fascinatie voor ongebruikelijke plaatsingen en groeperingen van instrumenten. In dit geval van de plaatsing van antifone kopersecties aan beide kanten van het in het midden zittende strijkorkest. In stereo beluisterd, is het effect heel pakkend en zelfs spectaculair. Différences is voor vijf instrumenten en tape; de 13 Sequenza's zijn soli, de ene voor menselijke stem, de andere voor hobo, waarin succesvol nieuwe technieken en expressievormen worden beproefd.A-ronne wordt door velen beschouwd als een van de mooiste koorwerken uit de afgelopen decennia. De titel is afgeleid van een oud Italiaans gezegde "Van a tot ronne" (zoals ons "Van A tot Z"). Berio noemt het werk "een documentaire over een gedicht van Edoardo Sanguinetti" en beschrijft zijn benadering van de tekst als "een tekst, die dient te worden geanalyseerd en die moet worden gebruikt als generator voor verschil­lende vocale situaties en uitdrukkingen". Het multilinguistische gedicht zelf is ook al een collage, samen­gesteld uit heel verschillende bronnen van de bijbel via Dante tot het communistisch manifest. De resulterende muzikale collage is een briljante, haast surrealistische tour de force, waarmee de luisteraar wordt geconfronteerd met een tirade aan vocale technieken van schreeuwen, kreunen, gillen, zuchten en fluiten tot conventionele zang. Het eindresul­taat heeft iets theatraals en werkt sterk op de verbeelding. Cries of London is de recycling van een geestig en charmant werk, dat oorspronkelijk voor de King's Singers werd geschreven. De gebruikte teksten gaan terug tot de Elisabethaanse madrigalisten, hoewel Berio's technieken hier middeleeuwser aandoen.Coro is een tamelijk ambitieus stuk, waarin elk van de veertig zangers een instrumenta­list aan zijn zijde heeft. De basisthema's zijn aan volksmuziek ontleend en worden gecontrasteerd door gedichten van Pablo Neruda.Canticum is de balans van een leven, een loflied op de vleselijke liefde; het is ook een testament dat muzikaal teruggrijpt op de wereld van Gesualdo en Monteverdi, op de vocaliteit van madrigalen en de Venetiaanse meerkorigheid. Gepaard met het rokerige geluid van saxofoons en klarinetten klinkt dat als een gang door de catacomben van de jazz en zijn dichters, waarvan Edoardo Sanguinetti een wegbereider was.

Gesprekje

Berio deinst in een gesprek niet terug voor muziekfilosofische thema’s. “Ik geloof heilig in muzikale hierarchieën. Zinvolle muziek is opgebouwd in lagen: zelfs een fluitsolo heeft veel niveaus waarop muzikale relaties kunnen worden gevormd en waargenomen. De kleinste dingen kunnen op grotere schaal worden geprojecteerd en omgekeerd. Dat is een manier om muziek met taal te vergelijken, de manier waarop individuele grammaticale of fonetische dingen een diepere betekenis kunnen krijgen. Ik geloof ook stellig in organische ontwikkeling. De werken die we schrijven zijn eenvoudig signalen van een continu ontwikkelingsproces. Sommige werken zijn syntheses van vele ontwikkelingstrends, andere richten zich op een gering aantal problemen. In een bos is de kleinere vegetatie belangrijk voor de grote bomen. Er is sprake van een voortdurend geven en nemen tussen beide groeiniveaus. Deze metafoor geldt niet alleen voor musici of andere zogenaamde kunstenaars. Een wetenschapper, een industrieel, een bankdirecteur - ze zijn allen in dit proces verwikkeld. Ik ben helemaal tegen het idee van ‘De artiest’. Artiesten zijn geen geprivilegieerde klasse met exclusieve rechten op ‘creativiteit’. In een ideale maatschappij zou iedereen creatief moeten zijn. Ik bedoel niet schilderen op zondagmiddag. Ik bedoel individuen die meer verantwoording tonen jegens anderen, mensen die in hun werk creatievere beslissingen nemen - in de wetenschap, het zakenleven, de medische wereld - overal. Maar ik been geen mysticus!” 

De metafoor van het bos is best treffend. Hoe past bijvoorbeeld de Sinfonia in dat ecosysteem?

 

“De Sinfonia is mogelijk een grotere boom. In dat werk trachtte ik voor het eerst om eenheid te scheppen in zaken van heel verschillende aard. Dat is heel belangrijk voor me. Het is bijna een soort muzikale antropologie. In ons bestaat een behoefte om onszelf met andermans ogen te beschouwen. Dat is de reden waarom de etnomusicoloog meer wil weten over de muziek van andere volken - het is een manier om jezelf de maat te nemen, om jezelf via anderen terug te lezen. Daarom is de noodzaak om diverse culturele elementen samen te brengen om tot onderlinge interactie te komen erg belangrijk in de Sinfonia. Ik beschouw het werk als een soort harmonische reis met een eenheid van vorm, waarin tegelijkertijd heel verschillende zaken bijeen zijn gebracht: Mahler, mijn eigen muziek, Samuel Beckett, alledaagse spraak. Dat komt in de finale alles bijeen.”

