Mini Vergelijkingen

PERGOLESI: STABAT MATER

PERGOLESI: STABAT MATER

 

Van de jong gestorven componisten die in de muziekpraktijk doorleefden zullen weinigen zo jong zijn gestorven als Giovanni Battista Pergolesi: hij werd slechts 26. Zijn opera La serva padrona luidt de geboorte van de opera buffa in en onder zijn geestelijke koorwerken nemen het Salve regina en meer nog de vrouwelijke tweezang van het Stabat mater een sleutelpositie binnen het bewuste repertoire in. Laatstgenoemd stuk was ook het meest in druk verschenen werk uit de 18e eeuw. Het staat op de drempel van barok naar classicisme en bezit met zijn dissonanten en zijn expressief gebruik van pauzes een zoekende toonspraak die ten dienste staat van een te vormen elegisch bezielde uitdrukking van het lijden van Maria onder het kruis. Voor een religieus werk heeft het veel van een opera, vooral omdat Pergolesi afziet van een koor en de tekst van de twaalf deeltjes laat presenteren door een solosopraan en –alt, soms in duetvorm. De muziek is verrassend gevarieerd binnen een stemming van smart en smeken, hoewel er ook relatief levendiger gedeelten zijn.

Het gevoelige, vroom godsdienstige werk – feitelijk zijn laatste compositie en belangrijkste meesterwerk, geschreven in een Franciscaner klooster in Pozzuoli - dat eertijds was bestemd voor een adellijke aartsbroederschap in Napels bestaat op cd in tal van vormen, waarbij de mezzopartij niet zelden door een manlijke alt wordt vertolkt. In de uitvoeringspraktijk is het risico levensgroot aanwezig dat het werk wordt gesentimentaliseerd met behulp van een te weelderige orkestklank en twee opgelegde operastemmen. Mits goed in balans gebracht kan de haast sensuele kwaliteit van de muziek zoals tegenwoordig vaak gebeurt ideaal door een kleiner bezet strijkorkest en een bescheiden, pure vrouwen- en mannenstem worden gerealiseerd. Fraaie voorbeelden van zo’n aanpak leveren Véroniqe Gens, Gérard Lesne en Il seminario musicale (Virgin 545.291-2) of Gillian Fisher, Michael Chance en The King’s Consort onder Robert King (Hyperion CDA 66294) en – in wat mindere mate - van Barbara Bonney en Andreas Scholl met Les talens lyriques onder Christophe Rousset.

Bij de versies voor louter vrouwenstemmen imponeren vooral die van Gemma Bertagnolli, Sara Mingardo en Concerto Italiano o.l.v. Alessandrini (Opus 111 OPS 30-160) en Lois Marshall plus Lucia Valentini-Terrani met het Londens symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado (DG 415.103-2).