STOTT, KATHRYN

KATHRYN STOTT: PLEIDOOI VOOR FAURÉ

Eigentijdse Engelse muziek vormt een belangrijke prioriteit voor pianiste Kathryn Stott. Zich daaraan wijden heeft een nuttig neveneffect: bij de overdaad aan beroemde pianisten, die de wereld met standaardrepertoire afreizen kan het de moeite waard zijn zich te specialiseren. Alleen van pianoconcerten van John Ireland, Constant Lambert, Herbert Howells, George Lloyd, William Walton en Michael Nyman en van pianowerken van Frank Bridge kun je niet leven. Omwille van het evenwicht en om met recitals te kunnen overleven wijdt de Engelse pianiste Kathryn Stott zich dus ook aan Fauré, Chopin, Rachmaninov, Ravel en zelfs Chabrier.

Aan het eind van twee uitputtende dagen, gewijd aan de solowerken van Chabrier, kwamen in september 1994 in de Saint George kerk, Brandon Hill, de duo's aan bod, samen met Elizabeth Burley, een studievriendin. Producer Michael George let nauwkeurig op dat de laatste bladzijden van de drie Valses romantiques feilloos op de band komen. Exacte synchronisatie van de vier handen is het probleem. "Ik speel niet zoveel duo", zegt Stott (38), "dus ik moet de nodige fysieke moeite doen om mezelf op andere ritmen in te stellen. Maar het is een leuke opgave! Bovendien maak ik hier graag opnamen, want je gaat niet verloren in de akoestiek."

De passie voor Franse pianomuziek kreeg de pianiste van haar laatste leraar Vlado Perlemuter. "Na Ravel en Debussy werd Chabrier eigenlijk op de spaarbrander gezet. Dat is jammer, want hij schreef heel charmante muziek met een eigen karakter en een treffende onderliggende passie. Vooral de Pièces pittoresques zijn me dierbaar. Vijf daarvan zijn later door Chabrier en Ravel georkestreerd. Deze muziek is zowel frivool als aandoenlijk. Hij vergt niet zoveel van het uithoudingsvermogen, maar is wel lastig; er is heel wat vingervaardigheid voor nodig."

Daarnaast besteedt Stott veel aandacht aan Engelse muziek. "Hoe het zo komt dat ik veel Engelse muziek speel? Natuurlijk in de eerste plaats omdat ik Engelse ben, maar verder is het deels ook een kwestie van een kettingreactie. Zo speelde ik in 1982 tijdens een Promconcert in Londen het Pianoconcert van Ireland. George Lloyd, een componist die zich zelf graag voor Ireland inzet, hoorde de radio-uitzending en droeg zijn Vierde pianoconcert aan me op." 

Dan zijn daar Phantasm van Frank Bridge voor piano en orkest en Waltons Concertante symfonie in de oorspronkelijke versie met een uitgebreider solo. Het Pianoconcert van Nyman uit 1993 is feitelijk een arrangement van filmmuzieken met als ondertitels voor de delen: The beach; The woods, The hut en The release. Nyman kreeg vooral bekendheid met zijn Band. "Daarmee heb ik me ver buiten mijn eigen terrein gewaagd, maar het was leuk om te doen en ironisch genoeg zijn van die cd meer exemplaren verkocht dan van m'n andere opnamen waarschijnlijk ooit het geval zal zijn."

Het succes in Leeds vormde het culminatiepunt van twaalf jaar studie van de in Nelson, Lancashire geboren pianiste. 

“In korte tijd won ik de meeste van de pianowedstrijden uit de buurt. Ik studeerde geen toonladders, maar won concoursen. Op mijn zevende was ik al zoiets als een plaatselijke ster en op mijn negende vertrok ik naar de Yehudi Menuhin School in Surrey. Daar bleef ik acht jaar. In het begin leek het wel een soort vakantiekamp voor me. Ik werkte er eerst met Barbara Kerslake en Marcel Ciampi, die me in volkomen tegengestelde richting ontwikkelden. Bij Kerslake ging het vooral om de armen en de schouders, bij Ciampi - de man van de 101 oefeningen - ging het vooral om de vingers. Bij Kerslake kwam het aan op het detail, wat naar ik geloof ten koste gaat van de continuïteit. Hoewel het achteraf wat vreemd lijkt, heb ik toch wel van deze twee leraren geleerd. Daarna ging ik naar het Royal College of Music, waar ik bij Kendall Taylor studeerde. Die was heel behulpzaam en hij moedigde me erg aan. Een man met een breed, omvangrijk perspectief. Gek genoeg was daar weer dat contrast: aan het eind van mijn opleiding op de Menuhinschool bewoog ik me in de richting van de kamermuziek. Later, op het Royal College of Music, moedigde Kendall Taylor me juist aan om de solokant op te gaan. Ook hij was iemand die altijd het accent legde op de muzikale en niet zozeer de technische aspecten.”