 Over Rendering, uw voltooiing van Schuberts Onvoltooide symfonie is in Nederland al veel geschreven dankzij de première door het jubilerende Concertgebouworkest; ook zijn Boccherinibewerkingen zijn bekend. Minder bekend zijn uw transcripties van liederen van Verdi en Falla. “In wezen gaat het om twee heel verschillende zaken omdat ze zijn bestemd voor twee verschillende vertolkers. U weet dat er twee soorten musici zijn - zij die zijn geconditioneerd door praktische situaties en die voor een specifieke vertolker schrijven of die worden gestimuleerd door bepaalde persoonlijkheden. Mozart behoorde tot die groep. En dan zijn er diegenen, zoals bijvoorbeeld Anton Webern, die bijzondere muziek componeren zonder aan bepaalde uitvoerenden te denken. Ik behoor tot de eerste categorie. Wanneer ik gesteld ben op een bepaalde vertolker of in hem ben geïnteresseerd, ben ik bereid voor hem of haar tot het uiterste te gaan. Dat was het geval met de liederen van Falla. Ik was jarenlang getrouwd met Cathy Berberian en in plaats van haar bloemen, bonbons of flessen champagne te geven, zei ik ja op haar vele verzoeken om arrangementen en transcripties, zoals songs van de Beatles, Kurt Weill en Falla. De liederen van Falla zijn erg mooi; voor mij behoren ze tot de interessantste muziek die hij schreef. Ik heb geprobeerd dezelfde Spaanse kleur te bewaren en tot op zekere hoogte deed ik wat Falla mogelijk had gedaan als hij ze zelf had georkestreerd. Als referentie voor deze transcriptie diende dat andere prachtige werk van hem: El amor brujo. Als die liederen van Falla Cathy Berberian op het lijf waren geschreven, moest dan de orkestratie voor Carreras niet worden aangepast? “Nee, absoluut niet. Ik was gewend om die liederen van een mezzo te horen: Cathy, Conchita Supervia of Berganza. Maar Carreras zegt terecht dat de teksten een mannelijke vertolker suggereren met uitzondering van eentje: het wiegenlied Nana. Wat je wel mist bij een man is het flamenco choro waarbij de borst overgaat van de normale stem naar het borstregister. Dat kan een tenor niet.Bij de liederen van Verdi gaat het om heel wat anders. Ik bewonder José Carreras. Hij vroeg me om die transcripties. Het gaat dus feitelijk om een opdracht, maar dan eentje waar ik graag aan voldeed. Het was ook leuk om te doen. Waarschijnlijk heb ik nog nooit zo snel de noten opgeschreven. Muzikaal zijn de liederen heel mooi en ze vormen een magazijn voor Verdi’s latere muziek. Je vindt bijvoorbeeld een frase die in de eerste acte van Il trovatore verder wordt uitgewerkt, een andere in Nabucco en dan is er het thema dat Saint-Saëns gebruikte in Samson et Dalila, wat puur Verdi is, maar bij hem is de harmonie niet zo interessant, zodat ik die van Saint-Saëns gebruikte. Ik heb trouwens nogal vaak de oorspronkelijke harmonie van Verdi gewijzigd omdat die soms nogal statisch en erg primitief is. Ik heb gedaan wat hij later deed, bijvoorbeeld in Otello.” U heeft zich dus nogal wat artistieke vrijheid gegund? “Ja soms bedacht ik een instrumentale lijn  boven de vocale, maar aan die vocale lijn ben ik altijd trouw gebleven. Het enige probleem bij die liederen vormen de teksten. Die zijn werkelijk verschrikkelijk! Ik begrijp niet hoe iemand daardoor geïnspireerd kan raken.”  DISCOGRAFIESinfonia; Eindrücke. Régis Pasquier, New Swingle Singers en Frans nationaal orkest o.l.v. Pierre Boulez. Erato 2292-45228-2.Formazioni; 11 Folk songs; Sinfonia. Jard Van Nes, Electric voices en Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 425.832-2.Canticum novissimi testamenti 11; Sinfonia. Rascher saxofoonkwartet, London Sinfonietta voices, Electric Phoenix en Orchestre de Paris o.l.v. Semyon Bychkov. Philips 446.094-2.Différences; 2 Stukken; Sequenza III en VII; Kamermuziek. Cathy Berberian, Heinz Holliger en leden van het Juilliard ensemble o.l.v. Luciano Berio. Philips 426.662-2.Recital I (for Cathy); Folk-song suite; 3 Songs van Kurt Weill. Cathy Berberia met London Sinfonietta o.l.v. Luciano Berio c.q. Juilliard kwartet. RCA 09026-62540-2.De 13 Sequenza’s. Leden van het Ensemble InterContemporain. DG 457.038-2 (3 cd’s).A-ronne; Cries of London. Swingle II o.l.v. Luciano Berio. Decca 425.620-2.Coro. Ensemble van de Keulse omroep o.l.v. Luciano Berio. DG 423.902-2. DE MANCHESTER SCHOOL, GOEHR, MAXWELL DAVIES EN BIRTWISTLEGlobaal gezien begon de nieuwe muziek in Engeland met de Manchester school, die aan het begin van de jaren vijftig werd opgezet door drie studenten van het College of Music daar: Alexander Goehr, Peter Maxwell Davies en Harrison Birtwistle. In die tijd behoor­den ook de dirigent Elgar Howarth en de pianist John Ogdon tot de sympathisanten. Walter Goehr weet bijvoorbeeld in zijn Sinfonia en zijn concertaria Behold the sun het verleden en het heden goed te verenigen. Traditie en vernieuwing gaan ook mooi samen in zijn Metamorphosis Dance, die is gebaseerd op de Circe episode uit de Odyssee en een verborgen Beethovenvariatie. Zijn Romanza voor cello en orkest is geschreven voor Jacqueline du Pré. Op vocaal gebied is vermeldenswaard de cyclus Sing, Ariel, gebaseerd