ABBADO: ONVERMIJDELIJK EINDE

CLAUDIO ABBADO: ONVERMIJDELIJK EINDE

 

Enig versnipperd feitenmateriaal

 

Opnieuw ziek

 

De laatste berichten over de gezondheid van Claudio Abbado (geb. 26-06-1933, Milaan, dus inmiddels 77) stemmen zorglijk. Hij verblijft enige weken in een Berlijns ziekenhuis. Nadere gegevens zijn niet verstrekt, maar vermoedelijk gaat het om de naweeën van zijn in 2000 naar het scheen met succes bestreden maagkanker. Dat het hem slecht ging, was hem aan te zien, bijvoorbeeld toen hij eind januari 2001 in Berlijn sterk vermagerd Verdi’s Requiem als was het bijna zijn eigen dodenmis uitvoerde (EMI dvd 492.693-9). 

Weliswaar was de dirigent de jaren daarna redelijk, zij het beperkt, actief, al moest hij met voortdurend hapjes eten worden gevoed, maar gevreesd moet worden voor nieuwe complicaties of uitzaaiingen. Het haalt een dikke zwarte streep door de rekening van geplande optredens en opnamen. Zo moest een terugkeer aan de Scala in Milaan om de Tweede symfonie van Mahler uit te voeren in juni worden afgezegd, waardoor ook de milieurekening die de dirigent voor zijn komst bedong – 90.000 bomen die in Milaan moesten worden geplant – open blijft staan. De dirigent legt al jaren een warme belangstelling voor de natuur aan de dag en laat in zijn naam op Sardinië een enorm, rijk bebost park floreren.

Of hij donderdag 12 en 14 augustus in Luzern een concertante uitvoering van Beethovens Fidelio met Nina Stemme als Leonore en Jonas Kaufmannn als Florestan (Decca zou daar een ‘live’ opname van maken) en vrijdag 20 plus zaterdag 21 augustus Mahlers Negende symfonie met zijn Luzern Festival Orkest kan leiden, lijkt heel dubieus. Hij had zijn activiteiten toch al drastisch beperkt tot ongeveer dertig concerten per jaar. 

Laten we het beste hopen voor een voorspoedig herstel.

 

Abbado en Nederland

 

Waarom het zo is gelopen, blijft een kwestie van gissen. Had de dirigent andere prioriteiten, was hij te druk in andere wereldmuziekcentra (Milaan 1968-1986, Londen 1979-1988, Wenen 1986-1991, Chicago, Berlijn 1989-2002), was hij te duur, bestond er een incompatiblité d’humeurs? 

Feit is dat Abbado maar sporadisch in Nederland was en dan meestal maar voor één optreden. Niet alleen het Concertgebouworkest had hem als gast, ook met het Residentie orkest trad hij in zijn jonge jaren op. In 1963 begeleidde hij daar de winnaar van het Brusselse Koningin Elisabeth concours Alexei Michlin in het Vioolconcert nr. 4 van Vieuxtemps en in het Holland Festival 1966 gaf hij Bellini’s I Capuleti e i Montecchi met Giacomo Aragall (Romeo), Margherita Rinaldi (Julia), Luciano Pavarotti (Tybaldo) en het operakoor Bologna met opnieuw het Residentie orkest. 

In Amsterdam debuteerde hij bij het Concertgebouworkest 18 mei 1966 in een Beethovencyclus. In juli 1967 was hij terug met vioolconcerten van Vivaldi en Henze en Wolfgang Schneiderhan als solist en vervolgens in november 1969 met Donatoni’s Puppenspiel 2 en Schönbergs A survivor from Warsaw met Meinart Kraak als spreker. De laatste keer was in juni 1978 met Mahler III en Christa Ludwig als soliste. De rest zijn gemiste kansen voor de eigen bespelers van het Concertgebouw.

In 1986 was hij even tijdens een tournee van het Europees Jeugdorkest met Marieke Blankestijn aan de eerste lessenaar en Viktoria Mullova als soliste in Vivaldi's Quattro sagione in Utrecht.

Daarna deed Abbado Amsterdam nog wel aan, maar met zijn eigen orkesten. Het Weens filharmonisch met Bruckner in september 1974 als begin, optredens met de Weners en Berlijners tijdens latere Mahlerfeesten.

