Verg. Discografieën

BACH, J.S.: WEIHNACHTS-ORATORIUM

BACH: WEIHNACHTS ORATORIUM BWV 248

 

In de muziekwereld klinkt elk jaar tegen Kerstmis weer de uitnodiging Jauchzet, frohlocket! Met bezwerende pauken en trompetten. Bachs enige oratorium dat zijn naam onterecht voert is zijn Weihnachts Oratorium. Bij het componeren van dat werk in 1734 haalde hij maar net de gestelde deadline; bovendien lukte dat alleen door oude cantates als Hercules auf dem Scheidewege, Tönet ihr Pauken, Erschallet Trompeten! en Preise dein Glücke te kannibaliseren. Als resultaat ontstond een reeks van zes zelfstandige nieuwe cantates die samen een hechte eenheid vormen.

 

Achtergronden

 

Tijd zal voor Bach wel vaak een essentiële factor zijn geweest, maar was dat zeker in het geval van zijn Oratorium tempore nativitatis Christi. Dat moest klaar zijn voor de eerste uitvoering op Kerstmis, maar toen de Advent van 1734 naderde en hij noodzakelijk aan het werk moest beginnen, wist hij dat hij nog twee troeven op zak had. Om te beginnen schiep het moratorium van de door de kerkelijke kalender een bondgenoot in zijn planning. Maar belangrijker nog bleek dat het fundamentele werk al klaar was. Simpel gezegd maakt het Weihnachts Oratorium gebruik van de meest arbeidsbesparende techniek aller tijden: die van de recycling, van de parodie. Wat oplapwerk, een nieuw verfje en een nieuwe tekst maken het mogelijk om bestaande muziek een nieuw leven te geven.

Zekere banden bestaan nog met de oudere Lutherse historia (denk aan Schütz) en met de grotere Passiemuzieken, zoals blijkt uit de aanwezigheid van een evangelist.

Bach wist al precies hoe de vorm van het werk moest zijn: een zesdelige uitwerking van het verhaal over Christus’ geboorte, op maat gesneden voor de zes belangrijkste hoogtijdagen tussen Kerstmis en Driekoningen. Dus demonteerde hij de motoren van drie kort tevoren geschreven wereldlijke cantates zoals de wiegenaria ‘Schlafe mein Liebester’ ter voorbereiding van een nieuwe assemblage. En om aan het zesde deel te komen greep hij terug op een complete al lang verloren kerkcantate.

Dat de wereldlijke cantates twee verjaars- en een kroningscantate betreffen heeft sommige muziekwetenschappers doen verbazen of Bachs geest zich al eerder met een dergelijke, minder wereldse recycling bezighield. Maar hoe dan ook, hij en zijn vaardige tekstschrijver Picander werkten hard genoeg om te zorgen dat het nieuwe werk volkomen integer werd. De teksten passen prachtig op de muziek, waarbij Bach voor passende, kleine wijzigingen zorgde en in het geval van één aria en een koor de muziek volledig opnieuw componeerde om het effect niet af te zwakken binnen de nieuwe context. 

Naarmate Advent naderde, hoefde hij alleen nog maar de koralen en de recitatieven te componeren. Dat doel was makkelijk en snel bereikt en de eerste uitvoering werd verdeeld over de St. Thomas en St. Lukas kerk in Leipzig; de Nikolaikirche kreeg de hele cyclus toegewezen terwijl de Thomaskirche tevreden moest zijn met twee derde deel.

Die eerste “uitgebreide” uitvoering roept interessante vragen op. In de praktijk had Bach zes cantate vervangers gebruikt voor zijn Oratorium. (Totaal afwijkend overigens van het model van Händel overigens). Maar of zijn kerkgemeenschap de muzikale kennis bezat om dat te begrijpen – vooral omdat de uitvoeringen over dertien dagen waren gespreid – valt te betwijfelen. Maar Bach zelf beschouwde het werk wel als een eenheid. Zijn zes delen nemen verschillende symmetrieën van toonaard en orkestratie in acht; de cyclische onderstroom wordt duidelijk gemaakt door het gebruik van Hasslers alomtegenwoordige koraalmelodie die in het eerste deel wordt gezongen, maar die ook tot een stralende finale van het hele werk wordt verheven.