op zorgvuldig uitgekozen gedichten van Milton tot Auden met begeleiding van een cabaretensemble, bestaande uit trompet, saxofoon, piano en contrabas. Het muziekstilistische bereik gaat van Monteverdi's madrigalen bij wijze van spreken tot Schönbergs Pierrot lunaire.Peter Maxwell Davies mag zich sinds enige tijd Sir noemen. Dat geeft zijn overgang van enfant terrible in het Engelse muziekleven naar een gevestigd soort éminence grise aardig aan. Zijn catalogus met werken telt intussen ruim tweehonderd titels. Hij geldt hoe dan ook als een instituut en het feit, dat hij in een cottage op de klippen van het eiland Hoy, één van de de Orkney's woont en het daar zonder TV, telefoon en fax stelt, doet daaraan geen afbreuk. Is het verbeelding, of klinken in Vesalii Icones, Solstice of light, het trompetcon­cert (1987) en An Orkney wedding with sunrise de geluiden van zeevogels en de oceaan door? Het middendeel van het trompetconcert wordt door de compo­nist vergeleken met een preek, die in andere vorm ook in zijn aan het leven van Sint Franciscus (waar hij tot de vogels preekt) gewijde opera voorkomt. De Orkney's klinken ook door in Into the labyrinth, een stel treffende orkestliederen en in mindere mate in de Sinfonia accademica. Maar dan wel een preek uit het kille Noorden en niet eentje uit het zonnige Umbrië. Het voor Isaac Stern geschreven Vioolconcert is een lyrisch werk, dat nogal te lijden heeft onder wijdlopig­heid. Een vroeger Italië, namelijk dat van de Vespers van Monte­verdi, vormde het vertrekpunt voor zijn Sinfonia uit 1962. Veel uitbundiger is dan weer de Concertante symfonie, een extrovert werk voor solo blazerskwintet, pauken en strijkorkest.Maxwell Davies' symfonieën zijn grootschalige, kennelijk door de natuur geïnspireerde werken. In de 1e beroept hij zich nogal abstract op Dante en Thomas van Aquino, maar een verwijzing naar de 5e symfonie van Sibelius ligt meer voor de hand. De 2e uit 1980 werd voor het jarige Boston symfonie orkest geschreven en duurt bijna een uur; de 4e uit 1984 is ook qua bezetting op kleinere schaal.Op zijn rustigst is Maxwell Davies te horen in het elegische Ave maris stella, het quasi vervolg daarop Image, reflection, shadow en het korte, trage Runes. Een heel ander idioom poneert hij in twee filmmuzieken bij films van Ken Russell: The boyfriend en The devils.In het oeuvre van deze componist domineren eigenlijk nogal educatieve en symfonische werken, maar er is ook ruimte voor vocale composities. De 8 Liederen voor een gekke koning bijvoorbeeld. Bedoeld is George III, die in zijn verdwazing muziek van Händel zong en een miniatuur mechanisch orgeltje gebruikte in een poging om zijn zangvogels te leren om voor hem te zingen. Miss Donnithorne's Maggot daarentegen gaat over Eliza Donnithorne, die de bons kreeg toen ze de kerk zou betreden om er te trouwen. Ze reageerde daarop door van de rest van haar leven als een grote bruiloft te vieren. Zelf schijnt ze niet te hebben gezongen, maar haar krankzinnige monologen zijn even gekweld in 's componisten schimmenspel als de herinneringen aan oorlogsmuziek en al die Italiaanse operaheldinnen, die "gek werden in het satijn" en die vervreemd en vervormd via Händel, volksliedjes, het gekwetter van vogeltjes en groteske foxtrots terugkeren. Meer vervreemding van de foxtrot en andere ritmen uit werken van Purcell, Bach, Dunstable en anderen uit de zestiger jaren blijkt uit zijn Renaissance and baroque realisations.Harrison Birtwistle, ook geadeld, is misschien wel het minst toegankelijk van de drie. Menigeen is al bevooroordeeld door de wetenschap, dat hij obscure getaltechnieken schijnt te hanteren, die overigens niets met twaalftoonreeksen te maken hebben. Wie zich daardoor niet laat afschrikken, zal een muziek ontdekken, die weliswaar soms wat merkwaardig aandoet, maar die vol opwindende, verleidelijke markante patronen is, die geheimzinnige rituelen suggereert en in rijke tinten is geschil­derd. Naarmate de muziek zich meer en meer prijsgeeft, lijkt deze op een landschap in steeds wisselende belich­ting. Dat geldt onder andere sterk voor Silbury Air; Carmen Arcadiae mechanicae is arm aan melodie, maar rijk aan ritmische patronen. Op zijn toegankelijkst is de componist te horen in bijvoorbeeld Gawain's journey uit de gelijkna­mige opera, die in 1991 met groot succes in Covent Garden in première ging: vijfentwintig minuten Birtwistle op z'n best. Intussen ook het hele werk, waarin de titelheld zijn afgehakte hoofd onder de arm neemt en rustig doorzingt, uitgebracht. Het gaat om de toonzetting van een middelen­gels versepos van David Harsent, dat op zijn beurt is gebaseerd op een episode uit de Arthursagen. Achter het verhaal gaat de met Leitmotiven aangeduide symboliek van het machtsverlies der mannen schuil. Heel duister is hij dan weer in Ritual fragment (bij de dood van Michael Vyner, artistiek leider van London Sinfonietta) en Melencolia. Internationaal brak Birtwistle door toen Boulez zijn The triumph of time - gebaseerd op een gravure van Breughel - ten doop hield: een wrede, meedogenloze