 

Jeugdorkesten

 

Daarna lopen als een rode draad jeugdorkesten voor Abbado’s leven. Het begon in 1978 met de mede-oprichting van het European Union Youth Orchestra dat in maart van dat jaar Nederland bezocht. In augustus 1982 en augustus 1985 was hij met dit ensemble terug. In 1981 kreeg de professionalisering van het Chamber Orchestra of Europe zijn beslag en ook met die hoogwaardige groep met Marieke Blankestijn als concertmeester verscheen hij in oktober 1982 en vervolgens in december 1986 met Viktoria Mullova in Vivaldi’s Vier jaargetijden (later, in februari 1987 in La Chaux-de-Fonds vastgelegd op Philips 420.216-2) toen dirigent noch soliste zich erg bekommerden om de ‘authentieke uitvoeringstijl’. Hoe anders werd da na twintig jaar bij beiden. Mullova, Abbado en het Orchestra Mozart zouden nu nog eens hun nieuwe licht over dat werk moeten verspreiden.

Volgde in 1986 de stichting van het Gustav Mahler Jugendorchester en het daaruit afgeleide kamerorkest. Primair bedoeld voor jonge musici die van buiten de EEG kwamen. Daarmee bezocht hij om te beginnen in augustus 1987 en 1988 (die keer weer met Mahler III en ditmaal Jessye Norman als soliste) Amsterdam. Het plan om ook in Italië naar het Venezolaanse El sistema plan jeugdorkesten voor arme kinderen op te zetten, zal vermoedelijk even in de ijskast verdwijnen.

 

Steun voor jonge dirigenten

 

Abbado heeft altijd belangstelling getoond voor jong uitvoerend talent. Dat beperkte zich niet louter tot orkestmusici en solisten als Yuja Wang, maar raakte ook de dirigentenwereld, te beginnen destijds met onder meer Franz Möser-Wels, gevolgd door Daniel Harding en nu eindigend met Gustavo Dudamel en zijn nieuwste protégé, de 25-jarige Diego Mattheuz die ook uit El Sistema voortkomt.

 

Luzern

 

Het eerwaarde, oude Schweizerisches Festspielorchester dat in1938 mede op instigatie van Arturo Toscanini werd opgericht om een beschaafder alternatief te bieden voor het in nazitermen verdwijnende Salzburg is na 1960 een stille dood gestorven. Het was steeds samengesteld uit een keur musici uit de Zwitserse muziekcentra: Genéve, Zürich, Winterthur, Bazel maar bezat nauwelijks de homogeniteit en kwaliteit van een ensemble dat het kon opnemen tegen de gevestigde wereldberoemde orkesten uit Londen, Berlijn, Amsterdam en de V.S. die eveneens hun opwachting maakten tijdens het Luzern Festival. In 2003 was het Abbado die mede het initiatief nam tot het ontstaan van een nieuw Festivalorkest. De kern daarvan bestaat uit musici van het Berlijns filharmonisch orkest die hij kon motiveren voor deze vakantiebaan. De belangrijke aanvulling is gerekruteerd uit topmensen uit de diverse jeugdorkesten waarover de dirigent de scepter zwaaide: fluitist Jacques Zoon, hoboïst Douglas Boyd, klarinettiste Sabine Meyer, trombonist Jörgen van Rijen, de violisten van het Hagen kwartet, Iris Juda, verder de cellisten Natalia Gutmann en Clemens Hagen plus nog meer bekende gezichten in wisselende samenstelling. In grote bezetting wordt het orkest tijdens hoogtijdagen ingezet voor een – door wie anders – door Abbado verzorgde Mahlercyclus. De symfonieën nr. 2 (TDK DV COMS2 uit 2003), 3 (Medici Arts 2056338 uit 2007) en 6 (Medici Arts2055649 uit 2006) zijn op dvd verschenen. De nrs. 1 en 4 staan op het punt van verschijning bij DG. 

 

Bologna

 

Het in 2004 gevormde Orchestra Mozart met vestigingsplaats Bologna is in tegenstelling tot de suggestie die van de naam uitgaat ook een internationaal kamerorkest met gemiddeld dertig tot veertig leden, uiteraard meest Italianen doorkneed in de historiserende uitvoeringspraktijk. Tot de kern behoren musici als concertmeester Raphael Christ, eerste fluitist Andrea Oliva, eerste hoboïst Paolo Grazzi en de hoornisten Alessio Allegrini en José Vicente Castello Vicedo. Er wordt een stemming van a’ = 430Hz aangehouden en in plaats van ware contrabassen wordt het fundament gedragen door twee violones. 

Abbado’s interesse voor een meer authentieke manier van musiceren is al eerder ontstaan. Niet voor niets gebruikte hij zelfs voor zijn laatste Berlijnse Beethovencyclus in de musicologisch ‘gereinigde’ en orkestraal gereduceerde vorm (DG 477.5864, op basis van de soundtracks van de TDK dvd opnamen DV-BPAB 25, 39, 47 en168).