Even fascinerend is een ander element van organisatie. De delen 1-3 (welke op opeenvolgende dagen werden uitgevoerd) gaan over Christus’ geboorte en de herders, de delen 4-6 over de komst van de drie koningen. Alleen deel 4 – voor het feest der besnijdenis – neemt een wat aparte plaats in, wat wordt beklemtoond door de toonaard F in een verder duidelijk in D-groot verankerde cyclus en bovendien door de enige verschijning van twee hoorns.

De gebruikmaking van een evangelist om het verhaal vaart te verlenen, overpeinzende aria’s om meditatie te bevorderen, koralen om de gelovigen bij het verhaal te betrekken en een koor dat voor verschillende doeleinden wordt ingezet – inclusief korte camees als leden van de hemelse menigte, de schaapherders en tenslotte de drie koningen – Bach hanteerde de technieken waarin hij bedreven was sinds het schrijven van zijn Passies. Het Weihnachts Oratorium vormt daarvan als het ware het blije foto negatief.

 

De opnamen

 

Uit de enorm lange lijst met vermeldingen van cd’s hieronder, blijkt eigenlijk bij voorbaat al dat lang niet alle versies echt bekend en beluisterd zijn. Of die omissies een beslissende invloed op de eindkeuze zouden kunnen hebben, blijft dus open, maar is twijfelachtig. Wie zulks wenst kan ze proberen te bemachtigen uit persoonlijke voorkeur. Voor het overige biedt de wel nader gedocumenteerde lijst de waarschijnlijk best geslaagde uitvoeringen voor een verantwoorde selectie.

Opvallend is dat met enig zoeken op internet tientallen uitgaven van lokale koren uit de Duitstalige wereld voorhanden zijn; deze lijken vooral van plaatselijk belang. Interessant is misschien dat het Methodische Baldwin Wallace College uit Berea, Ohio bijna jaarlijks een nieuwe opname uitbrengt; de eersten verschenen nog op musicassette.

In tegenstelling tot de Matthäus Passion die Furtwängler, Klemperer, Jochum en Karajan tot zijn vertolkers op cd mag rekenen, strekt de discografie van het Weihnachts Oratorium zich momenteel niet veel verder uit dan de opnamen van Grischkat, Ristenpart, Münch, Thomas, Grossmann, Lehmann, Langenbeck, Ramin en Richter (1955 en 1965) tot medio jaren vijftig die nu nog voornamelijk van historisch belang zijn.

De eerste spraakmakende opname van Fritz Lehmann en Günther Arndt op Archiv is nooit op cd verdoekt. Stilistisch gezien doen deze vrij starre vertolkingen in de Duitse traditie van toen misschien wat verouderd aan, maar wie ze van de Kerstman cadeau krijgt, mag er best nog blij en dankbaar voor zijn. Vooral ook vanwege voortreffelijke solisten, onder wie Gundula Janowitz, Elly Ameling, Christa Ludwig, Helen Watts en Fritz Wunderlich. 

In de tweede opname van Kurt Thomas uit 1958 treffen we als lichtpunt Dietrich Fischer-Dieskau aan. Het zijn uitvoeringen waarnaar men met gevoelens van nostalgie luistert: een eerbiedige Bach; sloeg Karl Richter soms een kruisje voor elke maat in zijn eerste versie uit ‘55? Hij had wel geweldige solisten ter beschikking met Gundula Janowitz, Christa Ludwig en Fritz Wunderlich, die we ook even als evangelist konden horen bij August Langenbeck die het bij de eerste drie cantates liet.

Een nogal onderschatte interpretatie kwam van Fritz Werner met de bekende Helmut Krebs, die we vaker tegenkomen. Onopgesmukt, liefdevol en goed verzorgd.

Bij een eventuele keuze tussen Karl Münchinger en Ralf Otto – allebei met voortreffelijke evangelisten, respectievelijk Peter Pears en Christoph Prégardien – gaat het niet zozeer om de vraag naar authentieke instrumenten en opvattingen als wel om de vraag of men de heilsboodschap in gedragen tempi (Münchinger) of vlot (Otto) wil horen. Natuurlijk is het een vreugde om Ameling bij Münchinger te horen. Later zong ze ook bij Jochum en Ledger. Hier hebben we duidelijk een eerste hoogtepunt.

