RICHTER, KARL

KARL RICHTER: INGEHAALD DOOR DE TIJD

Karl Richter leerde ik het eerst kennen als organist. Voor Decca had hij op het orgel uit de Victoria Hall in Genève een paar Bachrecitals opgenomen. Stijlvol, degelijk en overtuigend in de tijd dat Helmut Walcha op Archiv op dit gebied de toon aangaf. Het was medio jaren vijftig vorige eeuw.

Niet lang daarna – de organist manifesteerde zich inmiddels meer als dirigent van zijn eigen Münchense Bachorkest en –koor – imponeerde hij met heel gedisciplineerde en van een grote ritmische vitaliteit getuigende vertolkingen van Bachs geestelijke en wereldlijke muziek. Een musiceren dat merkwaardig genoeg in het dominante R.K. Beieren geheel in de beste Lutheraanse traditie stond en na wat we uit Stuttgart van Karl Münchinger hadden gehoord als positief onthullend gold. Eind jaren vijftig hoorde ik hem in Wenen op een avond waarop hij met zijn ensemble alle zes de Brandenburgse concerten ten gehore bracht. 

Toen Richter 15 februari 1981 stierf, bleek hij zichzelf overleefd te hebben, niet meer van die tijd, laat staan van de huidige te zijn in de hitte van de strijd wie het authentiekst barokmuziek non uitvoeren. Een eigenlijk nogal tragisch lot voor een rasmusicus. Het is waarschijnlijk het lot van menig uitvoerend kunstenaar die niet snel genoeg meegaat met de ontwikkelingen in de uitvoeringstechniek en –stijl. Slachtoffer worden van een ontwikkeling die niet door iedereen wordt gevolgd.

Karl Richter werd 15 oktober 1926 geboren in Plauen in het Duitse Vogtland. Een stadje dat vroeger vanwege de daar geplaatste middengolf zender op menige radio afstemschaal was vermeld. Hij studeerde bij drie van de beste en bekendste cantors uit die tijd: Karl Straube en Günther Ramin in Leipzig en Rudolf Mauersberger in Dresden. Hij moet een modelleerling zijn geweest.

In 1946 werd Richter koorleider van de Christuskirche in Leipzig, korte tijd later tevens organist aan de beroemde Thomaskirche. Gedurende die tijd was hij de continuospeler bij Ramin (1950-1951). In 1951 verhuisde hij naar West Duitsland waar hij een professoraat kreeg aan de Musikhochschule in München. Daar formeerde hij al gauw zijn eigen Bachorkest en Bachkoor waarmee hij de rest van zijn leven nauw verbonden bleef. Het was een blijk dat hij meer dan organist, klavecinist en koorleider was. Soms kon hij die capaciteiten combineren. Bijvoorbeeld toen hij voor Telefunken in 1958 Händels orgelconcerten op. 4 en op. 7 opnam. Zijn eerste opnamen maakte Richter vaak in Hamburg, inderdaad voor Telefunken, voordat hij werd weggelokt door Archiv, eveneens uit Hamburg. Tot zijn mooiste Telefunkenopnamen behoorden Bachs cantates nr. 67 Halt im Gedächtnis Jesum Christ en 108 Es ist euch gut. Daaraan werkten Antonia Fahberg, Lilian Benningsen, Peter Pears en de Amerikaan Keith Engen mee. Hoewel Richter deze werken later voor Archiv nogmaals opnam, bereikte hij toen niet meer eenzelfde declamatorische felheid. De articulatie van het koor doet nu enigszins archaïsch aan, maar wordt gecompenseerd door de prachtige lyrische bijdragen van hoboïst Edgar Shann die de dirigent had geleend van het Beiers Staatsorkest.

Nu doen die latere uitvoeringen zwaarwichtig en lichtelijk stram aan, gewend als we intussen zijn aan kleinschaliger, vrijer, levendiger verklankingen. Maar destijds werd het resultaat met een Italiaans kamerorgel, met zijn straffe aanpak en zijn improvisatorische uitstapjes hooglijk gewaardeerd.

Tegenwoordig zijn het eerder de uitvoeringen van de Passionen, de Hohe Messe en de cantates van Bach die nog enigszins positief in de herinnering voortleven. Een waardering die natuurlijk ook geldt voor het Magnificat en het Weihnachtsoratorium. Eind 1958 markeerde zijn eerste opname van de Matthäus Passion op grootse wijze Richters glorieuze entree in de stallen van DG’s Archivafdeling. Daar werd hij een van de belangrijkste kunstenaars waarmee jarenlang goede sier werd gemaakt.