Bij wijze van een revanche voor de mislukte want slappe onauthentieke verklankingen van Bachs zes Brandenburgse concerten door het Scala orkest op Sony (zo ongeveer de enige mislukte opname van de maestro) staat een revanche in de planning van het Mozartorkest om te laten horen hoe het wel moet. De Pergolesicyclus vraagt om voltooiing en last but not least zouden alle concerten voor blazers van Mozart worden vastgelegd, te beginnen met de hoornconcerten; Alessio Allegrini is de solist.

Los daarvan wacht Rachmaninovs Tweede pianoconcert dat het tweetal al eens in Luzern uitvoerde. Daarvan bestaat een opname. Of het diezelfde met het Mahler kamerorkest is die wordt beloofd? In ieder geval zou die klus dan zijn geklaard.

 

Ontoegankelijk?

 

Op de omslag van het augustusnummer 2010 van Gramophone wordt een groot artikel in interviewvorm over en met de dirigent aangekondigd. De vorm om achter elkaar Maurizio Pollini, Thomas Quasthoff, Yuja Wang, Simon Keenlyside, Jonas Kaufmann, Alan Gilbert, Gil Shaham, Roberto Alagna, José van Dam en Barbara Bonney een schriftelijke vraag te laten aanreiken (waarom die dominantie van zangers?) levert een vrij schrale oogst aan nieuwe inzichten op. Ook het aandeel van interviewer Geoffrey Norris kan de term ‘interview’ nauwelijks dragen. 

In een inleiding tot die Gramophone bijdragen wordt de dirigent geschilderd als elusive (ontwijkend, ongrijpbaar, moeilijk te vangen). Kan zijn, mogelijk uit overwegingen van privacy en zelfbescherming. Misschien is hij later sfinxachtiger geworden.

Mijn persoonlijke ervaringen zijn anders. In september1986 kostte het (weliswaar met hulp van de pr afdeling van Deutsche Grammophon) weinig moeite een interview met hem te maken. Beginnend tijdens een taxirit van Keulen naar Düsseldorf tijdens een mini tournee die hij met de Weners maakte. Het gesprek werd nog rustig voortgezet in het Düsseldorfse hotel. Later volgden in 1988 en 1991 in Wenen nieuwe korte ontmoetingen tijdens en na opnamen en daarna in Berlijn in 1993 en 1994 en tot slot in 2001 een keertje. Geen blijk van afstand en onbenaderbaarheid, in tegendeel: een en al vriendelijkheid. 

De neerslag van die ontmoetingen is grotendeels terug te vinden in Spraakmakende dirigenten (Gopher, 2002).

 

Werkimpressies

 

In zijn omgang met de orkesten is Abbado zover mijn praktische waarnemingen reiken een democraat, op het amicale af. Fanaat is hij alleen als het om zuivere intonatie gaat. Geen wonder dat het resultaat zo transparant klinkt. Regelmatig gaat dan een duim omhoog of omlaag om voor correctie te zorgen. Een prater is hij niet, aanwijzingen zijn schaars, het zijn vooral de gebaren, de handen die spreken. Hij zorgt dat de musici naar elkaar luisteren en streeft naar een soort kamermuzikaal uitvergroot orkestspel. Juist ook bij de grote projectorkesten is het belangrijk dat de mensen, waar ze ook vandaan komen, al vaak een jarenlange hechte band hebben. Te spreken van een geborgen familiegevoel is misschien wat overdreven, maar het komt in de buurt. De sfeer is informeel, maar iedereen zet zich tot het uiterste in en heeft geen bezwaar om extra repetitietijd te investeren.

Wat uiteindelijk uit de bus komt, zijn vertolkingen op het hoogste niveau en met name Abbado’s Mahler volgt momenteel de interpretatieve ideale gulden middenweg route.

 

Een psychogram uit 2001 tot besluit

 

Wie Claudio Abbado wat vaker aan het werk heeft meegemaakt, karakteriseert hem dra met trefwoorden als democratisch, vriendelijk, ongestresst, gereserveerd, rustig en weinig spraakzaam, om niet te zeggen gesloten. Voor de buitenwacht blijft hij een wat geheimzinnige, afstandelijke en ondoorgrondelijk man. Los van het podium is hij op zijn best in kleine kring, bijvoorbeeld tijdens een intiem etentje, bij voorkeur in een gerenommeerd Italiaans restaurant en zonder het waakzaam oor van een recorder. Hij heeft gevoel voor humor, verschijnt altijd goed voorbereid voor het orkest en werkt heel effectief en goed georganiseerd. Hij heeft zijn huiswerk grondig gedaan, maar dat leidt nooit tot dorre, academische uitvoeringen. Integendeel, de ritmische onderbouw is altijd een hecht fundament, de spanning wordt erin gehouden en details worden levendig vorm gegeven. Alleen op minder geïnspireerde dagen ebt de spanning wel eens weg en blijft louter klankschoonheid over. Veel voorkomende gebaren tijdens de repetities zijn die van de omhoog of omlaag geheven duim van de rechterhand. Zijn absoluut gehoor neemt telkens meteen onzuivere inzetten en intonaties waar. Vooral de blazers moeten steeds op hun qui vive zijn. Waarschijnlijk is deze zorg voor een groot deel aansprakelijk voor de gave, transparante en doorgaans nogal ranke orkestklank die hij bezweert.