processie.Birtwistle waagde zich ook aan de marionetten opera, gebaseerd op kinderversjes en -spelletjes. Hoewel, zijn Punch and Judy (1968) is niet zozeer in de stijl van de grote, traditionele opera als wel als van Stravin­sky's Renard: nogal bruut, emotieloos, ritualistisch (Punch vermoordt niet alleen zijn vrouw Judy) en enigszins sinister à la Hitchcocks Psycho, maar ook treffend. DISCOGRAFIEGoehr: Sinfonia; Behold the sun. Jeanine Thames en James Holland met London Sinfonietta o.l.v. Oliver Knussen. Unicorn DKP CD 9102.Goehr: Metamorphosis dance; Romanza voor cello en orkest. Moray Welsh met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. David Atherton. Unicorn DKP CD 2039.Goehr: Sing, Ariel; The mouse metamorphosed into a maid. Lucy Shelton, Eileen Hulse, Sarah Leonard e.a. met ensemble o.l.v. Oliver Knussen. Unicorn DKP CD 9129.Maxwell Davies: Symfonie no. 1. BBC filharmonisch orkest o.l.v. Peter Maxwell Davies. Collins 14352.Maxwell Davies: Symfonie no. 2. BBC filharmonisch orkest o.l.v. Peter Maxwell Davies. Collins 1403-2.Maxwell Davies: Symfonie no. 3. BBC filharmonisch orkest o.l.v. Peter Maxwell Davies. Collins 14162.Maxwell Davies: Trompetconcert; Symfonie no. 4. Wallace met het Schots kamerorkest o.l.v. Peter Maxwell Davies. Collins 1181-2.Symfonie no. 5; Chat Moss, Crosslane fair; Five Klee pictures. Philharmonia- en BBC filharmonisch orkest o.l.v. Peter Maxwell Davies. Collins 14602.Sinfonia accademica; Into the labyrinth. Neil Mackie met het Schots kamerorkest o.l.v.P­eter Maxwell Davies. Unicorn UK CD 2022.Sinfonia; Concertante symfonie. Schots kamerorkest o.l.v.  Peter Maxwell Davies. Unicorn UK CD 2026.Maxwell Davies: Strathclyde concerto’s no. 3-8; A spell for green corn: The MacDonald dances. Schots kamerorkest o.l.v. Peter Maxwell Davies. Collins 12392, 13032 en 13962.Maxwell Davies: Ave maris stella; Image, reflection, shadow; Runes from a holy island. Fires of London o.l.v.  Peter Maxwell Davies. Unicorn UK CD 2038.Maxwell Davies: The boy friend; The devils; Seven in nomine. Mary Thomas met Aquarius o.l.v. Nicholas Cleobury. Collins 1095-2.Maxwell Davies: Renaissance and Baroque realisations. Fires of London o.l.v. Peter Maxwell Davies. Unicorn UK CD 2044. Maxwell Davies: Miss Donnithorne's maggot; 8 Songs for a mad king. Mary Thomas, Julius Eastman en de Fires of London o.l.v. Peter Maxwell Davies. Unicorn DKP CD 9052.Maxwell Davies: The doctor of Myddfai. Paul Whelan, Lisa Tyrell, Gwynne Howell met het Ensemble van de Welsh nationale opera o.l.v. Richard Armstrong. Collins 7046-2 (2 cd’s).Birtwistle: Silbury air; Secret theatre; Carmen arcadiae. London sinfonietta o.l.v. Elgar Howarth. Etcetera KTC 1052.Birtwistle: Melencolia I; Meridian' Ritual fragment. Solisten, koor en London Sinfonietta o.l.v. Oliver Knussen. NMC NMCD 009.Birtwistle: The triumph of time; Gawain's journey uit Gawain. Philharmonia orkest o.l.v. Elgar Howarth. Collins 1387-2.Birtwistle: Secret Theatre; Five Distances; Tragoedia; 3 Settings of Celan. Christine Whittlesey met het Ensemble InterContemporain o.l.v. Pierre Boulez. DG 439.910-2.Birtwistle: Punch and Judy. Roberts, De Gaetani, Bryn-Julson, Langridge e.a. met London Sinfonietta o.l.v. David Atherton. Etcetera KTC 2014 (2 cd's).Birtwistle: Gawain. François Le Roux, JohnTomlinson, Marie Angel, Anne Howells e.a. met het Covent Garden ensemble o.l.v. Elgar Howarth. Collins 70412 (2 cd's). LOUIS ANDRIESSEN EN STEVE MARTLAND, DE LINKERVLEUGELIn zijn methodiek bouwt Louis Andriessen voort op het minimalisme, maar hij geeft daar met zijn felle, harde ritmen en zijn luide spraak een eigen draai aan. Zijn muziek heeft iets gewelddadigs, passend bij de muzikale manifesten en boodschappen, die hij uitschreeuwt, al dan niet echt gedreven door humanitaire en politieke beginselen. De staat kan als model dienen van zijn aanpak: een brute, verontrustende evocatie van Plato's fascistische republiek.Andriessens leerling Martland huldigt ook linkse opvattingen, maar spreekt een eigen taal, zoals onder andere uit zijn strijkkwartet Patrol blijkt; In Re-mix parodieert hij Nyman en Principal en Shoulder to shoulder vormen waarschijnlijk zijn kenmerkend­ste composities. DISCOGRAFIEAndriessen: De Staat. Schönberg ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. Nonesuch 7559-79251-2.Andriessen: De materie. Schönberg- en ASKO ensemble en leden van het Nederlands kamerkoor o.l.v. Reinbert de Leeuw. Nonesuch 7559-79367-2 (2 cd's).Andriessen: De tijd. Schönberg ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. Nonesuch 7559-79291-2.Andriessen: De stijl; M is for Man, Music, Mozart. Schönberg ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. Nonesuch 7559-79342-2.Martland: Danceworks; Principia. Martland band. Catalyst 09026-62670-2.Martland: Patrol. Smith kwartet. Catalyst 09026-62695-2. SOFIA GOEBAIDOELINA, CULTFIGUURDe in 1931 geboren Russische, of nauwkeuriger Tataarse componiste Sofie Goebaidoeli­na kan gelden als een der eerste belangrijke symbolen van de eigentijdse Oosteuropese muziek, die in de nadagen van het IJzeren Gordijn in het