Hoe ging het verder?

“Op mijn negentiende, in 1978, was ik finaliste in het Leeds Pianoconcours. Ik was geheel van angst vervuld en speelde het Vijfde pianoconcert van Beethoven als in een trance. Ik bedoel: ik heb er geen noot van gehoord.” 

U kreeg ‘slechts’ de vijfde prijs.

“Niettemin raakte ik toen ineens van iemand die geen enkel engagement heeft in een maalstroom van concerten. Heel onwerkelijk.” 

Werd wat een vliegende start had kunnen worden een nachtmerrie? 

“Ik kreeg massa's aanbiedingen om op te treden. Binnen twee jaar moest ik honderdvijftig keer op het podium. Ik moest alles in razend tempo instuderen. Tenslotte moest ik een pauze van een halfjaar inlassen en alles in redelijk tempo nog eens overdoen. Ik had gewoon onvoldoende achtergrond om die bekroning in Leeds echt al waar te maken."

Werd er druk uitgeoefend door impresario's en promotors? 

"Nee, dat was het niet zozeer. Ik was naïef genoeg om op bijna alle aanbiedingen 'ja' te zeggen. Achteraf gezien was dat helemaal niet verstandig, hoewel ik het misschien best zou hebben aangekund als mijn repertoire destijds omvangrijker was geweest. Maar ik was daar gewoon nog niet klaar voor en binnen heel korte tijd ging ik erg slecht spelen. Ik belde mijn concertagent op en zei: 'Genoeg is genoeg. Annuleer alle afspraken voor het komende halfjaar.' Ik ging verdoofd en verward naar huis, naar het vertrouwde dal. Ik speelde louter nog wat voor mijn plezier, dronk eindeloos veel koppen thee en staarde uit het raam. Geleidelijk aan ontspande ik, werd weer stabiel en begon de batterijen opnieuw op te laden. Het Londense muziekleven was letterlijk en figuurlijk ver weg. Op de een of andere manier leken de dagen veel langer. Er was tijd om rust te nemen, na te denken en mezelf te zijn. In die periode leerde ik nee te zeggen en niet klakkeloos alles te aanvaarden wat op mijn weg kwam. Ik leerde ook muzikaal onafhankelijkheid te zijn.”

U bent verder sterk  beïnvloed door de expressieve, zangerige stijl van haar beide laatste belangrijkste leraren, Louis Kentner en Vlado Perlemuter. Perlemuters omstreden opname van Ravels Gaspard de la nuit is nog altijd een van uw lievelingsplaten. Waarom?

"Ik heb nooit iets gehoord dat de klank benadert, die hij in Ondine realiseert. Perlemuter beschikt over een ongelooflijk mooie toon, een heerlijk warm geluid. Toen ik hem onlangs nog in de Wigmore Hall hoorde, klonk het magisch. Zijn geheugen liet hem een paar keer in de steek en sommige dingen waren technisch wat vaag, maar dat deed er niet toe. Die oudere pianisten hebben iets bijzonders; ze durven gevoel te tonen."

Maar ze geeft grif toe dat een goede techniek heel essentieel is. 

"Zonder een gedegen techniek kom je tegenwoordig nergens. Maar op de Menuhinschool waren ook een paar Franse docenten die zich vrijwel geheel op techniek concentreerden en die nauwelijks aan andere minstens zo belangrijke kwesties toekwamen. Zij hanteerden hele lijsten met vingeroefeningen, maar stelden de techniek niet ten dienste van de interpretatie. Ik groeide op met opera en pianospel. Mijn vader was een groot operaliefhebber, dus ik probeerde altijd te spelen zoals ik zou zingen. Dat is erg fundamenteel voor me: als ik het niet kan zingen, lukt het niet of nauwelijks. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de opvatting over de vleugel als slagwerkinstrument maar een halve waarheid is."

Gegeven deze achtergrond is het niet zo verwonderlijk dat ze een voorliefde heeft voor de romantici. Rachmaninov staat bovenaan op haar lijst favorieten. Zoals haar opnamen illustreren, bestaat ook een grote sympathie voor de Franse muziek. Geen wonder met Perlemuter als leraar, vermoedelijk. 