Hoe devoot de muziek bij Eugen Jochum ook klinkt, de opvatting neigt eerder naar het Rooms Katholieke dan naar het Lutherse. Bij Philip Ledger zijn verdienstelijke sporen richting ‘authenticiteit’ waar te nemen.

Veel van de hieronder genoemde Duitse opnamen zijn zoals gezegd waarschijnlijk voor de lokale markt gemaakt en nooit internationaal uitgebracht. Vandaar dat de beide versies van Karl-Friedrich Beringer, net als die van Martin Flämig, Ludwig Güttler en Enoch zu Gutenberg hier onbekend zijn. Afgezien van hier en daar een bekende solistennaam – Banse, Auger, Oelze, Ziesak, Burmeister, Blochwitz, Prégardien, Schreier, Quasthof – zeggen de namen en mogelijke prestaties van de verder betrokkenen niet zoveel.

Van hieraf gaat de keus vooral tussen oude instrumenten en – afhankelijk van de dirigent – min of meer stilistisch goed voorbereide moderne alternatieven. Uiteraard vergt een goed Weihnachts Oratorium een vlotte articulatie, een goed begrepen evenwicht tussen gejubel en piëtistische vervoering, een gevoel van creatief partnership wanneer vocale en instrumentale soli samengaan in de onweerstaanbare obbligato aria’s. Maar bovenal hoort een uitvoering zich dieper te begeven in de geest van het zich ontvouwende verhaal en niet louter een parade te zijn van afzonderlijke nummers.

Hanns-Martin Schneidt gaat als een der eersten erg ver richting authenticiteit met alleen jongens- en mannenstemmen, maar helaas wel met een saai, oninteressant resultaat.

De rol van de evangelist die hier weliswaar een stuk minder belangrijk is dan in de Passionen, vereist ook zorg. Philip Ledgers vertolking bijvoorbeeld wordt ernstig ondermijnd door Robert Tears Helden-Pears personificatie. Wanneer de evangelist deels een nieuwslezer is, klinkt Tear eerder naar Lawrence Olivier die zich op Henry V werpt. Fischer-Dieskau, die zich met de overgave van een kleuter die zich op zijn driewieler werpt aan Grosser Herr wijdt, helpt ook niet. Jammer, want Janet Baker is heel treffend in Schlafe, mein Liebster. Wat anders een aardige kandidaat voor een goede middle-of-the-road versie had kunnen zijn, oogst nu een vraagteken. De akoestiek van King’s College zorgt voor een aangename achtergrond in de opname.

Ook in de categorie met moderne instrumenten past de uitvoering door Michel Corboz  op Erato. Deze lijkt aanlokkelijk, zeker dankzij Barbara Schlick, maar is tenslotte wat bleekjes en weinig zeggend. De Hongaarse Naxos versie klinkt wat grof en onafgewerkt. Ingrid Kertesi’s sopraan straalt charme uit, maar het is beter om met een grote boog om Janos Tóths bas heen te lopen; in de recitatieven klinkt het klavecimbel dodelijk verveeld.

Liefst driemaal maakte Helmuth Rilling een opname van het Kerst oratorium, telkens gedegen en goed verzorgd op behoorlijk hoog niveau, maar uiteindelijk niet erg beklijvend. Eén keer toog hij ervoor naar Hongarije, de rest ontstond op zijn thuisbasis Stuttgart. Het mooist is de versie met Augér en Schreier. Voor de rest is Rilling vooral een uitstekende Kapellmeister.