In de twintig jaar na 1958 nam hij voor dit label 75 van Bachs kerkcantates op, nogmaals de Matthäus en verder de Johannes Passion, het Magnificat, het Weihnachtsoratorium, de Mis in b. Het zijn met name twee van die opnamen die nu nog de aandacht verdienen: de Matthäus Passion uit 1958 en een schijf met de cantates nr. 8 Liebster Gott, wann werd’ ich sterben en 45 Es ist dir gesagt, Mensch, was gut ist.

De Matthäus heeft voor die dagen een bezetting met louter sterren: Ernst Häfliger als evangelist en verder Irmgard Seefried, Hertha Töpper, Keith Engen en Dietrich Fischer-Dieskau. Een fraai soloteam, een fraai, zij het tamelijk groot koor en een mooi orkest. Sommige tempi doen nu wat nodeloos traag aan, maar de noblesse en grandeur vallen niet te ontkennen. Häfligers bijdragen zijn onoverdreven, onsentimenteel en heel treffend, Fischer-Diskau’s ‘Mache Dich, mein Herze rein’ – een voorbeeld uit vele – een treffend juweeltje.

Noch de declamatorische felheid, noch de dramatische spanning werden geëvenaard in de tweede opname van de Matthäus uit 1979, die toen al anachronistisch aandeed in stilistisch opzicht. De cantate opname ontstond tijdens de Bachweek in Ansbach. Hier is Richter op zijn best te horen met expressief en indringend musiceren. Dat hij ook in staat was sentiment te uiten, blijkt uit het openingskoor van Liebster Gott. Het lijkt eerder geïnspireerd door Spitta’s beschrijving van een met bloemen bedekt graf dan passend in de strikte Lutheraanse opvatting van de sterflijkheid. Is dat discussie waard? Eigenlijk nauwelijks, want Richter biedt de luisteraar een visie die is vervuld van gevoel, van teerheid, kortom een sfeervolle elegie.

In de andere cantate laat de dirigent de mogelijkheden en de kracht van zijn koor prachtig naar voren komen. Het beginkoor heeft een concertant karakter binnen de fugatische structuur en klinkt fraai exuberant. Vanaf de jaren ’60 leverde Richter eigenlijk niets meer dat zich kan meten met deze betrekkelijk vroege opnamen. Niettemin ontstonden meer opnamen van cantates en natuurlijk dat Weihnachtsoratorium, de Mis en de Johannes Passion toen. Aan het Weihnachtsoratorium werkte de geweldige tenor Fritz Wunderlich mee.

Uit die tijd dateert ook een tweede opname van de Brandenburgse concerten en een eerste van de vier Orkestsuites. Aan het begin van de jaren zeventig volgden de cantates voor Advent, Kerstmis en Driekoningen. Dit was het begin van een project dat Richter beschouwde als de bekroning van zijn gehele werk. Het liep uit op een teleurstelling. De serie werd nooit afgemaakt en terwijl de eerste band er nog redelijk mee door kon, voldeed iedere volgende uitgave minder. De tempi werden trager, de ritmen strammer, de solistische bijdragen wisselender. Uitblinkster bij de solisten was de betreurde alt Anna Reynolds. Zoekend naar de best geslaagde items uit het geheel, komen we terecht bij de cantate nr. 105 Herr, gehe nicht ins Gericht. Een opname uit 1977 die een lyrisch-warme sfeer ademt, vooral ook dankzij de inbreng van Fischer-Dieskau in de poëtisch voorgedragen accompagnato aria ‘Wohl aber dem, der seinen Bürgen weiß’.

De mening over Richters andere opnamen en zijn zaaloptredens is sterk verdeeld. Zijn inderdaad nogal zwaarwichtige, anachronistische aanpak van het werk van Händel bezorgde hem weinig vrienden, hoewel zijn uitvoering van het oratorium Samson zeker een bepaalde ruige kracht bezit. De opname heeft een behoorlijk sterke bezetting met tenor Alexander Young in de titelrol en een over de hele linie goede ondersteunende groep zangers. Ook Richters strenge Gluck is nooit als een echt succes beschouwd, maar interessant voor een keer is het best om er naar te luisteren.

Als de dirigent nog wordt herinnerd, is dat toch vooral en haast uitsluitend te danken aan zijn opnamen van werken van Bach. Ondanks alle stilistisch nu nogal achterhaalde eigenaardigheden – een voortdurende voorkeur voor het orgel als continuo instrument bijvoorbeeld – en andere irritaties die hij wekt, kan zijn wijze van interpreteren vooral op basis van zijn goede structuurbesef best nog indruk maken. Merkwaardig blijft wel, dat hij nooit van het eenmaal door hem ingeslagen pad afweek en geen open oor toonde voor de interessante ontwikkelingen die zich steeds duidelijker om hem heen voltrokken.