Vooral aan Debussy, Ravel en Fauré besteedt u veel aandacht. 

"En van daaruit ga ik terug in de geschiedenis, naar Liszt en Chopin. Maar ook nar Chabrier, die met zijn briljante, best originele pianomuziek niet voor niets de bewondering oogstte van Ravel, Poulenc en Cortot."

Fauré is zelfs het middelpunt van een komend festival in Manchester? 

"Ja, in 1995 wordt zijn honderdvijftigste verjaardag herdacht en dat vond ik aanleiding genoeg voor een festival onder de titel 'Fauré and the French connection'. Daar heb ik hem in het middelpunt geplaatst, naast Dukas, Messiaen, Franck, Chausson, Satie en uiteraard Debussy en Ravel. Tijdens elk concert komt hij aan bod. Natuurlijk had ik hem samen met Duits repertoire kunnen programmeren, met werken uit zijn tijd. Maar het leek me interessanter om het helemaal Frans te houden. Iemand vroeg me of ik niet bang was dat Fauré dan de vergelijking met de anderen niet zou kunnen doorstaan. Ik vind dat niet zo'n probleem. Natuurlijk is niet alles wat hij schreef geweldig. Het Kantorovtrio komt bijvoorbeeld met de pianotrio's van Fauré, Chausson en Ravel. Uiteraard steekt Ravel daar met kop en schouders boven de anderen uit, maar het is best interessant om eens te luisteren wat hij te zeggen heeft. Met de kwartetten en kwintetten is de balans makkelijk weer recht te trekken."

U heeft dat festival min of meer in uw eentje georganiseerd en waarom vindt het of all places uitgerekend in Manchester plaats?

"Ik ben bang dat dit de manier is waarop ik de dingen aanpak. Er zijn ook al zoveel verjaardagen en herdenkingen, en dan is het eigenlijk vreemd dat Purcell wel veel aandacht krijgt, maar Hindemith (honderdste verjaardag) en Bartók (vijftigste sterfdag) niet. Ik zat op een avond laat letterlijk in de keuken en bedacht een concept. En waarom Manchester? Fauré is er in 1908 opgetreden. Toen moet het een ellendige stad zijn geweest, maar dat is het al lang niet meer. De stad heeft een rijk cultureel leven en ik heb altijd een goede relatie gehad met het BBC Philharmonic en met Yan Pascal Tortelier, dus dit leek me een ideale gelegenheid." 

Pas in tweede instantie heeft u de pianowerken van Fauré compleet opgenomen.

“Nadat ik twee Hyperion cd's aan Fauré had gewijd, kreeg ik het onbevredigende gevoel dat ik iets onaf had gelaten. Ik ging de rest van zijn pianowerken instuderen om een compleet beeld te hebben, al was het maar voor mezelf. Gelukkig haakte Hyperion in, zodat nu de complete uitgave ter beschikking staat. Fauré is altijd wat onderschat geweest. De meeste mensen kennen hem als de componist van lieve, mierzoete muziek als het Requiem, de Dolly suite en de Pavane, en niet als de temperamentvolle figuur van het Eerste pianokwartet in c. Er zit niet zoveel suiker in zijn muziek en met name zijn latere werken zijn duister en veel moeilijker te begrijpen. Maar je moet je wel volledig voor die muziek inzetten. In een terloopse vertolking lijkt Fauré erg saai. Ik programmeer hem in ongeveer tachtig procent van mijn recitals en krijg daar vaak enthousiaste reacties op van het publiek. Het is wel een van die componisten wiens muziek ik liefst voor me heb op de vleugel; het is vaak zo moeilijk uit het hoofd te leren, maar dat mag nooit een excuus zijn om hem niet te spelen. Fauré is altijd overschaduwd door andere componisten, ook al tijdens zijn leven. Van wat ik over hem heb gelezen, moet hij zeldzaam onambitieus zijn geweest. Hij liet zich niet door trends beïnvloeden en ging gewoon z'n gang. Hij was wars van show; ook in zijn orkestwerken schuilt niets van de brille van bijvoorbeeld La mer of Daphnis et Chloé."

Bestaat er een logisch verband met Chabrier? 

"Die is veel tastbaarder, lichtvoetiger. Hij is geestig en sprankelend. Ook extraverter. Bij Fauré vind ik meer inhoud, meer diepe emotie. Vandaar ook dat ik telkens weer naar hem kan terugkeren om nieuwe aspecten te ontdekken. 

