Mini Vergelijkingen

BACH: DE 6 SUITES VOOR SOLOCELLO

BACH: DE 6 CELLOSOLO SUITES

 


 
Een artefact noemt de humanistisch gevormde iets wat in het algemeen kunstzinnig is gestalte gegeven en deze zes werken zijn krachtig omgeven door zo’n handwerkmatig aura. Anders geformuleerd: dat ooit iemand op de gedachte zou kunnen komen om op deze muziek te dansen (suites zijn uit dansen bestaande samenstellingen) of daar op andere wijze praktisch nut aan te ontlenen, lijkt gezien hun inherente ascetisch-abstraherende klankwereld vrijwel onmogelijk. Niettemin, onder andere dankzij Yo-Yo Ma zijn daartoe in de laatste tijd wel pogingen ondernomen.

 

 

Overigens komt in de cellosuites geen fuga voor, maar ze hebben met de sonates en partita’s voor vioolsolo gemeen dat hier met een enkel instrument een meerlaags geluid wordt voortgebracht. Een spectaculair voorbeeld daarvan is meteen de prélude uit de 1e suite waarin de opeenvolgende akkoorden worden uitgesplitst in afzonderlijke noten, waardoor tegelijk de voorwaartse beweging van die afzonderlijke noten en de onderliggende harmonische structuur duidelijk worden. Beide laatste suites stellen technisch gezien de zwaarste eisen. In no. 5 is de stemming onconventioneel (scordatura), no. 6 is oorspronkelijk bedoeld voor een 5-snarig in plaats van 4-snarig instrument. Bach schreef deze werken voor zijn Cöthense gambist/cellist Abel.

 

 

Het was Casals die in de periode 1936/9 de Cellosuites aan de vergetelheid ontrukte en voor het eerst compleet fonografisch vastlegde (EMI 761.027-2, 566.215-2). Schiff brengt deze stukken temperamentvol en energiek in discussie (EMI 747.471-2) in vloeiende stijl en met warme toon. Ma (Sony 63203) gunt zich relatief veel ritmische vrijheden en prefereert een “grote zaal” dynamiek. Fournier (DG 419.359-2, 449.611-2) liet zijn gedistingeerde, heel geserreerde, mooi gefraseerde vertolkingen in de jaren zestig vorige eeuw vereeuwigen. Volkomen tegengesteld, want heel persoonlijk, volbloedig en romantisch (feitelijk onaanvaardbaar voor huidige begrippen) is de opvatting van Rostropovitch (EMI 555.363-2). Alleen voor zijn bewonderaars.

 

 

Bij de ‘authentieke’ lezingen zijn het vooral Bijlsma (RCA RD 70950, Sony 48047) en Kirschbaum (Virgin 545.086-2) die indruk maken. Gendron (Philips 422.494-2, 442.293-2) en Starker (Mercury 432.756-2) zijn ook best het aanhoren waard. Van Bijlsma’s opnamen is de latere, op Sony, het mooist door de nog declamatorischer speelstijl waarvoor hij in woord en geschrift een warm pleidooi heeft gehouden.