Mini Vergelijkingen

DEBUSSY: ESTAMPES

DEBUSSY: ESTAMPES
 



Vier decennia geleden kon men de pianisten die werkelijk affiniteit hadden met Debussy’s pianowereld en die uitblonken in Estampes op de vingers van één hand tellen: Alfred Cortot, Walter Gieseking (Philips 456.790-2, 1936 en EMI 565.855-2, 1953), Robert Casadesus (Sony 60795, 2 cd’s 1954), Aldo Ciccolini (EMI 573.813-2 5 cd’s, 1991) en Arturo Benedetti Michelangeli. Thans zijn er velen. Het is bijvoorbeeld niet moeilijk om in de cd catalogi meer dan veertig opnamen van Estampes te vinden.



In dit werk gaat het om uitgesproken impressionistische beelden van respectievelijk het Verre Oosten, het Moorse Spanje en een mysterieus in regensluiers gehulde tuin in Parijs. Estampes (1903) is Debussy’s derde pianocyclus. In een 3 september 1903 gedateerde brief schreef Debussy onder andere aan een vriend: “Wanneer je jezelf de reiskosten niet kunt veroorloven is het goed om dit met je verbeelding te compenseren.” Het zou echter onjuist zijn om de drie deeltjes te beschouwen als beschrijvende toonschilderingen; in feite vertegenwoordigen ze inwendige landschappen tijdens een denkbeeldige reis in gedachten.



Pagodes, melodisch vrijwel geheel uit een vijftoons schaal (zwarte toetsen) gebouwd, weerspiegelt een impressie van Javaanse gamelanmuziek die Debussy in 1889 en 1900 op de Nederlandse stand van Parijse Wereldtentoonstelling had gehoord zonder zelf ooit een pagode te hebben betreden. Het tweede deel, Soirée dans Grenade met als ondertitel Mouvement de Habanera grijpt inderdaad duidelijk op de Habanera dansvorm terug, die ook de jonge Ravel in 1895 al voor 2 piano’s had gebruikt. Manuel de Falla roemde later aan Debussy’s Habanera Debussy’s kunst om uit geschapen (en niet geïmiteerd) folkloristisch materiaal het karakter van iets authentieks, in dit geval uit Andalusië te scheppen. Overigens had Debussy al een Habanera ritme gebruikt in zijn Lindaraja voor 2 piano’s uit 1901, dat echter pas in 1926 in druk verscheen.



Jardins sous la pluie tenslotte kan het beste worden opgevat als een impressie uit de geliefde grootstad: “De zon lacht door de stortregen die op de door de zomer verdorde Parijse tuinen plenst”, karakteriseerde Alfred Cortot deze compositie waarin brokstukken uit twee Franse kinderliedjes zijn verwerkt.



Estampes was opgedragen aan de schilder Jacques-Emile Blanche die in zijn memoires beweert dat dit laatste deel werd geïnspireerd door een stormachtige middag toen hij een portret van Debussy schilderde: “Ik maakte in Auteuil een studie van zijn hoofd. We waren buiten, het regende. De bomen wierpen een groene schaduw over zijn doffe uiterlijk dat door de regen leek te zijn voorzien van een vernis”.



Bij een eerste selectie van de tussen 1936 (Gieseking, Philips 456.790-2) en 2001 (Dukachev Dunelm DRD 0158) ontstane circa drie dozijn opnamen vallen bij de echt ‘groten’ en ‘specialisten’ onder andere Arrau (Philips 432.304-2), François (EMI 747.374-2), Ciccolini (EMI 573.813-2), Gieseking (EMI 565.855-2), Richter (DG 457.667-2), Haas (Philips 432.304-2), Béroff (EMI 574.122-2) en Thiollier (Naxos 8.553292) af.



Ongeacht interpretatieve en opnametechnische verschillen zijn dit uit het grote veld de opnamen waartussen tenslotte het beste kan worden gekozen: Zoltan Kocsis (Philips 412.118-2, 1983), Pascal Rogé (Decca 443.021-2, 1977), Joeri Egorov (EMI 573.656-2, 1983), Jean-Yves Thibaudet (Decca 452.022-2, 1995), Cédric Tiberghien (Harmonia Mundi HMN 91.1717, 2000), Noriko Ogawa (BIS CD 1105, 2000) en Paul Jacobs (Nonesuch 7559-79674-2, 1978). Probeer vooral de betrekkelijk onbekenden – Tiberghien en Ogawa – eens!