Hoewel het misschien anders lijkt, gaat er voor mij weinig aantrekkingskracht uit van de meeste eigentijdse muziek voor piano. Ik heb een hekel aan plink-plonk muziek. Er moet op z'n minst ergens een melodie zijn te ontdekken. Wel kijk ik graag naar de uitvoering van moderne muziek, maar emotioneel gezien laat die me doorgaans ijskoud."

Hoe zit dat dan met die Engelse muziek? 

"Veel Engelse muziek uit deze eeuw is interessant en de moeite waard om uitgevoerd te worden. Ik heb ook een trio en we hebben onder andere het Tweede pianotrio van Bridge onder handen genomen. In het begin konden we er geen touw aan vastknopen, maar ineens werd het allemaal helder. Eigenlijk is het een ongelooflijk goed stuk. Ik overweeg om nu ook zijn Pianosonate te gaan instuderen."

Is het, gegeven het succes met het Pianoconcert van Ireland, niet ook de moeite waard om zijn solowerken onder handen te nemen? 

"Ik heb zijn Pianosonatine gespeeld, maar daar moet ik echt nog een keer voor gaan zitten om een goede ingang te vinden, als u begrijpt wat ik bedoel."

Gebeurt dat bewandelen van zijpaden welbewust? 

"Ik probeer het een te doen en het ander niet te laten. Ik werk me keurig door de standaardwerken heen, de Beethovensonates met bijnamen, de sonates van Chopin en de Pianosonate van Liszt. Die zitten er alle geheid in, net als Ravels Gaspard de la nuit. Ik heb een aantal pianoconcerten van Mozart bij de hand, maar mij wordt zelden gevraagd die te spelen. Van de andere belangrijke concerten heb ik drie van de vijf Beethovenconcerten paraat, met name het Vijfde, dat ik tijdens de finale in Leeds speelde. Andere lievelingen waren de nummers twee en drie van Rachmaninov. En," bekent ze lachend, "grappig genoeg ook Grieg. Natuurlijk is het werk vrijwel doodgespeeld, maar toen ik het instudeerde, vond ik het een heel fijn werk. Ik kon het met het BBC Symfonie Orkest ook uitvoeren. De musici waren het met me eens, ook zij haalden er aanvankelijk hun neus wat voor op. Een ander werk dat ik graag wil doen, zijn de Variations symphoniques van Franck, maar ik kan helaas niemand vinden die het met me wil uitvoeren."

Wat is bevredigender: optreden met concertante werken of kamermuziek maken? 

"Eigenlijk heb ik geen uitgesproken voorkeur. Als tijdens een pianoconcert alles goed gaat, is dat een machtige ervaring, zeker als je met de dirigent op één lijn zit. Daar kan niets tegenop. Maar ik houd minstens evenveel van kamermuziek. Dat vergt een heel ander soort discipline. Je moet voortdurend met de andere spelers rekening houden en continu luisteren wat er verder gebeurt. Je moet ook goed rekening houden met de akoestische omstandigheden.

"Het gevaar van kamermuziek is dat je makkelijk een etiket krijgt opgeplakt. Daarom ben ik er een poosje mee gestopt om me aan solowerk te wijden. Het geeft juist veel voldoening om op al die terreinen bezig te zijn."

Voor deze pianiste is het maken van opnamen een heel bevredigende uitdaging. Sommige andere pianisten vinden de studiosfeer koud en onsympathiek. Artur Schnabel vond de Abbey-Roadstudio een martelkamer en Annie Fischer verstijfde als ze het woord opname hoorde.

“Ik ben dol op opnamen, ik kijk er naar uit, terwijl concerten me juist in een stresstoestand kunnen brengen. Het frustrerende is dat stress de kwaliteit van je spel zo negatief kan beïnvloeden als je een minder goede dag hebt. In de studio kan ik mezelf ontspannen. Ik weet wat ik wil en ik kan er alles aan doen om dat te bereiken. Het vangnet dat steeds aanwezig is, vormt slechts een marginale overweging. Ik streef naar lange ‘takes’ en als slechts sprake is van een paar vergeeflijke foutjes of misrekeningen, die de grote lijnen en de continuïteit niet in gevaar brengen, dan laat ik die zitten.”

Luistert u zelf veel naar opnamen? 