Het mag haast pervers schijnen om de Philipsopname uit 1986/7 daterende opname van Peter Schreier als eerste winnaar van de traditionele groep uitvoerenden tot dan toe te kiezen. Maar dit is nu juist geen kool en geit sparende verklanking want waarom zou men voor een bleek compromis kiezen als men geen fanaat van het authentieke is? Wees consequent en durf te leven via het motto vivere pericolosamente. Schreiers frasering mag dan op sommige momenten wat verderfelijk en pedant zijn, maar de vonken vliegen er tenminste af. Aan de ene kant is Schreier een erfgenaam van Karl Richter en een traditie die teveel ruimte laat aan gewichtige overdaad en het grote gebaar – met de massale toon van zijn koor kan in een enkel fortissimo haast een auto worden opgetild – maar aan de andere kant is het ensemble heel manoeuvreerbaar en willigt het Schreiers eisen goed in. Een mooi voorbeeld is de enorme vertraging in Ehre sei Gott, een vrede op aarde die bijna alle begrip te boven gaat. Ook Schlafe, mein Liebster kent dergelijke pauzes.

Aan de Dresdense Staatskapel ontlokt Schreier spel dat is vervuld van echt vuur. Des te lethargischer zijn de bijdragen van klavecimbel en orgel. Wat het geheel echter zo mooi afrondt en tenslotte de doorslag geeft in deze van meer dan levensgrote praal en retrogressieve opvatting, zijn de geweldige solisten, die zich heerlijk kunnen uitleven (waarschijnlijk mede dankzij hun collega op de bok). Hier is de stem met een hoofdletter S belangrijker dan de ondeelbaarheid van zanger en speler. De Philips opname klinkt even helder en indringend als de uitvoering. 

Voor een Bach uit de V.S. biedt Greg Fungfeld mooie uitzichten; jammer dat hij geen betere solisten had. Om deels dezelfde, deels andere redenen komt ook de Hongaarse uitgave van Géza Oberfrank niet door de ballotage. Naxos had voor een betere opnamekwaliteit moeten zorgen.

Bij Ton Koopman gebeurt wat verwacht mocht worden: een pittige, liefdevolle geest wordt op mooi genuanceerde wijze heel sfeervol bezworen. Prachtige blazersinbreng, stimulerend continuospel van hemzelf. Om trots op te zijn.

Wie verder zoekt naar andere Nederlandse bijdragen, komt bij de altijd ondernemende Jan Willem de Vriend en zijn compromisensemble terecht in een goed gemotiveerde, homogene verklanking en op wat lager niveau bij het Apeldoorns ensemble onder Joop Schets.

Net als bij de BIS opnamen van de cantates van Bach kan men zich afvragen: wat is de meerwaarde van de Japanse Bach van Masaaki Suzuki? Natuurlijk is het knap wat hij daar met zijn Europese scholing tot stand heeft gebracht. Hij zorgt voor een levendig-frisse, vrij snelle aanpak met heel alerte, puntige koorzang. Maar waar nodig wordt een rustig tempo gekozen, zoals in het wiegelied Schlafe, mein Liebster uit de tweede cantate. Over de merites van de altus Yoshikazu Mera kan men verder van mening verschillen (zijn nare ‘h’ onder andere). Gerd Türk is een mooie evangelist en Peter Kooy voldoet heel goed in de baspartijen. Dat het koor vrij ver achter het orkest is opgesteld doet enigszins afbreuk aan de verder mooi heldere en sfeervolle opname.

In de categorie min of meer authentieke uitvoeringen is veel te zeggen voor de realisatie door louter mannenstemmen van Nikolaus Harnoncourt II. Zoals Bach het mogelijk zelf heeft gewild en gedaan. Harnoncourt wint het wat dit betreft van Gerhard Schmidt-Gaden met het Collegium aureum hoewel: wanneer het Tölzer Knabenchor was toegerust met de kennis en ervaring van nu was het mogelijk het allerbeste geweest. Twee jochies uit dat koor nemen ook de sopraan- en altpartij voor hun rekening. Maar die oudere, in 1973 ontstane opname van Schmidt-Gaden bezit afgezien van hier en daar wat onzeker orkestspel en over het geheel trage tempi nog andere pluspunten. Dankzij de inbreng van Theo Altmeyer en Barry McDaniel bijvoorbeeld.

Met een homogene groep solisten, waaronder de fraaie altus van Michael Chance en de fraaie tenor van Howard Crook zorgt Philip Herreweghe voor een levendige, mooi geregistreerde versie die tenslotte net niet de topklasse haalt op grond van de niet steeds gedecideerde en gedisciplineerde koorzang. Jammer. 

