Fonografie Muziek

BESCHEIDEN BLAZER, DE

DE BESCHEIDEN BLAZER

 

 Op het moment dat je zo’n titel noteert, weet je dat hij onjuist is. Maar toch. Wat is er aan de hand? Bij het uitsplitsen van alle in boekvorm te publiceren interviews met uitvoerende musici blijkt het aan blazers gewijde stapeltje het dunst te zijn. Dat is geen kwestie van discriminatie, onterechte vooroordelen of andere opzet. Het is gewoon een ervaringsfeit dat ook heel makkelijk te verklaren is. In de muziekwereld wemelt het van de pianisten, violisten en cellisten. De pianisten manifesteren zich het prominentst. Zij kunnen zich het beste individueel manifesteren, hebben verder tijdens recitals niemand nodig, kunnen zich veelgevraagd in pianoconcerten door een orkest terzijde laten staan en beschikken over een gigantisch repertoire op allerlei gebied tot liedbegeleidingen en een bescheidener rol in sommige orkestpartijen aan toe.Ook de strijkers hebben niet te klagen, al kunnen ze zich minder in hun eentje manifesteren. Maar de blazers? Die komen er relatief bekaaid af. Haast in alle opzichten. Ze zijn geringer in aantal, zijn minder nodig, hebben een beperkter repertoire (zeker als solist en in de kamermuziek). Zou hun plaats middenin of achteraan in het symfonie orkest symbolisch zijn voor hun plaats op de muzikale piklijst? Daar zullen vast wel muzieksociologische en –psychologische studies over zijn verschenen. Maar reden tot een minderwaardigheidscomplex, aanleiding om zichzelf weg te cijferen, hebben hout- en koperblazers zeker niet. Te beginnen met de fluitsonates van Bach, de kamermuziek en concerten voor blazers van Mozart, de klarinetkwintetten van Mozart, Brahms en Reger is er markant en prachtig repertoire genoeg. Alleen: in het concertleven wordt daar minder mee aan de weg getimmerd. En wat zou alle symfonische muziek een stuk armer, minder kleurrijk zijn als de blazers niet hun weldadig afwisselende inbreng konden bieden.Van bescheidenheid is allerminst sprake bij blazers en er komen net zulke coryfeeën onder hen voor als bij de andere instrumentalisten. Alleen hun vaak bescheiden, dienende, niet overprominente rol wordt zuiver kwantitatief weerspiegeld in het beperkte aantal interviews. In het toch al magere rijtje ontbreken bovendien de fagot, de trombone en de tuba. Het zij zo. Andere instrumenten – slagwerk, gitaar bijvoorbeeld – komen er nog bekaaider af, maar vinden hier ook een klein plaatsje. Ter compensatie dan maar een paar andere hoofdstukken over blazers. 

(uit Spraakmakende blazers, Gopher 2002)