Hij beheerst een breed repertoire, waagt zich weloverwogen niet aan preklassieke muziek van voor Haydn en Mozart, imponeert niet erg met Beethoven en Tchaikovsky, maar blinkt met name uit in Schubert, Brahms, Bruckner, Moesorgsky, Mahler, Schönberg en Berg, maar ook in Nono, Berio, Stockhausen, Ligeti en Penderecki, en uiteraard in Rossini en de late Verdi.

Tijdens de repetities valt geen onvertogen woord; er wordt opvallend snel en productief gereageerd. In Karajans autoritaire Berlijnse dagen leek het onmogelijk, maar nu is er duidelijk inspraak mogelijk. Geïnteresseerde orkestleden komen naar de regiekamer om de diverse takes mee af te luisteren. Gedecideerd maken ze kenbaar welke ze wel en welke ze niet wensen als het om korte solobijdragen gaat.

Bij Karajan zou het vermoedelijk ook niet zijn voorgekomen dat eerste hoboïst Hansjörg Schellenberger als spreekbuis van het orkest midden tijdens een sessie opstaat en bij handopsteken een stemming vraagt over het laten vervallen van een pauze, wat zou betekenen dat men die dag dan een halfuur eerder klaar is en dat het podium eerder kan worden omgebouwd voor het concert van die avond. Het voorstel wordt aangenomen.

Van grote gebaren, van zwelgen in de muziek, lijkt Abbado niet te houden. Duidelijk is hij wel en vaak onderstreept hij zijn bedoelingen met een kenmerkende hoofdknik. Aan driftbuien, donderpreken, (vals) voorzingen en lange verklaringen bezondigt hij zich niet. In zoverre hebben zijn repetities en concerten niets spectaculairs. Toch is er een duidelijke wilsoverdracht. Waarschijnlijk liggen aan de basis van zijn succes de stilzwijgende erkenning van zijn gezag en het vermogen om zijn gefundeerde enthousiasme op het orkest over te dragen. Kenmerkend is dat hij liever 'muzikaal leider' dan 'chefdirigent' of 'maestro' wil worden genoemd.

Met het orkest is hij heel gelukkig: "Soms heb ik het gevoel dat we bijna opstijgen en samen wegvliegen. Het orkest zit bovendien vol fantastische solisten en niet te vergeten: ik ervaar hier altijd nog iets van de grote Furtwänglertraditie."

Voor betrekkelijke outsiders lijkt de dirigent geen ego te hebben. Misschien is dat wel een reden dat musici zo hun uiterste best doen voor hem. Zijn duidelijke gebaren- en soepele lichaamstaal spreken voor zichzelf. In de omgang met orkestleden is hij nogal gemoedelijk. Daarmee vormt hij wel de antithese van de oude, ietwat dictatoriale dirigentenschool. Heeft de dirigent dan geen fouten? Veel komt men daarover niet te weten. Afgezien van de opnieuw, maar helaas niet definitief overwonnen kanker weten we vrijwel niets van zijn privé leven.

 

Coda

 

Hoewel hij zich moest ontzien en zijn optredens moest beperken, beleefde de dirigent toch nog een mooi soort muzikale Indian Summer met nog enkele optredens samen met de Berlijners, in Luzern en met zijn Orchestra Mozart totdat hij 20 januari 2014 overleed en geheel in overeenkomst met zijn onijdele houding in betrekkelijke stilte de vergetelheid binnen leek te glijden.

Gelukkig voor ons achterblijvers laat hij vele, vele cd’s en dvd na die getuigenis afleggen van zijn grote kunstenaarschap en die de ontvankelijke luisteraar momenten van een superieure dirigentschap. Zijn mediale nalatenschap is bijna even groot als die van Karajan en Bernstein.

 

Aanbevolen documentaire

 

Abbado: The silence that follows the music. ArtHaus 101.048 (dvd). 1995