Fonografie Muziek

DAPHNE EN DAPHNIS IN DE MUZIEK

DAPHNE (DAFNE) EN DAPHNIS (DAFNIS) IN DE MUZIEK

Dafne (= laurierblad) is in de eerste plaats de nimf uit de Griekse mythologie die we in Ovidius’ Metamorfosen ontmoeten. Ze wordt daar achtervolgd door Apollo omdat ze hem minacht en verandert daarom in een laurierstruik  die door Apollo heilig wordt verklaard. Dafne treffen we behalve in de muziek ook in de vroege renaissance in de schilderkunst (bij Tiepolo en Cornelis de Vos onder anderen) en de beeldhouwkunst (Bernini) aan.

Verder kennen we eveneens uit de Griekse myhologie de manlijke variant Dafnis, een Siciliaanse herder, zoon van Hermes en een nimf, uitvinder van de bucolische poëzie, het herderslied en befaamd fluitspeler. De oudste sage over hem is van de lyricus Stesichorus (ca. 600 v. Chr.) Hij werd vanwege zijn ontrouw aan de nimf Echenais door Afrodite met blindheid gestraft en bracht zijn verdere leven door het het maken van klaagliederen. Zijn naam ging in de vierde en vijfde eeuw over op andere figuren uit de herdersliteratuur, met name in de Griekse pastorale van Longus over Daphnis en Chloë, twee herderskinderen door tere liefde verbonden. In een variant van deze sage van Theocritus gaat Daphnis ten onder aan een ongelukkige liefde.

Hieronder zijn beide figuren aan de hand van wat aan hen gewijde composities aangestipt; dat gebeurt in alfabetische volgorde van componistnaam. Eerst Dafne. 

André Campra (1660-1744) droeg in 1708 een cantate bij.

Een hele opera op libretto van Giovanni Francesco Busenello van Francesco Cavalli (1602-1676) verlevendigde in 160 het carvalseizoen in Venetië. Aan het werk komen heel wat zangers te pas: Apollo (countertenor), Dafne (mezzo), Aurora (sopraan), Cefalo (tenor), Giove (bs), Amore (sopraan), Peneo (bs) en een half dozijn anderen. Het volledige werk is gelukkig ook opgenomen.

Als luitlied keert Dafne terug in een bundel van de Engelsman John Danyel (1564-ca. 1626).

De bijdrage van John Dowland (1563-1626 Daphne was not so chaste as she was changing vinden we terug als het derde lied uit de derde bundel Songs and ayres (1603).

In 1608 vond Marco da Galiano (1582-1643) in Mantua het Dafne gegeven goed geschikt voor een complete opera, simpelweg La Dafna getiteld, die gelukkig ook in zijn geheel is geregistreerd.

In Händels waarschijnlijk aantrekkelijkste Italiaanse cantate Apollo e Dafne over de Arcadische geschiedenis kan Dafna voor wie de eerbaarheid alles betekent, tenslotte de gevreesde dood in de armen van de begerige Apollo ontvluchten door in een laurierstruik te veranderen. Het werk bevat mooie aria’s voor beide protagonisten en een fraai duet ‘I shall always adore you – I shall always abhor you’ met Nancy Argenta als charmante Dafne en Michael George als dreigende Apollo.

De tekst Sie hat das Auge, die Hand,

  Den Mund der schönen Psyche.

Sie hat den Wuchs, die Göttermiene,

Das holde Lächeln der jungen Hebe.

 

Sie hat Geschmack und Weltmanieren

Und weiss zu reden,

Und weiss zu schweigen.

O wüsste Daphne nur noch zu lieben!

vormde rond 1797 het uitgangspunt van een meerstemmig lied van Joseph Haydn (1732-1809).

Komen we bij een echt curiosum: het lied Daphné van Aristide Hignard op tekst van niemand minder dan Jules Verne, die behalve schrijver ook een behoorlijk amateurpianist en tenor was. Het bewuste lied dateert uit de periode 1847-1863.

Al even onbekend is Joseph Martin Kraus (1756-1792), precies Mozarts tijd; ook hij droeg een lied bij.  

Met Come, my Daphne, come away zorgde de vrij jong gestorven William Lawes (1602-1645) voor een pastorale dialoog.

Van de eerste die zich compositorisch om haar bekommerde, Jacopo Peri (1561-1633) is er een Dafne opera uit ca. 1596 op libretto van Rinuccini waarvan weinig of niets is overgebleven. 

Dan is daar Daniel Purcell (ca. 1660-1717) met opnieuw twee zelfstandige liederen.

Leopold zorgde in 1816 voor het nagenoeg onbekend gebleven lied Daphne am Bach van Franz Schubert. Maar echt volslagen onbekend is Tatjana Sergejava met haar instrumentale Daphne versie voor saxofoon, cello en orgel. Zelfs internet geeft nauwelijks iets naders over haar prijs. Al even verrassend is de aanwezigheid van de Deen Søren Terkelsen (ca. 1590-1657) met een paar vocale bijdragen over Dafne uit respectievelijk 1648 en 1654.