De nog wat jongere Andreas Scholl is een uitblinker in de heel authentiek opgezette interpretatie van René Jacobs uit 1997 die bij alle goede bedoelingen tenslotte ook niet helemaal het vereiste niveau haalt ook al pakt hij (te) enthousiast uit. Eric Ericson had beter in de studio kunnen gaan dan zijn matige concertuitvoering uit te brengen. Mogelijk waren de verwachtingen aan de terecht hoog geroemde dirigent hier te hoog gespannen.

Misschien verbaast niet

Gegeven de duidelijke suprematie van Nikolaus Harnoncourt, John Eliot Gardiner en Ton Koopman in de authentieke hoek en verder gegeven dat Peter Schreier zijn sporen deels verdient dankzij z’n onvoorspelbaarheid en panache, lijkt het zinvol om op authentiek gebied niet voor “veilig” traditioneel alternatief als die van Ledger en Rilling te kiezen, maar voor de net iets overtuigender Harry Christophers. De helderheid en veerkracht zijn bij hem net wat groter dan gemiddeld en in topvorm zingen The Sixteen met extra scherpte. Bij vlagen en zeker aan het begin is Christophers wat prozaïsch; het beginkoor had gracieuzer gekund en Ehre sei Gott klinkt wat tweedimensionaal. Maar later gaat het beter; een mooi moment is bijvoorbeeld het trio Ach, wenn wird die Zeit erscheinen. De soli variëren net als de interpretatie als geheel tussen keurige anonimiteit en oprecht engagement met Michael George voorop. Het viriele gezag dat hij in de recitatieven uitstraalt had geen kwaad gekund in de gedurfd expressieve parameters van de evangelist, maar Mark Padmore is verder heel goed, ook in de aria’s. De opname laat dit alles mooi uitkomen.

In het grote veld beschikbaar materiaal neemt de onlangs verschenen opname van de Nederlandse Bachvereniging een plaats in het wat grauwe middenveld in. Verdienstelijk en levendig zijn koorzang en orkestspel, maar de solisten profileren zich niet sterk en dirigent Jos van Veldhoven, bekend om zijn snelle tempi, demonstreert een soort nieuwe zakelijkheid zonder enige flexibiliteit; de muziek ademt niet genoeg, er is te weinig reflectie. 

Sympathieker komt de muziek bij Diego Fasalis tot klinken. Hij laat de muziek echt feestelijk klinken al begint hij het openingskoor vreemd pianissimo. Vitaliteit en een warm gevoel zijn bepalend.

Een van de meer pikante ironieën van de authentieke uitvoeringspraktijk is dat de speurtocht naar instrumentale correctheid zich snel voltrok waardoor een wilde “onauthentieke” traditie opbloeide, die was gebaseerd op het gebruik van gemengde beroepskoren en vrouwelijke solisten. Bach componeerde tenslotte voor een louter manlijke muziekmaatschappij. Ieder overzicht van het Weihnachts Oratorium hoort daarom tenminste één opname te bevatten die dat ideaal dicht benadert (de intenties zelf zijn wat anders – vandaar de nooit eindigende discussie of de muziek het meest is gediend met jongens of vrouwen).

En waar staat Riccardo Chailly? Met zijn keuze voor een ‘derde weg’ met een poging van integratie van het traditionele en authentieke valt hij een beetje tussen twee stoelen. Het is allemaal haast te mooi, te glad.

Bij wijze van voorlopige conclusie: Van alle opties is die van Harnoncourt uit 1973 de beste: een eerlijke, onverbloemde uitvoering, die tot de geloofwaardigste behoort. Gardiner et al kunnen niet geheel het gevoel verdrijven dat ze een keurig verzameld pakket voor de concertzaal en de cd leveren. De zeer geringe smetten op Harnoncourts versie accentueren dat deze live had kunnen zijn opgenomen tijdens een dienst in de Thomaskirche. Wie lukraak naar deze vertolking luistert zou de indruk van een grillige en onbevredigende realisatie kunnen krijgen. De tempi zijn verrassend breed, maar worden steeds geanimeerd gehouden door opwindende details. Als geheel beschouwd valt alles precies op zijn plaats en deze samenhang vormt een van de sterkste punten. Om de uitstekende solisten van de Wiener Sängerknaben niet te overspoelen is het team volwassenen goed geproportioneerd. In een tijd waarin “authentieke” uitvoeringen steeds minder van elkaar te onderscheiden zijn, zorgde Harnoncourt met zijn individualiteit ook hier weer voor een frisse windstoot.

