Mini Vergelijkingen

TCHAIKOVSKY: SYMFONIE NR. 6

TCHAIKOVSKY: SYMFONIE NR. 6

 

Wat is pathos? Waar begint dat en waar houdt het op? Vragen waarover in verband met de 6e Symfonie van Tschaikovsky moet worden nagedacht. Zijn bijnaam kreeg de al volledige partituur op aandringen van Modest Tschaikovsky, de broer van de componist. In hoeverre het werk ook zonder die bijnaam zo populair zou zijn geworden, zal wel altijd een onbeantwoorde vraag blijven. Het gaat buiten kijf wel om grandioze muziek.

"Ik geef u mijn woord van eer dat ik nooit in min leven zo tevreden, zo trots, zo gelukkig ben geweest in het besef dat ik een goed werk heb geschreven." Geen maanden later nadat Tschaikovsky dit aan zijn uitgever had geschreven, was hij dood. Mogelijk tot zelfmoord gedreven door de vijandige ontvangst welke zijn Pathétique ten deel viel. Die titel is overigens best gerechtvaardigd voor een compositie die ondanks een reeks positieve tussenspelen en fraaie thema's in wezen heel melancholiek is.

Hoewel het eerste deel een van Tschaikovsky's mooiste thema's bevat, geeft het met zijn uitersten van dynamiek blijk van een intense innerlijke strijd – geen van zijn voorgaande symfonieën maakt zo'n heftig verschil tussen zacht en luid. Het tweede deel is een spookachtig stuk, geschreven in een ritme dat een wals lijkt na te bootsen, maar er nooit echt eentje wordt. In het derde deel wordt dat door een mars overgenomen, maar ieder blijk van triomf wordt al snel de kop ingedrukt. Ongewoon genoeg eindigt het werk met een langzaam deel, dat tevens een uiting van Tschaikovsky op zijn vertwijfeldst is. Het emotionele gewicht van dit adagio wordt steeds drukkender totdat de muziek onder het leed lijkt te bezwijken en in de duisternis waaruit hij ontstond lijkt terug te keren.

Vroeger werden vrij algemeen alle emoties uit het werk gewrongen; gelukkig is sinds Toscanini (RCA GD 60297) en meer nog sinds Mravinsky monoversie 1956 (DG 447.423-2), stereoversie 1960 (DG 439.456-2)  een uitvoeringstraditie ontstaan waarin dirigenten hun hoofd helder proberen te houden jegens een teveel aan gevoelens. De dirigenten die daar het beste in slagen, overtuigen het meest.

Goede voorbeelden hiervan zijn verder Markevitch (Philips 422.478-2, 438.335-2), Abbado (DG 427.220-2), Ashkenazy (Decca 443.844-2) en in nog hogere mate Jansons (Chandos CHAN 8446), ongeforceerd maar heel geconcentreerd en vol zuivere romantische kracht. Karajanbewonderaars kunnen van zijn vijf opnamen het beste die uit 1977 (DG 460.609-2) kiezen. Bij sommigen staat ook Pletnev (Virgin 759.661-2 en DG 453.450-2) in hoog aanzien. Maar uiteindelijk is men het beste af met die toch wel bijzondere Mravinsky en de geconcentreerd musicerende wat mooier vastgelegde Jansons (Chandos CHAN 8446). Markant bij hem zijn met name de tegelijk warmbloedige en gepassioneerde, maar volkomen onsentimentele aanpak (2e thema 1e deel), het snelle, uitdagende 3e deel en de simpele toewijding uit de finale zonder emotionele overdrijving en toch heel gevoelig.