Mini Vergelijkingen

HAYDN: L'ISOLA DISABITATA

HAYDN: L’ISOLA DISABITATA
 


De opera is een terrein waarop de geschiedenis Haydn een falende componist vond. Niettemin vormde de opera een belangrijk deel van zijn oeuvre en werd hij in zijn tijd gezien als een belangrijk man van het muziektheater – belangrijker zelfs dan Mozart. Thans wordt dat weer omgekeerd gezien en van zijn vijftien overgeleverde opera’s worden er maar een paar incidenteel door kleine gezelschappen opgevoerd; in totaal schreef Haydn trouwens twintig opera’s.


Die verwaarlozing is niet geheel onterecht maar een handjevol van die vijftien – zoals Il mondo della luna – verraadt veel flair voor dramatische orkestratie, duidelijke karaktertekening en fraaie inzet van ensembles. Niet in vergelijking met Mozart, waar wel een stuk beter dan de gemiddelde Italiaanse opera uit die tijd. Met name treffend is de manier waarop Haydn komische en tragische elementen mengt.


L’isola disabitata (Het onbewoonde eiland), nader aangeduid als azione teatrale, mag dan in het theater een weinig levensvatbare, korte en lichtgewicht opera zijn, het werk bevat wel fraaie muziek, meteen al in de energieke, dramatische ouverture in g, terwijl de vier acterende personen in totaal zeven aria’s en een slotkwartet voor hun rekening nemen, dat alles gelardeerd met uitgebreide recitatieven.


De heldin, Costanza, een soort Ariadne, krijgt twee welsprekende adagio aria’s te zingen en hoewel de toonzetting ernstig en waardig is, maken ze niet zoals de tekst suggereert een echt tragische indruk.


De muziek van Costanza’s echtgenoot, Gernando, die dertien jaar eerder door piraten werd weggevoerd en die nu op het verlaten eiland terugkeert om zijn vrouw en zijn zuster Silvia te redden, ageert in muzikaal opzicht ook vrij traag en gevoelvol en zijn enige uitgebreide aria “Non turbar” uit de tweede akte vormt de emotionele climax uit het werk.


Costanza’s jongere zus Silvia die op het eiland is opgegroeid als een vindingrijk natuurkind, wordt charmant voorgesteld in de beginaria. En Gernando’s metgezel, Enrico, op wie Silvia op slag bij de eerste ontmoeting verliefd wordt, brengt zijn toewijding aan zijn vriend uit in een stoere aria die blaakt van zelfvertrouwen en waarin de hoge hoorns een belangrijk aandeel hebben.


Maar het aantrekkelijkst en mooist is feitelijk het slotkwartet met bewerkelijke concertante partijen voor viool en fluit (voor de dames) cello en fagot (voor de heren) die elk van de vier figuren symboliseren. Hoorns en slagwerk spelen ook een niet geringe rol.

 

Er kan worden gekozen tussen drie opnamen. Een van de aantrekkelijkste is de recente, door David Golub in gematigde tempi gedirigeerde versie met jonge zangers uitgevoerde versie (Arabesque Z 6717-2, 2 cd’s samen met Arianna a Naxos). De oudere opname van Antal Dorati (Philips 432.427-2, 2 cd’s) is in muzikaal opzicht wat feller en levendiger; de zangers zien hier een fractie beter, maar de recitatieven komen wat minder goed uit de verf. Wie staat op het gebruik van oude instrumenten, kan terecht bij Alessandro de Marchi (Opus 111 OP 30319) met een ietwat hectische aanpak in snelle tempi, tamelijk schril klinkende violen en minder overtuigende solisten.