LENYA, LOTTE

LOTTE LENYA: STER VAN WEILL

Het was 6 maart 1954 toen in het kleine Theater de Lys aan de New Yorkse Christopher Street de eerste opvoering plaatsvond van Marc Blitzsteins vertaling van Brecht en Weills Three penny opera. Voor de meeste bezoekers was Weill vooral bekend om zijn Broadway shows en de songs zoals ‘September song’ uit Knickerbocker holiday en ‘Speak low’ uit One touch of Venus die hij in de V.S. had geschreven. Bij die Engelstalige première werd de rol van Jenny die ze in 1928 in Berlijn creëerde gezongen door Weills weduwe, Lotte Lenya die toen 55 was.

Leden van de bezetting herinnerden zich dat ze zo stijf stond van de zenuwen dat ze nauwelijks kon praten en dat ze eindeloos op de gang heen en weer liep voor ze op moest voor de eerste scène. “Het leek wel of ze met Kurt Weill communiceerde”, merkte een der medewerkers op. Net als in de verfilming van de Dreigroschenoper door Pabst uit 1931, had Lenya het piratenlied ‘Seeräuberjenny’ dat oorspronkelijk voor Polly is, uitverkoren tot haar beginaria. Gekleed in een gestreepte, mouwloze jurk met een veren boa rond haar hals en haar grote ogen omringd door een bos rood haar stapte ze langzaam heen en weer voor het voetlicht en begon te zingen: “You gentlemen can watch while I’m scrubbin’ the floors….. and you’ll never guess to whom you’re talking”.

De legende van Lenya werd die avond geboren. De show bleef zes jaar lopen en vormde de springplank voor een ware Weill renaissance en voor Lenya’s loopbaan als ster. De meeste van haar opnamen ontstonden in de periode tussen 1954 en 1969 en ze zijn op elf schijfjes gebundeld in een cd album van de hier onbekende Bear Family Records onder de simpele titel Lenya. Dat album bevat niet slechts de studio opnamen van Weills theaterstukken, maar ook twee ‘live’ optredens, verschillende radio opnamen plus interviews en opnamen die Lenya maakte van Duitse poëzie en verhalen van Kafka.

Haar overweldigende succes op een leeftijd, waarop de meeste operazangers overwegen afscheid te nemen, vestigden een soort norm voor de vertolking van Weills theaterstukken en songs, die misschien juist omdat die nieuw was voor de meeste luisteraars, toch verwarring zaaide over hoe dit materiaal oorspronkelijk was gezongen. Weill schreef namelijk nauwelijks voor cabaretzangers – in zijn hele oeuvre is misschien maar een  twaalftal songs dat met recht het stempel cabaret mag dragen.

In de jaren 1930 en opnieuw nadat Lenya het materiaal opnieuw had geïntroduceerd, hebben heel wat chanteuses en diseuses aria’s uit Die Dreigroschenoper, Happy end, Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny en Der Silbersee gebruikt om een soort stenografische impressie te geven van het pre-Hitler Berlijn: Milva, Ute Lemper, Gisela May, Marianne Faithfull, Carole Farley, Teresa Stratas en zelfs Anne Sofie von Otter.

Niet Lenya zelf stond aan de basis van die ontwikkeling, maar een deel van het succes dat ze had toen ze dit materiaal in de jaren ’50 opnieuw ging zingen, school in de stijl die ze bezigde: ‘puur Berlijns’. Ze was in de beste betekenis van het woord een ‘zingende actrice’. Haar bereik in zuiver vocale termen was heel beperkt, eigenlijk maar een paar noten en daaraan veranderde nooit veel zoals bij vergelijking van haar vroege en late opnamen blijkt. Het grootste verschil is dat Lenya van een meisjesachtige sopraan evolueerde tot een kelige mezzo. Er bestaat een schorre, Bierhalle manier om de songs uit te schreeuwen die wel de ‘Brecht blafmethode’ wordt genoemd. Maar dat is niet Lenya’s stijl. Dat heeft ook niet specifiek met Brecht te maken, maar hij moedigde het wel aan met zijn streven naar vervreemdingseffecten in zijn opvattingen over het ‘epische theater’.

Wie opnamen uit de jaren 1920 van Clara Waldorff of Trude Hersterberg beluistert, ontdekt onmiddellijk waar Brecht die stijl op baseerde. Lenya’s vertolkingen zijn heel wat subtieler al omschreef ze haar stem heel eerlijk: “Over hoge noten beschik ik niet, het is laag, lager en laagst”. Maar ze fraseerde subtiel en ze fraseerde ook heel fijnzinnig en behoorde in haar genre tot de besten, ook al is haar stem in wezen hooguit ‘interessant’.

Net zoals dat bij Maria Callas het geval was, hebben de volgelingen van Lenya zich vaak schuldig gemaakt aan het missen van de essentie van Lenya’s voordracht: haar eenvoud, haar recht door zee stijl, haar frasering, haar voortreffelijke uitspraak en de manier waarop ze haar stem wisselend kon kleuren om ironie, humor, wanhoop, beschuldiging te uiten. Het ging die adepten slecht om een poging om alleen haar stemgeluid te imiteren.