Het werk dat Richter op cd nalaat is een vingerwijzing dat wat modieus is niet altijd juist hoeft te zijn en dat omgekeerd dat in een bepaalde fase van de uitvoeringsgeschiedenis juist lijkt te zijn niet voor alle eeuwigheid geldt. Aan een sterke persoonlijkheid heeft het Richter echter niet ontbroken en daar moet men respect voor hebben.

Discografie

Bach: 6 Brandenburgse concerten; 4 Orkestsuites; Tripelconcert. Aurèle Nicolet, Gerhart Hetzel met het Münchens Bachorkest. Archiv 463.657-2 (3 cd’s).

Bach: Orgelwerken. DG 477.533-2 (3 cd’s).

Bach: Cantates. Theo Adam, Ursula Buckel,  Keith Engen, Dietrich Fischer-Dieskau, Ernat Häfliger, Edith Mathis, Kurt Moll, Peter Schreier, Maria Stader e.a. met het Münchens Bachkoor en –orkest. Archiv 439.368-2 (26 cd’s).

Bach: Advent- en Kerstcantates. Irmgard Seefried e.a. met het met het Münchens Bachkoor en –orkest. Archiv 439.369-2 (4 cd’s).

Bach: Paascantates. Solisten met het met het Münchens Bachkoor en –orkest. Archiv 439.374-2 (5 cd’s).

Bach: Cantates voor Pinksteren, Hemelvaart, e.a. Solisten met het met het Münchens Bachkoor en –orkest. Archiv 439.380-2 (6 cd’s).

Bach: Cantates nr. 4, 51, 56,140, 147 en 202. Ursula Buckel, Keith Engen, Dietrich Fischer-Dieskau, John van Kesteren, Edith Mathis, Peter Schreier, Maria Stader en Hertha Töpper met het met het Münchens Bachkoor en –orkest. Archiv 453.094-2 (2 cd’s).

Bach: Cantates nr. 67, 108 en 127. Solisten. met het Münchens Bachkoor en het Orkest van de Beierse Staatsopera. Teldec 4509-99874-2.

Bach: Johannes- en Matthäus Passion, Weihnachtsoratorium; Mis in b. Ursula Buckel, Gunda Janowitz, Evelyn Lear, Irmgard Seefried,Maria Stader, Marga Höffgen, Christa Ludwig, Hertha Töpper, Ernst  Häfliger, Fritz Wunderlich, Hermann Prey,  Franz Crass, Keith Engen, Dietrich Fischer-Dieskau met het met het Münchens Bachkoor en –orkest. Archiv 463.701-2 (10 cd’s).

Bach: Johannes Passion. Evelyn Lear, Hertha Töpper, Ernst Häfliger, Hermann Prey en Keith Engen met het met het Münchens Bachkoor en –orkest. Archiv 453.007-2 (2 cd’s).

Bach: Magnificat. Solisten met het Münchens Bachkoor en –orkest. DG 439.489-2.

Bach: Matthäus Passion. Irmgard Seefried, Hertha Töpper, Ernst Häfliger, Keith Engen, Dietrich Fischer-Dieskau, met het met het Münchens Bachkoor en –orkest. Archiv 463.635-2 (3 cd’s).

Bach: Matthäus Passion. Edith Mathis, Janet Baker, Peter Schreier, Dietrich Fischer-Dieskau, Matti Salminen met het met het Münchens Bachkoor en –orkest. DG   427.704-2, 477.564-7 (4/3 cd’s).

Gluck: Orfeo ed Euridice. Gundula Janowitz, Edda Moser, Dietrich Fischer-Dieskau met het Münchens Bachkoor en –orkest. DG 453.145-2 (2 cd’s). 

Händel: Messiah. Helen Donath, Anna Reynolds, Stuart Burrows, Donald McIntyre, het John Aldis koor en het Londens filharmonisch orkest. DG 453.028-2 (2 cd’s).

Händel: Giulio Cesare. Dietrich Fischer-Dieskau, Tatiana Troyanos, Julia Hamari, Peter Schreier met het Münchens Bachkoor en –orkest.. DG 477.564-7 (4 cd’s).  

 

Händel: Samson, Solisten met het Münchens Bachkoor en –orkest. DG 453.245-2 (2 cd’s).