HOOGROMANTIEK

Hoogromantiek: Berlioz en Liszt

 


Geen van het hierboven genoemde drietal hield zich nadrukkelijk bezig met het demonische of de meer vertwijfelde aspecten van de romantiek zoals we die tegenkomen bij dat schoolvoorbeeld van de romantische dichter Byron. De avonturen van het Childe Harold en Don Juan waren even congeniaal voor de romantische smaak als de toneelstukken van Shakespeare. Zij spelen een prominente rol voor het volgend tweetal componisten dat een belangrijke rol in de muziekgeschiedenis vervult: Hector Berlioz (1803-1869) en Franz Liszt (1811-1886).

 


Berlioz’ Symphonie fantastique bezit een prachtig groteske uitstraling van het postrevolutionaire Frankrijk met zijn ‘Marche au supplice’ en ‘Songe d’une nuit du Sabbat’. Deze symfonie is volkomen programmatisch en schildert de tragische neergang van ’s componisten imaginaire ik wanneer hij na een mislukte liefdesaffaire opium neemt en zich verbeeldt dat hij zijn liefde heeft vermoord. Vandaar die gang naar het schavot; in de finale raakt hij verzeild in een griezelwereld waarin de realiteit heeft plaatsgemaakt voor geesten, heksen en monsters tijdens een Sabbat. Een fantastisch romantisch gegeven en toch was deze symfonie niet geconcipieerd als een romantische stroom van spontane creativiteit: veel van het werk bestaat uit een compilatie van muziek die oorspronkelijk voor andere werken werd geschreven – het gaat met andere woorden om een heel geïnspireerde recycling.

 


De Symphonie fantastique werd door Liszt gearrangeerd voor pianosolo en begon zo een nogal controversiële triomftocht door de muziekwereld in die vorm. Als zodanig stuitte Schumann op het werk toen hij daardoor werd geïnspireerd om er zijn fameuze verdedigingsessay voor te schrijven. Berlioz schreef meer, onbekender gebleven symfonieën, zoals Lélio en Harold en Italie (gebaseerd op Byrons Harold) met een prominente rol voor de altviool die de held van het verhaal uitbeeldt. Ook waagde hij zich op operagebied met name met zijn imposante ‘grand opéra’ Les Troyens waarin de invloed van Gluck even duidelijk speurbaar is als de romantische impulsen uit  zijn eigen tijd. Goethe stapt Berlioz’ vulkanische muziekwereld bij verschillende gelegenheden binnen, heel pakkend bijvoorbeeld in La damnation de Faust, een wereldlijk oratorium – een genre dat zeer geliefd was in de 19e eeuw.

 


Feitelijk is in al Berlioz’ muziek het theatrale element van grote betekenis. Voordat het begrip in de 20e eeuw algemeen ingang vond, beoefende hij al specifieke concept art. Zijn kunst die destijds de grenzen van het geïnstitutionaliseerde muziekleven overschreed, is op heel actuele manier sterk op de deelname van de luisteraar aangewezen; dan pas wordt een eenheid bereikt tussen de muziekdramatische conceptie en het klinkend resultaat. Voorwaarde voor die eenheid is een krachtige constructieve organisatie van het compositorische materiaal door de interpreet.

 


Liszt was een vruchtbaar componist en de beroemdste pianist van zijn tijd. Zijn beroemde tempo rubato contrasteerde sterk met de bel canto stijl van Chopin, wiens intentie meer in de richting van een metronomische speelwijze ging. Hij liet honderden pianowerken na waarvan vele het erotisch en spiritueel verlangen van hun charismatische schepper belichamen. De Liebesträume zijn hiervan typische voorbeelden en de romantische belangstelling voor het exotische leidde tot de Hongaarse rapsodieën, waarvan Liszt ten onrechte meende dat ze waren gebaseerd op echte Hongaarse volksliederen (terwijl we nu weten dat het geen op populaire liederen gebaseerde zigeunermelodieën zijn)
Ook waar Liszt karakterstukken schreef in een veelheid van klassieke en rapsodische vormen, barst zijn classicisme uit de voegen in zijn eendelige Pianosonate in b. Dit steeds weer verbluffende werk gaat uit van de afzonderlijke delen van een sonate maar bewerkstelligt een fusie tot één deel naar het voorbeeld van Schuberts Wandererfantasie; ook Schumanns Fantasie behoort tot deze familie.

 


Liszt leverde een andere belangrijke bijdrage aan de 19e eeuwse vorm toen hij het symfonisch gedicht initieerde. Hij werd daarvoor geïnspireerd door Beethovens verhalende ouvertures en het succesnummer van Rossini: de ouverture Guglielmo Tell. Zo ontstond een vrije, meest eendelige vorm die voldeed aan de romantische preoccupatie met de literatuur door een muziekwerk goeddeels te baseren op een buitenmuzikale bron zoals een gedicht, een novelle, een schilderij, een mythe of een andere bron.

 


Dvorak ging in sommige van zijn symfonische gedichten zover dat hij de melodiek zelf baseerde op het ritme van een specifiek gedicht zoals heel nadrukkelijk in zijn Gouden spinnewiel. Liszt hield zich met een veelheid aan onderwerpen bezig. Héroïde funèbre (1850) is een reactie op de revolutionaire gebeurtenissen uit 1848 door de herinnering op te roepen aan de Hongaarse revolutie waarbij de opstand van Kossuth wreed werd onderdrukt gedurende een verder Hongaars verleden. In Hamlet worden eerder stemmingen en mensen beschreven dan dat Shakespeare’s verhaal muzikaal wordt naverteld. De oorsprong van dit werk ligt trouwens in het ontwerp voor een ouverture voor het toneelstuk; pas later werd daarvan een symfonisch gedicht gemaakt.

 


Liszt strekte de horizon van de programmatische symfonie een stuk verder uit en gaf blijk van zijn levenslange passie voor Goethe’s Faust door daar een driedelige symfonie aan te wijden. In dit substantiële werk volgde hij Berlioz door een ‘cyclisch thema’ te gebruiken dat de titelheld uitbeeldt en dat helpt om de afzonderlijke delen te binden, te integreren. Het gebruik van een cyclisch thema, of zoals bij Berlioz een idée fixe, werd veelvuldig nagevolgd en kunnen we onder andere terugvinden in symfonieën van Franck, Saint-Saëns, Tschaikovsky en Elgar (terwijl Brahms er toespelingen op maakte).

 


Het heeft lang geduurd voordat Liszts progressiviteit naar waarde werd geschat. Pas laat drong bijvoorbeeld zijn geavanceerde harmoniek (zoals in de ‘rondzwervende akkoorden uit Nuages gris) uit zijn late werken door bij de intellectuele muziekliefhebbers. Natuurlijk hielp ook een nieuwe, brede belangstelling voor ‘triviale’ in plaats van louter voor ‘verheven’ kunst. De Engelse musicoloog Wilfrid Mellers merkte daar doeltreffend over op: “Alleen bij Byron treffen we een dergelijke connectie aan van aristocratische elegantie en revolutionaire kracht, van onbevreesde oprechtheid en praallustige virtuositeit”.

 


In het voorbijgaan is het nog leuk om ook Ferdinand Hérold (1791-1833) te noemen. Hij werd vooral bekend met zijn ooit veelgespeelde ouverture Zampa, maar is meer de moeite waard dankzij z’n komisch-luchtige ballet La fille mal gardée.