Westen bekend werd. Na de ineenstorting van het Sovjet regime volgden anderen als de kluizenares Oestvolkskaya en de Georgiër Kancheli. Goebaidoelina, die intussen in de buurt van Hamburg woont, noemt zich ook niet langer een Russische componiste, maar trots afkomstig uit de autonome Tartaarse republiek. Autonomie is iets, wat de meeste componisten verschij­ningen uit het vroegere grote Rusland nu claimen: de behoefte aan een eigen stem, aan eigen uitdrukkingsmiddelen.Goebaidoelina werd net als Pärt door voorvechter Gidon Kremer begin jaren tachtig al in Lockenhaus tijdens zijn festival als gastcomponiste geïntroduceerd: een schuw vogeltje, dat haar muziek verrijkte met een grote dosis mystiek. Ze is een van de duidelijkst geprofileerde componisten van nu, maar dankt haar roem aan een niet-avantgardistische houding. Haar werken dragen altijd een boodschap uit, ze dienen steeds een quasi (?) religieuze stichtelijkheid, zonder met pseudo-sacrale bevalligheid te pronken.Avant-gardistische posities worden door haar samenvattend met retrospectieve elemen­ten versmolten. Ook wordt de vraag naar nieuwe expressievormen voor de toekomst gesteld en deels meteen beantwoord.Probeer vooral de Naxos cd met dat merkwaardige instrument, de Bajan (een soort Kau­kasische accordeon) met een klankbandbreedte van op ademen gelijkende balggeluiden tot explosieve uitbarstingen in het hoogste register. Maar doorgaans domineert een contemplatieve stemming. Dat in de Zeven woorden (zonder Haydns voorbeeld te volgen) een Schützcitaat voorkomt, neemt men nauwelijks waar. DISCOGRAFIESymfonie Stimmen verstummen; Stufen. Stockholm filharmonisch koor en -orkest o.l.v. Gennadi Rozdestvensky. Chandos CHAN 9183.Pro en contra; Firsova: Cassandra. BBC Wales orkest o.l.v. Tadaaki Otaka. BIS CD 566.Pianoconcert; Chaconne; Pianosonate; Muzikaal speelgoed. Andreas Häfliger met het Radio filharmonisch orkest Hannover o.l.v. Bernhard Klee. Sony 53960.Fagotconcert; Concordanza; Detto II. Harri Ahmas met het Lahti kamerorkest o.l.v. Osmo Vänskä. BIS CD 636.Strijkkwartet no. 2; Kurtág: Strijkkwartet no. 1; Hommage à András; Officium breve in memoriam Szervánsky; Lutoslawski: Strijkkwartet. Arditti kwartet. Montaigne 789007.In croce; Silenzio; Zeven woorden. Maria Kliegel, Elsbeth Moser, Kathrin Rabus en de Camerata Transsylvanica o.l.v. György Selmeczi. Naxos 8.553557.Offertorium; Hommage à T.S. Eliot. Gidon Kremer,Christine Whittlesey, Lockenhaus ensemble c.q. Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. DG 427.336-2.Chaconne; Pianosonate; Muzikaal speelgoed; Toccata-Troncata; Invention; Introitus; Concert voor piano en kamerorkest. Béatrice Rauchs met het Kiev kamerorkest o.l.v. Nazar Kozhukhar. BIS CD 853.Offertorium; Rejoice! Oleh Krysa met het Stockholm filharmonisch orkest o.l.v. James DePreist c.q. Krysa en Thedéen. BIS CD 566. GIYA KANCHELI OVERSTIJGT TIJD, RUIMTE EN DYNAMIEKGRENZEN Giya Kancheli werd in 1935 in Tiblisi in Georgië geboren. Een Russische componist mag men hem nauwelijks noemen. In tegenstel­ling tot de meeste andere Russische compo­nisten, toonde hij al vroeg een rijpe eigen stem en vermeed hij de strijd met de uitdagin­gen van de modernis­tische hoofdstromingen. Hij heeft zijn stijl gesmeed vanuit een groot aantal bronnen: de operacadensen van de middenperiode Verdi, de versierin­gen van Bach, de exotische harmonieën van Rimsky plus een grote dosis Georgische stijlen.Maar in wezen is zelfs de muziek van Bach te frivool. Een wat mistige, religieuze inslag is er niet vreemd aan. Bij voorkeur zijn de tempi laag en gelijkmatig. Verder valt een voorkeur op voor lang aangehouden noten en voor accoorden, die zodra ze enigszins tegen elkaar gaan aanschuren direct weer uitmonden in zoete samenklanken. De bezettingen zijn doorgaans vrij klein, de menselijke stem speelt een belangrijke rol. Liefst geeft Kancheli zijn werken de ondertitel van gebed.Met componisten als Pärt, Gorecki en Tavener heeft Kancheli gemeen, dat hij zich laat inspireren door enigerlei religie, in dit geval met een New Age bijsmaak. Het viertal onderscheidt zich van de New Age componisten door een surplus aan vakmanschap en waarschijnlijk ook aan echte inspiratie. Vergeleken met hen zijn de New Age componisten slechts slappe computerfröbelaars.Opgegroeid met het complexe en gereglementeerde naoorlogse stekelige modernisme keerden zij zich bewust van die intussen achterhaalde stromingen af. Muziek mag weer melodieus, mooi en aangenaam zijn. Met hun (quasi) religieuze achtergrond kijken zij dankbaar naar de onbedorven spiritualiteit en de rustgevendheid uit een heel ver verleden, naar de muziek van de oudste meerstemmige muziek. Ook hun muziek is in eerste aanleg horizontaal: de lange melodische lijnen worden tot een welluidend geheel ineen gevlochten: neorenaissance zou men het kunnen noemen. Extremen zijn de muziek van Kancheli eigen. Om te beginnen uitersten van dynamiek. Dominant zijn de verstilde, haast enge buite­naardse "soundscapes", die ineens wreed worden onderbroken door luide militaire klanken. Men hoeft geen psycholoog te zijn