Geen wonder waarschijnlijk dat Lenya zo enthousiast was over de vertolking van Teresa Stratas als Jenny in de productie van Mahagonny in de New Yorkse Metropolitan Opera in 1979. Stratas deed alle essentiële dingen juist, maar dan wel op haar eigen manier. In 1998 verscheen het forse boek Lenya the legend: A pictorial autobiography (Thames & Hudson) van David Farneth namens de Kurt Weill Foundation.

Daarin wordt onthuld hoe Lenya er in de dertig jaar na Weills dood in 1950 naar streefde om een zuivere vertolkingstijl van zijn muziek te realiseren. Daar schuilt een tegenstrijdigheid in, want in diezelfde periode dat ze erop stond dat men Weills oorspronkelijke orkestraties en de authentieke versies zou gebruiken, zong ze zelf de songs getransponeerd en schroomde ze niet om ook de mannensongs uit te voeren. Die discussie over het transponeren zal wel voortduren zolang Weills werk wordt uitgevoerd. Waarschijnlijk zou dat de componist enorm hebben geamuseerd omdat hij de eerste was die ruiterlijk toegaf, dat hij nooit helemaal klaar was met een orkestratie totdat hij de zangers had gehoord en had vastgesteld waartoe zij in staat waren. Pas dan bepaalde hij d toonaard en de uiteindelijke orkestratie.

Leny’s opnamen zijn en blijven een schatkamer vol specifieke zang/acteerkunst. Temidden van de vele onbekende songs in dat dikke album bevinden zich twee nummers uit Love life waarin de toen 67-jarige Lenya aantoont dat haar stem niet echt versleten was; de manier waarop ze de teksten van Alan Jay Lerner voordraagt, zijn een toonbeeld van perfectie en een voorbeeld dat navolging verdient.

“Luister naar mijn opnamen”, zei Lenya, “omdat ik echt zing. Ik zing de melodie. Soms spreek ik tussendoor wanneer de emotie daarom vraagt, maar iedere noot is er, ook wanneer ik praat”. Mogelijk is Die sieben Todsünden wel Lenya’s mooiste opname, omdat het haar favoriete rol betrof: “Het is totaaltheater – zingen, dansen, acteren – het is één geheel”.

Lenya’s levensloop in een notendop:

1928 – 18 Oktober in Wenen geboren als Karolina Wilhelmine Charlotte Blamauer

1913 -  Balletstudie in Zürich

1915 – Eerste optreden

1919 – Speelt Lisiska in Wedekind’s Tod und Teufel in de regie van de schrijver

1921 – Verandert haar naam in Lotte Lenja (later Lenya)

1922 – Audities voor Weills ballet Zaubernacht

1924 – Eerste ontmoeting met Weill

1926 – Huwelijk met Weill

1927 – Creëert de rol van Jessie (“Alabama song”) in Mahagonny – Gesänge in Baden-Baden

1928 – 31 augustus: wereldpremière van Die Dreigroschenoper

1929/30 – Speelt belangrijke toneelrollen in Berlijn, o.a. in Wedekinds Frühlingserwachen

1932 – Speelt Jenny in de muziektheater versie van Aufstieg und Fall in Berlijn

1933 – Nadat Hitler aan de macht kwam, scheiden Lenya en Weill, zodat ze naar Berlijn kan om hun spullen van de Nazi’s te redden. Parijse wereldpremière van Die 7 Todessünden

1935 – Lenya en Weill emigreren naar de V.S. waar ze hertrouwen

1938 – Optredens in het Le ruban bleu cabaret, New York

1945 – Speelt de gravin in Firebrand of Florence

1952 – Bernstein dirigeert Die Dreigroschenoper met Lenya als Jenny

1954 – Zingt opnieuw Jenny, nu in de Engelse vertaling met in totaal 2611 opvoeringen

1955 – Laatste ontmoeting met Brecht, begin van een integraal opnameproject

1956-60 – Opnamen van Die 7 Todessünden, Aufstieg und Fall en Happy end; deelname aan opname van Johnny Johnson en andere werk van Weill

1963 – Speelt de rol van Rosa Klebb in From Russia with love

1965 – Optreden in Carnegie Hall

1966 – Speelt Fräulein Schneider in Cabaret

1971 – Laatste optreden in Europa in Amsterdam in Der Silbersee

1972 – Laatste optreden als Jenny in de Dreigroschenoper, Staatsuniversiteit Florida

1977 – Laatste film: Semi-tough met Burt Reynolds

1978 – 80e Verjaardag, laatste openbaar optreden in Lincoln Center, 12 november

1979 – Première van Mahagonny in de Met; Lenya ontmoet Stratas en begroet haar als haar opvolgster

 

1981 – 27 november: overlijden.