Het lied Daphne in 1932 op tekst van Edith Sitwell door William Walton (1902-1983) geschreven, kreeg de ondertitel bucolic comedy mee wat aangeeft dat hij de kwestie van de nimf nogal luchtig opnam.

Een weer onbekende grootheid is tot slot van de Dafne parade de Engelsman William Wigthorpe (ca. 1579 - ca. 1609).

Blijft de manlijke Daphnis. Die is het bekendst geworden en gebleven door het ballet Daphnis et Chloé dat Maurice Ravel (1875-1937) in 1912 op het gegeven van Longus met blijvend succes voor Diaghilev schreef. Hieronder is een recente goedkope, maar voortreffelijke uitvoering vermeld.

Weer minder bekend is, dat Bodin de Boismortier (1639-1755) in 1747 een precies in die ontstaanstijd passende opera met ballet Daphnis et Chloé componeerde.

Discografie

Boismortier: Daphnis et Chloé. Gaëlle Méchaly (s), Marie-Louise Duthoit (s), François-Nicolas Geslot (t) met Le concert spirituel o.l.v. Hervé Niquet. Glossa GCD 921605 (2 cd’s, 1u. 40’59”). 2001

Campra: Cantate Daphne e.a.. Jacqueline Nicolas (s), Daniel Cuiller (v), Philippe Allain-Dupré (fl), Jay Bernfeld (vdg) en Michel Chapuis (org). Pierre Vernay PV 786101 (58’39”). 1985

Cavalli: Gli amori d’Apollo e di Dafne. Anders Dahlin (t), Rosa Dominguez (ms), Emanuela Galli (s), Stephan van Dyck (t), Paola Quagliata (s) met Ensemble Elyma o.l.v. Gabriel Garrido. K 617 K 617211/2 (2 cd’s, 2u. 35’36”). 2007 

Danyel: Coy Daphne fled e.a. Garden of eloquence. Et’cetera KTC 1423 (57’29”). 2010

Dowland: Daphne was not so chaste. Emma Kirkby (s) en Anthony Rooley (lt). BIS CD 1475 (65’15”). 2004

Gagliano: La Dafne. Maria Cristina Kiehr (s), Roberta Invernezzi (s), Adriana Fernandez (s), Jordi Ricart (b) met Ensemble Elyma o.l.v. Gabriel Garrido. K 617 K617058 (68’22”). 1995

Händel: Apollo e Dafne HWV. 122; Cantate Crudel tiranno Amor HMV 97. Nancy Argenta (s), Michael George (bs) met Collegium Musicum 90 o.l.v. Simon Standage. Chandos CHAN 0583 (57’56”). 1994

Haydn: Daphnens einziger Fehler H. XXVb/2 e.a. Victoria de los Angeles (s), Elisabeth Schwarzkopf (s), Dietrich Fischer-Dieskau (b), Gerald Moore (p). EMI 749.238-2 (68’16”). 1967

Hignard: Daphné e.a. Françoise Masset (s) en Emmanuel Strosser (p). Mirare MIR 001 (39’13”). 2004

Kraus: Daphne am Bach e.a. Brigit Steinberger (s), Martin Hummel (b), Glen Wilson (p). Naxos 8.557452 (62’39”). 2004

Lawes: Come, my Daphne, come away e.a. Janet Baker (ms), Dietrich Fischer-Dieskau (b), George Malcolm (klav), Kenneth Heath (vc). Testament SBT 1321 (74’52”). 1970

Purcell. D.: Cantate Apollo and Daphne e.a. Trésors d’Orphée. Stradivarius STR 33360 (65’51”). 1994

Purcell: D.: Cantate The beauteous Daphne e.a. Sprezzatura. Et’cetera KTC 1232 (73’13”). 1999

Ravel: Daphnis et Chloé; Ouverture Shéhérazade. Nationaal orkest Lyon en MDR Omroepkoor Leipzig o.l.v. Jun Märkl. Naxos 8.570992 (71’27”). 2008

Schubert: Daphne am Bach D. 411 e.a. Brigit Steinberger (s) en Ulrich Eisenohr (p). Naxos 8.557579 (62’14”). 2004

Sergejava: Daphne. Alexey Volkov (sax), Vladimir Tonkha (vc), Tatjana Sergejava (org). Bohème CDBMR 001123 ().1995

Terkelsen: De zeer bedroefde en hartverscheurende klaagzang van Dafnis; Daphnis’ liefdeszorgen e.a.. Rogers Covey Crump (t) en Lars Ulrik Mortensen (klavec.) BIS CD 391 (60’23”).1987

Terzakis: Daphnis und Chloe. Hélène Lindqvist (s) en Vanja Tantikova (va). Col Legno WWE 20066 ( ). 2000

Walton: Daphne, bucolic comedy. Felicity Lott (s) en Graham Johnson (p). Naxos 8.557112 (52’10”). 1997

Wigthorpe: Daphne e.a. Musicians of The Globe. Philips 456.507-2 (77’47”). 1996