om te herkennen, dat het hier gaat om de tegenstelling tussen innerlijke rust en diepe contemplatie enerzijds en de grove onder­drukking door het Sovjet regime anderzijds. Muziek vol bittere ervaring ook, die overheersend traag, schraal, somber, ascetisch en geheimzinnig is met een krachtige liturgische, of waarschijnlijk eerder rituele inslag. In tegenstelling tot bij tijdgenoten als Pärt en Gorecki lijkt Kancheli's terughoudendheid eerder voort te komen uit twijfel en aarzeling dan uit de zelfgenoegzaamheid van een eenvoudig geloof. Het fraaie, stille oppervlak van zijn soms tot bijna onhoorbaarheid gereduceerde (en dan het best met een hoofdtelefoon te beluisteren) composities kan plotseling worden verstoord door felle uitbarstingen, die de trommelvliezen tot het uiterste belasten.Kancheli weeft vaak fragiele, liedachtige resten door zijn werk, die glimpen herinnering of een half begrepen handeling suggereren; de nostalgie, die daaruit spreekt, wordt versterkt door de dubbelzinnige tonaliteit. Waarschijnlijk bergt in Georgië, net als in Rusland, het begrip nostalgie een duchtige lading melancholie. De symfonieën zijn eendelige, alle ongeveer vijfentwintig minuten durende werken, die ook weer uitersten van verstilde, diepzinnige mediatie en brokken heftig kloppende energie bevatten. In de vierde en vijfde symfonie is die rustiger muziek deels een kwestie van bewust kinderlijke episoden - muziekdoosachtige gedachten of tere, melodieuze melodiefrag­menten op een klavecimbel - zodat de tegenstelling met de blokken vol orkestraal geluid, die soms aan Stravinsky's Russische balletten herinnert, aandoet als een aanslag op de onschuld.Net als Schnittke heeft Kancheli de neiging om ineens met echte of namaak brokken barokke- en klassieke melodiek op de proppen te komen. Maar zijn karakter maakt een kernachtiger indruk en hij handelt strenger. Met analoge opnametechnieken zou dergelijk werk onmogelijk recht kunnen worden gedaan, maar ook met digitale middelen is deze muziek niet op adequate wijze naar de huiskamer over te brengen.Neem de 3e symfonie, zoals die in mei '95 in de Londense Watford Town Hall werd opgenomen. Beter dan de beproefde, oude Londense locaties, die teveel te lijden heb­ben onder storend verkeerslawaai, is het Watford Colloseum een oase van stilte en dus een goed uitgangspunt om de allerzachtste gedeelten niet in verkeersrumble en aircoruis te laten ondergaan.Maar producer Simon Woods en balans technicus John Kurlander hebben het niettemin moeilijk om de gigantische dynamiek in de greep te houden. Wanneer ze de luidste gedeeltes onder controle hebben, verdwijnen de zachtste pianissimi en omgekeerd, als de zachtste gedeelten nog net hoorbaar zijn, oversturen de liefst vijfvoudige forte's de apparatuur.Een ander probleem vormt de te gebruiken bladmuziek. Van Kancheli is bekend, dat heel veel van wat hij componeert als "music in progress" moet worden beschouwd. Met andere woorden, dat hij steeds verder schaaft aan zijn werk. In dit geval hadden som­mige musici de versie uit 1970, anderen een recenter versie uit 1973. Het werk duurt 23'30" en biedt het enige voorbeeld, waarbij de componist werd geïnspireerd door volksmuziek, met name door een opname, die hij hoorde van een Svatnetiaanse begra­fenisplechtigheid. Binnen een klaagzang van de rouwende familieleden en buiten een mannenkoor, dat een  vrolijk lied zingt. Hij ontleende vier noten aan de klaagzang 'Zari' en verwerkte die in het begin van de door een countertenor te zingen solo. David James van het Hilliard Ensemble nam dit magische slotgedeelte, slechts begeleid door een tam-tam op. Louter een stem, haast van het lichaam gescheiden en veraf, tijdloos vanuit een andere wereld roepend, mild omspoeld door tam-tam golven. Tijd en ruimte worden even overstegen. Eigen­lijk was deze inbreng ge­schre­ven voor het unieke timbre van de tenor Go­nash­vili, die het werk eerder opnam op Olympia.Giya Kancheli is de auteur van tenminste zeven symfonieën en staat in eigen land in hoog aanzien. Zijn vaderland, Georgië, wordt gekenmerkt door een heel eigen cultuur, een eigen klimaat, apart voedsel en leefgewoontes. Dat alles staat ver van wat in het Westen wordt beschouwd als het gemiddelde Russische leven. Grenzend aan de Zwarte Zee, Turkije en Armenië gaat het om een land met een sterk gecontrasteerd landschap van bergen en valleien, die met de hierboven geschetste politieke achtergronden hun parallel vinden in Kancheli's muziek.Al zijn symfonieën zijn eendelig en duren ongeveer vijfentwintig minuten. Ze pendelen tussen de tegenpolen van diepe meditatie en hevig pulserende energie. In de 4e en 5e symfonie is de rustige muziek ten dele een kwestie van expliciete episodes uit het kinderleven - ideeën ontleend aan de muziekdoos of tere, melodieuze melodiefragmen­ten van een klavecimbel - zodat de plaatsing naast zware blokken vol orkestraal geluid, soms herinnerend aan Stravinsky's Russische balletten, overkomt als een schending van de onschuld.Net als menig andere componist-tijdgenoot uit de voormalige Sovjet Unie (met name Schnittke) werkt