STADE, FREDERICA VON

FREDERICA VON STADE: EEN ZINGENDE FLICKA

“Toen ik Frederica von Stade een keer hoorde voorzingen in New York was ik als door de bliksem getroffen. Ik aarzelde geen ogenblik. Ze kende nog niemand, hoewel haar charme en haar talent opvallend waren. Haar wereldcarrière begon met de première van Nozze di Figaro.” Dat was in april 1973. Rolf Liebermann, toen artistiek directeur van de Parijse Opéra heeft die gebeurtenis in zijn mémoires Operajaren genoteerd. Met die bewuste Figaro begon hij zijn baan als intendant in Parijs en katapulteerde hij Frederica von Stade naar de opera Olympus. Ze zong de rol van Cherubino, waarmee ze intussen aan vrijwel alle bekende operatheaters schitterde en waarmee ze niet moe werd om “het karakter van deze van liefde onbestendige knaap steeds opnieuw weer verder te differentiëren.”

Het opvallende van de zangeres is, dat ze er ineens was - omdat ze jong was? - maar ook snel weer was verdwenen. Wat van haar geworden  is, blijft onduidelijk. Niettemin, enige jaren was ze ster van betekenis en uit die periode stamt onderstaand beeld.

Anno 1979 is Frederica von Stade nog steeds jong. Haar charme heeft ook nog iets van het onbedorven platteland. Als ze - zoals nu bijvoorbeeld tijdens plaatopnamen in Wenen - over een wei rent met haar baby Jenny in de kinderwagen, dan is ze net een veulen dat de neusgaten in de wind houdt. Door haar vrienden wordt ze ook Flicka genoemd naar de titel van het paardenboek My friend Flicka van Mary O’Hara. Ze rijdt zelf ook graag paard en volgens haar bezorgde echtgenoot basbariton Peter Elkus doet ze dat vaak nogal roekeloos. Alleen als de paarden te dicht bij haar dochter Jenny in de buurt komen en hun hoofd nieuwsgierig in de kinderwagen steken, toont ze bezorgdheid. “Dat gaat te ver” verraadt haar gezicht dan dat degenen die zakelijk met Von Stade te maken hebben maar al te goed kennen. Ze levert grote kunst maar wel tegen een behoorlijke prijs.

Ze kan zich dat veroorloven omdat ze tot de meest gevraagde mezzo’s behoort. Haar stemvoering is van een dusdanig objectieve precisie bij alle welluidendheid, dat zelfs een op dit gebied verwende Karajan die in 1978 een Le nozze di Figaro met haar opnam in Wenen heel enthousiast was en veel waardering toonde.

Frederica von Stade - een van haar voorvaderen was burgemeester van Stade bij Hamburg - ontgaat weinig. Maar dat acute waarnemingsvermogen is vrij van wantrouwen of eigendunk. Ze is door en door Amerikaanse: niet vooringenomen, praktisch, zelfbewust en daarbij van een innemende natuurlijkheid en ongedwongenheid. Ze zou ieders echtgenote kunnen zijn die haar kind met moederlijke trots presenteert en het bijna overal mee naar toe neemt. Ze maakt zich wel al hoofdbrekens voor wanneer Jenny eenmaal naar school moet en zijn mamma Flicka, haar dochter niet meer kan meenemen.

Frederica von Stade heeft hoewel haar vader aan het eind van de tweede wereldoorlog als Amerikaans militair in de buurt van Aken sneuvelde een betrekkelijk onbezorgde jeugd gehad. Ze woonde op het platteland bij Sommerville (New Jersey) waar ze 1 juni 1945 werd geboren. Wat haar moeder haar aan behoede zorgeloosheid meegaf wil ze ook haar dochtertje deelachtig laten worden. In het begin leek het er niet op dat ze zangeres zou worden; ze werkte als verkoopster bij Tiffany. Daarna volgde dan wel die zangopleiding aan het Mannes College of Music in New York.

“Ik heb geluk gehad”, zegt Von Stade, “niet alleen omdat ik ben gezegend met een goede stem, maar omdat ik eigenlijk steeds op het juiste moment de juiste mensen heb getroffen. Na mijn studie bij Sebastian Engelbert kon ik in 1969 voorzingen bij de Met. Nog datzelfde jaar kreeg ik een contract van Rudolf Bing en in januari 1970 debuteerde ik daar als tweede knaap in Mozarts Zauberflöte. Daarna ging het vrij vlot want in de drie daarop volgende jaren kreeg ik wel twintig steeds betere rollen.”

Als Cherubino werd u zoals al beschreven door Liebermann weggekaapt in 1973.