"Tenzij het om een speciale reden is, luister ik vrijwel nooit naar piano-opnamen. Ik ben niet altijd gelukkig met het geluid van pianoplaten; ze klinken dikwijls zo blikkerig en schel. Ik luister met vlagen naar platen. Op het ogenblik krijgt Rachmaninovs Tweede symfonie veel aandacht. Als het om pianowerken gaat, geniet ik erg van bijvoorbeeld Rachmaninovs Paganinirapsodie. Met Van Cliburn, dat klinkt als een groots concert, zoals het hoort, en wordt geen moment scherp. Prachtig geluid en een geweldige techniek. Behalve naar mijn leermeesters Kentner en Perlemuter luister ik wat de pianisten aangaat graag naar Daniel Barenboim - vooral zijn Beethoven - en Murray Perahia."

Heeft u een voorkeur voor concertzalen? 

"Hier in Engeland speel ik liever in de Royal Festival Hall dan in de Queen Elizabeth Hall, omdat de sfeer daar aangenamer is. Nadat ik eenmaal af was van mijn onaangename associaties met de Wigmore Hall vanwege de zenuwslopende audities daar, ben ik ook daar graag gaan optreden. De Albert Hall was natuurlijk prachtig en ik bewaar ook goede herinneringen aan de zaal van Winchester College, waar ik een fijn recital gaf."

Ze voegt daaraan toe dat de vleugel zelf ook een belangrijke rol speelt. 

"Er zijn maar weinig piano's waaraan je precies kunt ontlokken wat je wilt. Er is altijd wel iets mis. Ik geloof dat heel wat vleugels die in de Londense concertzalen ter beschikking staan geen erg hoge standaard hebben, hoewel ik ze de laatste jaren niet alle heb bespeeld. Ik vond die in de Wigmore Hall altijd fijn, omdat je gewoon het instrument kon bespelen en vergeten. Er is ook een tijd geweest dat je geen behoorlijk geluid kon krijgen uit het instrument dat in de Queen Elizabeth Hall ter beschikking was. Het klonk alsof er avonden lang op was gebeukt, waardoor de gloed verloren was gegaan. Je was gedwongen om je aan dat geluid aan te passen, wat erg vervelend is wanneer je iets op een bepaalde manier hebt voorbereid. Natuurlijk zal niet iedereen het daarmee eens zijn; pianoklank is iets heel persoonlijks."

Dan heeft u vast ook een lievelingsmerk? 

"De Steinway ligt voor mij erg voor de hand, al is het niet de ultieme vleugel. Maar als je een goede treft, is hij ook verdraaid goed!"

Iemand die uitgesproken opvattingen over geluid heeft, zal ook wel geïnteresseerd zijn in de technische kanten van haar opnamen. 

"Nee, eigenlijk nauwelijks. Dat laat ik aan de experts over, zolang ze het geluid realiseren dat ik graag wil horen." 

Ze was 'soundwise' heel tevreden met haar Conifer-opnamen. Vooral met het Faurérecital, dat in Walthamstow Assembly Hall was opgenomen. 

"De omstandigheden waren verre van ideaal. De verwarming kon niet aan omdat die teveel lawaai maakte, dus was het ijskoud. Bovendien stoorde de TL-verlichting op de een of andere manier, zodat ik tenslotte speelde met een kaal peertje boven de piano."

Voor het Debussyrecital toog het opnameteam naar een locatie in Cambridge, terwijl het Rachmaninovprogramma werd vastgelegd in de aula van een school in Noord-Londen.

"In de toekomst zou ik graag meer standaardrepertoire willen opnemen. Als ik al met een Engels orkest moet werken, dan liefst met het Birmingham Orkest en Simon Rattle. Maar ik moet nodig meer op het Europese continent gaan spelen. Goede opnamen zijn daarbij van vitaal belang. Ze vormen de best denkbare visitekaartjes. Een goede gelegenheid vormen de recitals die ik met Yo-Yo Ma ga geven; we zijn goed bevriend."

Sinds u de Pennines over trok om in Yorkshire in de buurt van het marktplaatsje Skipton te gaan wonen, zou het, met het oog op een goede carrière, een probleem kunnen zijn dat u zo ver van de muziekcentra bent verwijderd. 

“Veel mensen huldigen de vreemde opvatting dat ik ongeveer wekelijks in Londen optreed. Skipton legt aardig centraal in termen van Engeland als geheel. Het zou waarschijnlijk anders zijn als ik geen contacten had in Londen, de vrienden die ik maakte terwijl ik aan het Royal College studeerde, maar ik woon veel liever hier. In Londen word ik altijd hypernerveus, omdat ik wil weten wat iedereen doet. De dagen schijnen hier meer uren te hebben en hoe dan ook: het is prettig om vrienden en buren te hebben die niet in de muziek zitten!" 

 

(1995)