Door gebruik te maken van een kleiner ensemble dan Gardiner, krijgt de versie van Ton Koopman een bijna huiselijk karakter. Alles is piekfijn, het klankweefsel is mooi lucide, de tempi veroorzaken een gelijkmatige stroming. Het koor bezit een haast vrijpostig karakter – typisch Amsterdams? – en een niet erg theatraal karakter en de zang is minder plooibaar dan van het Monteverdikoor van Gardiner. Dat onderstreept een essentieel verschil tussen Koopman en Gardiner: Koopman kan breder zijn in zijn opvatting, maar Gardiner genereert vaak een extra druk binnen een frase en intensiveert de koorklank, geeft ook waar nodig het orkest meer energie, soms op het gevaarlijke af.

Maar Cristoph Prégardien is hier waarschijnlijk de beste evangelist van alle. Hij blaast de contouren van zijn verhaal nooit overdreven op en als hij zijn mooie stem ten dienste stelt van de tenoraria’s zijn er maar weinigen die Ich will nur Dir zu Ehren leben” kan zingen zonder de beide eerste woorden te blaffen. Een gevolg van Bachs uitdagende octaafsprong in hoog tempo. Klaus Mertens is danig achteroverleunend in zijn Grosser Herr, maar zijn duet met Lisa Larsson is prachtig en haar aangrijpende sopraan haalt het meeste uit de echo-aria zonder tot het jodelen van een Alpen concours over te moeten gaan zoals bij Schreier. Elisabeth von Magnus biedt een afgewogen Schlafe, mein Liebster maar consolideert ook de aura van rationaliteit die karakteristiek is voor de hele uitvoering. De balans van de opname laat de instrumenten wat boven de stemmen prevaleren. Over het geheel genomen is dit de meest serieuze uitdager van Gardiner; de emotionele thermostaat staat hier alleen een paar graden lager.

Van alle Bachopnamen tot nu toe is zijn verklanking van het Weihnachts Oratorium in sommige opzichten de beste. De feestelijke aard van dit oratorium ligt hem kennelijk heel goed. Pittige paukenslagen, een gewelfde doelbewustheid van de trompetten, steil doch gedisciplineerd spel van de strijkers – dit alles proclameert meteen een in strakke banen geleide lezing die heel gespierd is en op de juiste schaal is geprojecteerd. Het orkestspel is spiritueel, mooi genuanceerd van frasering en het koor dat in ideaal evenwicht is gebracht met het orkest dat urgentie in zijn spel legt en dat bijna onnatuurlijk behendig is in de levendiger koren.

Chapeau ook voor het obbligato spel. Hier wordt voortdurend door alle betrokkenen muziek op het hoogste niveau gemaakt. Wie dus Anthony Rolfe Johnson roemt vanwege zijn zoetvloeiende, verre van pompeuze evangelist zonder in een adem bijvoorbeeld Lisa Beznosiuks welsprekende fluitsolo in Frohe Hirten te vermelden zou het aspect van de grote gemeenschappelijkheid van de hele onderneming onderwaarderen. De zangers vragen automatisch de aandacht, maar die moet worden gedeeld. Het gaat om de zilverachtige Nancy Argenta, Anne Sofie von Otter met haar scherp geprofileerde en duurzaam bedachtzame serieuze mezzo, om Hans Peter Blochwitz, die prachtig lichte Bachtenor, die het nooit aan kracht mankeert en om Olaf Bär op de hoogste tree van zijn expressieve vermogens voordat hij overwerkt raakte. Een frisse, gloedvolle levendige verklanking waarin de blije registers ver zijn geopend die ook lang na Kerstmis nog zeer het genieten waard is.