“Liebermann gaf me een fabelachtige start, maar ik geloof dat Kurt Adler van de opera in San Francisco een even groot aandeel in mijn carrière had. Hij gaf me de mogelijkheid om grote rollen te zingen en elk jaar geeft hij me nieuwe kansen. Cherubino is misschien mijn glansrol, maar ik wil daar niet al te zeer mee vereenzelvigd worden. Ik zong die rol in Glyndebourne, in Salzburg en in een TV uitvoering van de BBC.”

Ere wie ere toekomt, volgens de zangeres. Dat Liebermann haar erg heeft geholpen, erkent ze dankbaar, maar hij was niet alleen om haar verder te helpen. Op het moment woont ze in Parijs omdat dit centraler is gelegen dan New York en omdat ze zo makkelijker overal heen kan nu de nadruk ligt op optredens in Europa. 

“Maar ik heb soms best heimwee! Overigens dat ik waarschijnlijk nooit de dames van Verdi kan zingen, daar heb ik vrede mee. Ik heb tenslotte niet zo’n grote stem. Een stem die waarschijnlijk ook wel altijd lyrisch zal blijven. Maar er valt nog van alles te ontdekken voor me. Bovendien verloochen ik mijn afkomst niet en zing ik graag mee in musicals. Maar voorlopig concentreer ik me erg op Franse muziek. Ik spreek intussen heel behoorlijk Frans en niet alleen Debussy en Canteloube heb ik aangepakt, ik wil ook graag bijvoorbeeld Mignon van Thomas de rol van Frédéric zingen. Het is een rol waar ik me best aan kan wagen. Een opera bovendien waarin muziek en inhoud overeen stemmen en vooral eentje over een hartsaffaire!” 

CBS/Sony heeft aan uw wens voldaan. U bent kieskeurig in de keuze van uw rollen.

“Als mijn hart niet kan meespreken, of als ik me niet geheel met een rol kan identificeren dan beleef ik er weinig plezier aan en dan kan ik dat ook niet overdragen. Rosina is zo’n rol. Qua karakter houd ik niet zo van haar, hoewel ik de muziek geweldig vind.”

Vaak laat u een bepaalde rol ook een poosje rusten voordat u zich er opnieuw intens mee gaat bezighouden. 

“In de tussentijd laat ik hem bezinken en hoop ik nieuwe aangrijpingspunten te vinden.”

U lijkt nooit halfslachtig bezig te zijn en u laat zich ook niet uit haar concentratie brengen. Energie heeft u blijkbaar genoeg en angst dat uw stem het zal begeven nauwelijks.

“Ik doorliep een goede scholing en ik vind het belangrijk om ook af en toe eens de andere kant te bezien. Dan ga ik naar een voorstelling om de reacties van het publiek te bestuderen.”

Frederica von Stade tracht nuchter te blijven en zoveel mogelijk optimale prestaties te leveren. Wat heel wat collega’s angst inboezemt, namelijk niet steeds aan de hoge verwachtingen van het publiek te kunnen voldoen, vindt ze juist ‘great and exciting’. 

Het gebeurde wel een keer tijdens een voorstelling van “Pelléas et Mélisande” in Santa Fé.

“Toen vergat ik even die geweldige opwinding in een aanval van teveel toegeeflijkheid jegens mezelf en kon ik moeilijk beslissen of ik na de voorstelling naar een bepaalde pizzeria zou gaan of niet. Die afleidende gedachte kwam net terwijl Pelléas zong: ‘Ik houd van je, ik houd van je!’ Niet bepaald gelegen dus. Het overkomt me nooit wanneer ik Mozart zing.”

Waarom niet? 

“Omdat zijn muziek nog steeds de grootste uitdaging vormt. Bij Mozart kun je niet liegen. Alles is waar en van een volkomen zuiverheid. Ik gelood ook dat dit de reden is waarom zijn muziek zulke zware technische eisen stelt.”

Wanneer Frederica von Stade Mozart zingt dan doet ze dat met zo’n zwevende moeiteloosheid dat zelfs de meest verwende aficionados in vervoering raken. Eigenlijk lijkt ze nog steeds aan het begin van een grote carrière te staan. Nog steeds geldt ze als specialiste voor Mozart- en Rossini rollen. Zelf heeft ze een hekel aan specialistische etikettering, “omdat het de boeiendste zaak van de wereld is om met de stem te acteren en telkens weer andere karakters uit te beelden. Zelf zou ik op langere termijn heel ontevreden zijn als ik slechts een heel beperkt aantal rollen zou vertolken.”

In Nederland kennen we haar sinds het Holland Festival 1976 toen ze onder Edo de Waart de Octavian in Strauss’ Rosenkavalier zong, een werk dat het jaar daarop door Philips op de plaat werd uitgebracht.