Mini Vergelijkingen

POULENC: LES MAMELLES DE TIRESIAS

POULENC: LES MAMELLES DE TIRÉSIAS

 

Oppervlakkig beschouwd kan deze korte opéra bouffe uit 1947 (bestaande uit een proloog en twee aktes) worden beschouwd als weinig meer dan een absurdistische satirische stoeipartij met duidelijke verwijzingen naar Offenbach, Chabrier, Stravinsky en zelfs Maurice Chevalier. Maar Poulenc heeft Apollinaire’s sur-réaliste drama (waaraan het begrip zijn naam dankt) gebruikt als uitgangspunt voor een werk vol emoties: spijt. Nostalgie, verlangen en tenslotte de wedergeboorte van hoop.

Poulenc werkt sporadisch aan het stuk gedurende de eerste helft van de jaren veertig, maar rondde het in een uitbarsting van creatieve energie in 1945, kort na de Tweede Wereldoorlog af. Gedurende de Duitse bezetting van Frankrijk was de componist vaak niet in Parijs, zo ongeveer zoals de hoofdfiguren met daarnaast een gendarme, een journalist en een ‘kioskdame’ uit de opera strandden in een mythisch Zanzibar. Hij beleefde kennelijk plezier aan de details van zijn stad met zijn arrondissementen. De partituur wemelt van de kleine muzikale toespelingen die de onvertaalbare grappen van Apollinaire gelijkwaardig ondersteunen. Zo kan men als luisteraar tot slot bekend raken met de smaak van met aardbeien gevulde bananenbladeren – het symbool dat Apollinaire de gelieven tot besluit aanbiedt.

Van Poulencs Così fan tutte waarin Thérèse zich tierelierend van haar borsten ontdoet en begeleid door revueklanken in een ‘Tirésias’ verandert en haar man vader wordt van veertigduizend kinderen die in huppelrefreinen om de moederborst jengelen bestaan twee opnamen op cd. Een oudere, historische uit 1953 door het ensemble van de Parijse Opéra comique onder André Cluytens (EMI 566.843-2, 5 cd’s samen met de andere opera’s en cantates) met Denise Duval in de hoofdrol van Thérèse. De andere is van veel recenter datum, 1996, met de Tokyo Opera Singers en het Saito Kinen orkest o.l.v. Seiji Ozawa (Philips 456.504-2, 1 cd met de cantate Le bal masqué). En met Barbara Bonney als Thérèse.

De EMI staf moet het als een investering op lange termijn hebben gezien toen in 1953 werd besloten zoveel aandacht te schenken aan Poulencs opera’s en vocale werken. De inmiddels klassieke versie van Cluytens is niet te evenaren als herinnering aan de vroegste opvoeringen van wat misschien wel Poulencs succesvolste opera is. De ouderdom van de mono opname blijkt vooral uit de wat vage, ongedetailleerde orkestklank.

Denise Duval was Poulencs lievelings sopraan en hoewel haar stem een lichtelijk scherp randje heeft in het hoge register – iets wat kenmerkend is voor menige Franse zangeres – is haar vertolking zo compleet in muzikaal en dramatisch opzicht, dat iedereen die deze rol wil zingen eigenlijk een voorbeeld aan haar moet nemen. Nadat ze de rol van Thérèse had gecreëerd beschreef Poulenc haar als “Parijs verbluffend met haar schoonheid, haar acteertalent en haar stem”.

De opname van Ozawa lijkt de eerste welke na die van Cluytens werd gemaakt. Het dient gezegd: Barbara Bonney is eveneens erg succesvol als Thérèse en ze slaagt er prachtig in om een levendig karakter neer te zetten zonder dat ze op enigerlei manier tracht Duval na te doen. Ozawa heeft altijd een grote affiniteit getoond met Franse opera’s uit de bewuste tijd en hij zorgt voor een verfijnde en gepolijste verklanking met scherpe ritmische contouren. De grootste voordelen schuilen in het feit dat de Philips opname separaat verkrijgbaar is en dat de orkestklank stukken fraaier is. Op EMI klinken de stemmen zo prominent dat veel orkestraal detail – en daarmee helaas ook veel van die pakkende, voor Poulenc heel specifieke naast elkaar geplaatste tegenstellingen -verloren raken. Of zoals de componist het zelf formuleerde: ‘temidden van de ergste potsenmakerij kan een enkele frase een wisseling van de lyrische teneur bewerkstelligen’. Het Japanse koor had een Franse coach wat duidelijk merkbaar is. En de rest van de bezettingen is in beide opnamen boven elke twijfel verheven. Typisch zo’n geval dus waarin beide versies feitelijk onmisbaar zijn omdat ze elkaar zo prachtig aanvullen.

Het Kruidvat heeft een spotgoedkope door Bart Visman voor het Nieuw Ensemble en Opera Trionfo bewerkte versie onder Ed Spanjaard met o.a. Renate Arends en Bernard Loonen uitgebracht die ook voor een keer zeker het aanhoren waard is.