Mini Vergelijkingen

MONTEVERDI: MADRIGALEN

MONTEVERDI: MADRIGALEN

 

Overgevoelige zielen moesten vroeger oppassen met de Madrigalen van Claudio Monteverdi; ze konden schade oplopen tengevolge van de vaak nogal erotische teksten. Een madrigaal is in wezen een wereldlij lied voor een of meer stemmen, al dan niet begeleid. Een breed begrip dus. Het genre is typisch Italiaans en 16e eeuws en het bereikte zijn hoogtepunt met Monteverdi. Zoals gezegd, de teksten waren bij voorkeur amoureus van aard en stamden van Petrarca of waren in navolging van hem geschreven.

Monteverdi had al twee van zijn madrigalenbundels geschreven  toen hij zijn aanstelling in Mantua in 1592 aannam. Die twee bundels bevatten nog de standaard vijfstemmige polyfone vorm en de bewuste madrigalen zijn best charmant, ze getuigen ook van verbeelding. Maar onder de invloed van De Wert kregen de volgende madrigalen in Mantua een gedurfder karakter, vooral in het gebruik van dissonanten en een tendens tot een declamatorischer expressie. Dat bracht de conservatieve theoreticus Artusi ertoe een aanval op Monteverdi te lanceren. Monteverdi’s verweer, dat later werd uitgebreid door zijn broer Giulio Cesare, werd afgedrukt in de vijfde band madrigalen uit 1605. Hij maakte daar onderscheid tussen de oude stijl van componeren (de prima prattica) waarin de muziek de tekst domineerde en de nieuwe stijl (de seconda prattica) waarin omgekeerd de tekst de muziek domineert. Anders gezegd ging het om de overgang van de a capella stijl naar de monodie; aan de meerstemmige vocale muziek die eerst onbegeleid klonk, konden nu in eenstemmige vorm ook instrumenten worden toegevoegd.

Vanaf de vijfde band met madrigalen wordt Monteverdi steeds radicaler, niet alleen tengevolge van het toegevoegde instrumentarium, maar ook de harmonie wordt gedurfder, expressiever en de stemmen worden in diverse groepen gesplitst. In de achtste band onder de titel Madrigali  guerrieri et amorosi (over oorlog en liefde) die een ideaal uitgangspunt biedt voor een verkenning van deze materie, zette de componist zijn esthetische bedoelingen uiteen. Uitgaande van klassieke ideeën argumenteerde hij dat de muziek in staat moet zijn om bij de luisteraar de contrasterende status van rust, liefde en oorlog te wekken. Als voorbeeld kan een van die Petrarca sonetten dienen, Hor ch’el ciel a la terra, een verbluffend dramatisch voorbeeld van tekstduiding in muziek waarin de literaire stemmingswisselingen in de muziek worden weerspiegeld door tempowisselingen en veranderende sonoriteiten; dit madrigaal eindigt uiterst sereen en treffend en behoort tot Monteverdi’s allermooiste.

De tot nu toe meest idiomatische realisatie van dit fraais komt van Alessandrini (Opus 111 OPS 30-187). Wie nu de smaak te pakken heeft gekregen, moet vooral ook van Alessandrini de banden 4 (Opus 111 OPS 30-81) en 5 (Opus 111 OPS 30-166) proberen.