Kancheli met scherpe stilistische tegenstellingen. Alleen is zijn muzi­kale persoonlijkheid veel strenger en geconcentreerder dan die van Schnittke en heeft zijn muziek meer van het totaaleffect van de ritualistische wereld van de uit Estland stammende Arvo Pärt. Relatief het minst boeiend is de vierde symfonie.Elk van de symfonieën is niet alleen bij eerste kennismaking meteen heel pakkend, maar is goed tegen herhaling bestand, wint dan zelfs nog aan impact. Met componisten als Rihm, Goebaidoelina, Schnittke, Pärt, Tippett, Simpson en Sallinen behoort Kancheli tot de beste symfonici van nu. DISCOGRAFIESymfonieën no. 1 en 7; Mourned by the wind. Sviatoslav Belonogov met het Moskou's symfonie orkest o.l.v. F. Glusschenko. Olympia OCD 424.Symfonieën no. 3 en 6. Gamlet Gonashvili met het Georgisch staatsorkest o.l.v. Dzansug Kak­hid­ze. Olympia OCD 401.Symfonie no. 3; Pärt: Symfonie no. 3; Fratres, versie VI. David James met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Franz Welser-Möst. EMI 555.619-2.Symfonieën no. 4 en 5. Moskou's symfonie orkest o.l.v. Dzansug Kakhidze. Olympia OCD 403.Middaggebeden; Caris mere; Avondgebeden. Maacha Deubner, Vasiko Tevdorashvilli, Eduard Brunner, Kim Kaskashian, Jan Garbarek en het Stuttgarts kamerorkest o.l.v. Dennis Russell Davies. ECM 449.198-2.Lament (in memoriam Luigi Nono). Maacha Deubner, Gidon Kremer en het Tiflis symfonie orkest o.l.v. Jansug Kakhidze. ECM 465.138-2.Mourned by the wind; Schnittke: Altvioolconcert. Kim Kaskashian e.a. met het Beetho­ven­hal­le orkest Bonn o.l.v. David Russell Davies. ECM 437.199-2.Mourned by the wind; Bright sorrow. Ian Ford, Oliver Hayes, France Springuel, het Cantate dominus koor en I Fiamminghi o.l.v. Rudolf Werthen. Telarc 80455.Abii ne viderem; Morning prayers; Evening prayers. Kim Kaskashian e.a. met het Stutt­garts kamer­or­kest o.l.v. David Russell Da­vies. ECM 445.941-2. ARVO PÄRT: MET MYSTIEK VERRIJKTE MINIMAL MUSICHet (noodlot) om zijns ondanks tot goeroe te worden verheven heeft de in 1935 in Estland geboren Arvo Pärt moeten leren dragen. Zijn apostelachtig uiterlijk met volle baard en zijn stille emigratie via Wenen naar Berlijn gaven daar mede vorm aan. Voor het eerst als onbekende grootmeester in de beginjaren van Gidon Kremers Lockenhaus Festival als Gastcomponist voorgesteld  volgde zijn internationale doorbraak vrij snel.Zijn muziek houdt scharen zwevende, naar nieuwe waarden zoekende muziekliefhebbers in de ban. Vaak weet men zoals dat usance is niet precies waarom. Of het gaat om een collectief verlangen om "in de muziek van het moment te verzinken, dat moment vast te houden en daarin vervolgens als in de eeuwigheid door te leven"? Die behoefte uit de componist zelf in elk geval en zijn rondom het fenomeen van de verdwenen stilte en de stilstand cirkelende muziek fungeert daarbij als middel tot zelfhulp.Iets wat reeds lang geheel uit de muziek leek te zijn verdwenen, lijkt in zijn composities terug te keren: deemoed. Wanneer Adams, Reich en Glass de minimalistische school vertegenwoordigen, kan Pärt worden beschouwd als de componist, die de beste ken­merken van het minimalisme heeft gecombineerd met een persoonlijke muzikale stem en een duidelijke boodschap. Minimalistische technieken - de cyclische rotatie van muziek­materiaal volgens strenge, simpele regels - spelen hierbij een vitale rol.­Ook zijn uitge­spro­ken reli­gieuze opvat­tin­gen wor­den name­lijk dikwijls in zijn muziek weer­spie­geld. Zo gezien kan mak­kelijk verband worden gelegd tussen zijn "lijdensmu­ziek" en de maat­schappij, die gedurende de Sovjet over­heersing bestond in de Baltische landen.De Johannespassie is een voorbeeld, waaruit blijkt, dat Pärt verder kijkt dan zijn voorganger Bach door terug te keren tot de ritualistische strengheid van het gregoriaans en de polyfonie uit de pre-barok. Een streng werk, zelfs naar 's componisten eigen maatstaven. In een combinatie van terughoudendheid en grote spankracht wordt in de tijd een monument van een speciaal soort noblesse en pathos opgericht. Pärt maakt gebruik van eenvoudige, maar krachtige reciteerformules, die hij verdeelt over kleine koorgroepen, die worden begeleid door een  klein instrumentaal ensemble. Frappant is, hoe met zeer economische middelen een gevoel van grote monumentaliteit wordt gewekt.Met sommige van zijn werken uit zijn kwantitatief wat beperkte oeuvre schijnt de componist nooit helemaal klaar te zijn. Neem Fratres, waarvan al tenminste vier versies bestaan. Het gaat hier om een thema met variaties, geconstrueerd in strikt metrische en mathematische eenheden, maar wel steeds met een bekoorlijke mate aan vrijheid. Er zijn versies voor viool en piano, voor 12 cellisten en voor strijkorkest met slagwerk. Ook van Arbos bestaan tenminste twee versies. In dit werk wordt volgens de componist getracht om het beeld te scheppen van een boom of familieboom.Met ascetisch-spartaanse radicaliteit uit de componist zich in de esthetiek van de pauze in een quasi historievrije ruimte met meditatief gewelfde klankbogen. Muzieknoten zijn nog slechts "trefwoorden" om het bedoelde aan te duiden. In de koorwerken wordt vaak slechts angstig gestameld; dan weer zijn fraaie vocalises te horen en elders domi­ne­ren dan weer sug­ges­tie­ve osti­nati en herhalingen. Soms ook is sprake van wilde extase of juist van een rustgevend orgelpunt. Verder toont Pärt ambities om oudgedien­de geestelijke teksten te actualiseren. Muziek als deze lijkt liefst zijn geheim te bewaren.  