Begrijpelijk dat Harnoncourt in 2006  graag met nieuwe ervaring en inzichten een verse opname van dit werk wilde maken. In tegenstelling tot vroeger gebruikt hij hier ter wille van een grotere schakering een omvangrijker solistenapparaat en een perfecter passend kleiner koor. Wat los van allerlei vocale en instrumentale overwegingen opvalt, is een gevoel voor natuurlijke expressieve contouren die de muziek redelijk vrij laten ademen. Harnoncourt bewijst geen lippendienst aan de oude gedachte over een voorkeur voor snelle tempi. Het resultaat getuigt van bezonnenheid, hoe geëngageerd er ook wordt gemusiceerd. Dat komt de kracht en de eenheid ten goede.

De solisten maken een zeer goede indruk. Werner Güra als evangelist is een goede reisleider die het nodige reliëf verleent aan de respectievelijke gebeurtenissen zonder blijk te geven van teveel emotie. Opnieuw levert de veelzijdige Christine Schäfer hier een gedistingeerde bijdrage. Beluister als proef op de som vooral het duet ‘Herr, Dein Mitleid, Dein Erbarmen’ met Gerald Finley uit de derde cantate. Bernarda Fink is ook heel communicatief en treffend, bijvoorbeeld in ‘Bereite Dich, Zion en ‘Schlafe’. Ideaal voor mensen als uw verslaggever die nog altijd liever een goede mezzo dan een voortreffelijke counter tenor horen.

Bij de baritons neemt Gerald Finley de cantates 1-3 voor zijn rekening en Christian Gerhaher nrs. 4-6. Beiden doen in voortreffelijkheid nauwelijks voor elkaar onder. Het koor is evenwichtig en niet te omvangrijk en zingt wendbaar, genuanceerd, ’s dirigenten eigen instrumentale ensemble is hoogst betrouwbaar en vertoont grote technische vaardigheid.

 

Conclusie

 

Nog steeds lijkt Harnoncourt 2007 de veiligste aanbeveling. Op korte afstand wordt hij gevolgd  door Gardiner, Suzuki, Koopman en Herreweghe. Voor wie wars is van oude uitvoeringspraktijken biedt Schreier een mooi alternatief. In sommige kringen wordt ook Fasolis hoog aangeslagen.

Bij de dvd opnamen springt Harnoncourt (1981) er veruit het beste uit, met Gardiner als nr. 2.

 

Discografie

 

1950. Martha Schilling, Ruth Michaelis, Werner Hohmann, Bruno Müller met de Schwäbische Singkreis Stuttgart o.l.v. Hans Grischkat. (4 lp’s).

 

1950. Agnes Giebel, Lotte Wolf-Matthäus, Helmut Krebs en Walter Hauck met het RIAS kamerkoor en –orkest o.l.v. Karl Ristenpart. Audite 21.421 (3 cd's).

 

1951. Eugénie Lorentz, Lucie Rauh, Hugues Cuénod en Dominique Weber het het St. Guillaume koor en het Stedelijk orkest Straatsburg o.l.v. Fritz Münch.

 

1951. Gunthild Weber, Lore Fischer, Heinz Marten, Horst Günther met het Detmold Akademie koor en Collegium Pro Arte o.l.v. Kurt Thomas. Oiseau Lyre.

 

1952. Elisabeth Roon, Dagmar Hermann-Braun, Erich Majkut en Walter Berry met het Weens Akademiekoor en het Weens symfonie orkest o.l.v. Ferdinand Grossmann. Vox CDX 5096 (3 lp’s). 

 

1955. Gunthild Weber, Sieglinde Wagner, Helmut Krebs en Heinz Rehfuss met het Berlijns Motetkoor en RIAS Kamerkoor en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Fritz Lehmann. Archiv (lp), Bearac BRC 584 (2 cd’s).

 

1955. Frederieke Sailer, Erika Winkler, Fritz Wunderlich en Hannes Swedberg met het Stuttgarts Hymnus jongenskoor en het Omroeporkest Stuttgart o.l.v. August Langenbeck. Alleen nr. 1-3. Profil PH 08028 (2 cd’s).

 

1955. Helga Gabriel, Ursula Boese, Leo Larsen, Jakob Stämpfli met het Tomanerkoor, Leipzig en het Hamburgs kamerorkest o.l.v. Günther Ramin. MMS lp’s.

