Mini Vergelijkingen

JANACEK: PIANOWERKEN

JANÁČEK: PIANOWERKEN
 

 

 

De werken voor pianosolo van Janácek bevatten zijn intiemste en spontaanste muziek en – met name in de Sonate 1.X1905 (met de bijnaam Van de straat) – ook mee zijn beste. De vaak smartelijke op persoonlijke gebeurtenissen of stemmingen in de natuur gebaseerde schaarse werken hebben vaak een autobiografisch karakter en bevestigen de waarnemingen die de oplettende beschouwer van en luisteraar naar Janáceks opera’s in de wereld van diens muziektheater waarnam. Bliksemsnelle sfeerwisselingen en een haast letterlijk sprekende melodievoering tonen aan dat het hier om onverschrokken eerlijke bekentenismuziek gaat.

 

De ongewone titel van de sonate herinnert aan de dood van een 20-jarige Tsjechische arbeider gedurende een demonstratie waarin werd gevraagd om een Tsjechische universiteit in het overheersend Duitse Brno (= Brünn). Zijn reactie op die tragische gebeurtenis is kenmerkend en ontroerend voor Janacek: eenvoudig thematisch materiaal wordt quasi improvisatorisch ontwikkeld; er zijn tal van onverwachte harmonieën en plotselinge stemmingswisselingen; jachtige onderliggende figuraties suggereren innerlijke spanningen en onrust. Het werk is slechts tweedelig (een derde werd vlak voor de première vernietigd. Trouwens ook de rest had de componist in de rivier gegooid en als niet pianist Ludmil Tuckova gauw een kopie had gemaakt, was het werk geheel verloren gegaan). Het eerste draagt de titel “Voorgevoel”, het tweede “Dood”. Beide zijn uitermate sfeervol; in het tweede wekt een steeds herhaald gepunteerd motief een begrafenis optocht waarin de woede aanvankelijk langzaam toeneemt en daarna wegebt.



De verzameling van tien korte stukken Op een overwoekerd pad ontstond tussen 1901 en 1908. Als groep herinneren deze stukken aan Schumanns Kinderszenen. Geen wonder: ze werden geschreven als reactie op het overlijden van Janáceks dochter Olga. De titels werden pas kort voor de publicatie toegevoegd maar zij bekrachtigen de thematiek van droefenis en herinnering. Het gaat derhalve om ongelooflijk intense poëtische miniaturen die met haast laconiek gemak een stemming of een beeld oproepen. Het fraaist van al in het dramatische De kerkuil is niet weggevlogen waarin klaterende arpeggio’s de roep van een uil uitbeelden – een voorteken van de dood in de Tsjechische folklore.



De reeks van vier stukken uit In de mist dateert uit 1912 toen Janáceks pad werkelijk overwoekerd was. Hij geloofde niet meer in zijn werk en de titel suggereert deze onzekere stemming. Opnieuw keert ook de krijsende uil terug.



Relatief een ondergeschikter rol spelen Tema con variazioni, de zogenaamde Zdenkavariaties. Een vroeg en nogal romantisch werk van nog geen tien minuten. Minder betekenis hebben ook de Moravische dansen en Herinnering.



Bijna passen de complete pianowerken van Janacek op één cd. Op dat variatiewerk na zorgen om te beginnen Leif Ove Andsnes (Virgin 561.839-2), Josef Pálenicek (Supraphon 10.1481), Mikhal Rudy (EMI 754.094-2), Alain Planès (Harmonia Mundi HMC 901508) en Jet Röling (Ottavo OTR C38607) daar op best verdienstelijke wijze voor. Maar de ware exponenten van dit bijzondere repertoire zijn Rudolf Firkusny (DG 449.764-2) die zelf nog van Janacek les heeft gehad en András Schiff (ECM 461.660-2).



Firkusny speelt met de autoriteit van iemand die grondig vertrouwd is met dit repertoire en die het door en door kent. Hij speelt wel erg op de man af, met een zekere neiging tot objectiveren. De boosheid en intensiteit uit de sonate is bij hem in betere handen dan de poëzie uit het Overwoekerde pad. Schiff biedt hiervoor het volmaakte tegenbeeld. Hij is allerminst nadrukkelijk, maar veel dichterlijker, milder en ook beter in de uitwerking van details. Voor een volledige indruk van deze muziek moet men dus eigenlijk beide opnamen bij de hand hebben. Jammer dat Schiffs opname zoveel galm meekreeg en daardoor nodeloos onduidelijk klinkt.