DISCOGRAFIESymfonieën no. 1-3; Celloconcert; Perpetuum mobile. Frans Helmerson met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. BIS CD 434.Symfonie no. 1; Polyphonic; Nekrolog. (Met Tubin: Symfonie no. 11 en Tüür: Op zoek naar wortels; Insula deserta; Zeitraum. Stockholm filharmonisch orkest o.l.v. Paavo Järvi. Virgin 545.212-2.Symfonie no. 3; Fratres; Kancheli: Symfonie no. 3. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Franz Welser-Möst. EMI 555.619-2.Collage; Summa; If Bach had been a beekeeper; Fratres; Symfonie no. 2; Festina lente; Credo. Boris Berman met het Philharmonia koor en -orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 9134.Collage sur BACH; Fratres; Cantus in memoriam Benjamin Britten; Summa; Festina lente; Tabula rasa. Marja Talka, Jouko Laivuori, Juho Vartiainen, Jan Soberblum en Tero Latvala met Tapiola sinfonietta o.l.v. Jean-Jacques Kantorow. BIS CD 834.Tabula rasa; Fratres; Cantus ter herinnering aan Benjamin Britten; Fratres voor 12 celli. Gidon Kremer, Tatjana Grindenko, Keith Jarrett, Alfred Schnittke en resp. het Stuttgarts Staatsorkest o.l.v. Dennis Russell Davies, de Cellisten van het Berlijns filharmonisch orkest en het Litouws kamerorkest o.l.v. Saulus Sondeckis. ECM 817.764-2.Tabula rasa; Fratres; Symfonie no. 3 Gil Shaham, Adele Anthony e.a. met het Göteborgs symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. DG 457.647-2.Passio Domini nostri Jesu Christi secundum Johannem. Michael George, John Potter, het Hilliard ensemble en het Western wind chamber choir o.l.v. Paul Hillier. ECM 837.109-2.Te Deum; Silouans lied; Magnificat; Berliner Messe. Estlands filharmonisch koor en Kame­rorkest Talinn o.l.v. Tönu Kaljuste. ECM 439.162-2.Miserere; Festina lente; Sarah was ninety years old. Western wind choir en Hilliard ensemble o.l.v. Paul Hillier c.q. Orkest van de Beethovenhalle, Bonn o.l.v. Dennis Russell Davies. ECM 847.539-2.Arbos (2x); Pari intervalli; An den Wassern zu Babel; De profundis; Es sang vor langen Jahren; Summa; Stabat mater. Hilliard ensemble, Gidon Kremer e.a., Koperblazers uit het Stutt­garts Staats­orkest o.l.v. Dennis Russell Davies. ECM 831.959-2.Für Alina (2x); Spiegel im Spiegel (3x). Vladmir Spivakof, Dietmar Schwalke, Sergei Bezrodny en Alexander Malter. ECM 449.958-2.De profundis; Missa Sillabica; And one of the pharisees; Solfeggio; Cantate Domino; Summa; Magnificat antiphons; The Beatitudes; Magnificat. Theater of voices o.l.v. Paul Hillier. Harmonia. Mundi HMU 907182.Berliner Messe; Magnificat; 7 Magnificat antifonen; De profundis; Les Béatitudes. Polyphony o.l.v. Stephen Layton. Hyperion CDA 66960. TORU TAKEMITSU (1930), UIT HET OOSTENSinds Debussy tijdens de Wereldtentoonstelling in 1899 onder de indruk raakte van de Javaanse gamelan en Europese componisten inspiratie zochten in de Oosterse muziek, kwamen ook omgekeerde processen op gang. Dat Takemitsu soms aan Debussy, maar ook aan Scriabin, Berg en Messiaen herinnert, is niet zo verwonderlijk. Zijn muziek is een tere mengeling van vormelijkheid, tijdloosheid en schoonheid, zoals we die van de Japanse tuinen kennen. Geen wonder, dat zoveel titels in relatie staan tot de natuur. De actieve meditatie van het Zen boeddhisme, rechtlijnigheid, maar ook krullen en halen, veel fijnzinnig­heid, zelfs een dosis naïviteit kenmerken vooral geest en structuur van het latere werk van Takemitsu. Waarschijnlijk heeft die naïviteit ook te maken met het voor een Japanner niet duidelijk begrensde gebied tussen serieuze en popmuziek. Zijn omgang met koloristische, post-impressionis­tische effecten en laatromantisch gedach­tengoed is in elk geval wat kinderlijk. Trans­cripties voor sologitaar van andermans werk - van Gershwin tot Lennon en McCartney - vinden een weg in sommige van zijn werken. Alleen al menige titel doet impressionistisch aan. DISCOGRAFIENovember steps; Eclipse; Altvioolconcert. Nobuko Imai, Katsya Yokoyama en Kinshi Tsuruta met het Saito Kinen orkest o.l.v. Seiji Ozawa. Philips 432.176-2.To the edge of dream; Folio's I-III; Toward the sea; Songs for guitar; Vers, l'arc en ciel, Palma. John Williams, Joshua Bell, Gareth Hulse en London Sinfonietta o.l.v. Esa-Pekka Salonen. Sony 46720.Rain coming; Rain spell; Riverrun; Tree line; Waterways. Paul Crossley met London Sinfoniet­ta o.l.v. Oliver Knussen. Virgin 791.180-2.Litany; Pause ininterrompue; Piano distance; For away; Les yeux clos I en II; Rain tree scetch. Kumi Ogano. Philips 432.730-2.Pianowerken. Roger Woodward. Etcetera KTC 1103.Day signal; Quotation of dream; How slow the wind; Twill by twilight; Archipelago; Dream/Window; Night signal. London Sinfonietta o.l.v. Oliver Knussen. DG 453.495-2.