 

1955. Hannelore Leibinger, Irene Luber, Fritz Wunderlich, Rudolf Schellhammer met de St. Michaelis Kantorei, Hof en het Symfonie orkest Hof o.l.v. Hans Gebhard. ???

 

1955. Chloe Owen, Hertha Töpper, Gerd Lutze, Keith Engen, Horst Günther met koor en Münchens Bachorkest o.l.v. Karl Richter. Teldec 4509-97902-2 (3 cd’s). 

 

1958. Agnes Giebel, Marga Höffgen, Josef Traxel, Dietrich Fischer-Dieskau, Thomaner Chor en Gewandhausorkest o.l.v. Kurt Thomas. Edel BC 2191-2, EMI 769.805-2 (3 cd’s), Berlin Classics BC 2191 (3 cd’s).

 

1959. Gisela Rathauscher, Ferry Gruber en Harald Buchdsbaum met het Weens Akademie kamerkoor en het Weens symfonie orkest o.l.v. Ferdinand Grossmann. Vox 222381 (10 cd’s).

 

1959. Laurence Dutoit, Roon, Helena Herrmann-Braun, Erich Majkut, Walter Berry met het Akademie kamerkoor en het Weens symfonie orkest o.l.v. Ferdinand Grossmann. Vox CDX 5096 (2 cd's).

 

1963. Agnes Giebel, Claudia Hellman, Barry McDaniel en Helmut Krebs met het Schützkoor Heilbronn en het Pforzheim kamerorkest o.l.v. Fritz Werner. Erato 2564-61403-2 (10 cd’s)

 

1965. Gundula Janowitz, Christa Ludwig, Fritz Wunderlich, Franz Crass met het Münchens Bachkoor en –orkest o.l.v. Karl Richter. Archiv 427.236-2 (3 cd’s), 463.701-2 (10 cd’s). 

 

1966. Elly Ameling, Helen Watts. Peter Pears, Tom Krause, Lübecker Kantorei en Stuttgarts kamerorkest o.l.v. Karl Münchinger. Decca 425.441-2 (3 cd’s), 455-410-2 (2 cd’s), Newton 8802001-9 (9 cd’s). 

 

1967. Adele Stolte, Annelies Burmeister, Peter Schreier, Theo Adam met het Dresdens Kreuzkoor, het Thomanerkoor en het Gewandhausorkest, Leipzig o.l.v. Erhard Mauersberger. Edel 0002312 CCC (10 cd’s).

 

1968. Teresa Zylis-Gara, Eva Bornemann, Helmut Kretschmar, Horst Günther met het jongens- en geugdkoor St.Michaelis en het Hamburgs symfonie orkest o.l.v. Friedrich Bihn. Somerset 606, Europa-Klassik 214003.09 (2 lp’s).

 

1968. Heather Harper, Ruth Hesse, Thomas Page, Kurt Equiluz, Kieth Engen met het Weens Akademie joor, de Wiener Sängeknbaben en het Weens Staats symfonie orkest o.l.v. Hans Swarowsky. ReDiscovery (2 cd’s).

 

1969. Karen Altman, Grace Reginald, Henry Nason, Dominic Cross met het Festival koor en –orkest o.l.v. George Poinar. Baldwin-Wallace college conservatorium muziek (2 mc’s).

 

1972. Maria Friesenhausen, Hildegard Laurich, Peter Wetzler, Bruce Abel het de Schwäbische Singkreis Stuttgart en het Pforzheim kamerorkest o.l.v. Hans Grischkat. Corona Sun Five 40803 (3 cd’s).

 

1972. Kurt Equiluz, Paul Esswood, Siegmund Nimsgern, solisten uit de Wiener Sängerknaben, Chorus Viennensis en Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 9031-77610-2, Warner 2564-69854-0 (2 cd’s).

 

1973. Hans Buchhierl, Andreas Stein, Theo Altmeier, Barry McDaniel, Tölzer Knabenchor en Collegium aureum o.l.v. Gerhard  Schmidt-Gaden. Duitse Harmonia Mundi GD 77046, EMI 749.119-2 (3 cd’s). 

 

1973. Edith Schepelmann, Gundel Stader, Karl Markus, Dirk Schortemeier met koor en orkest van de Leichinger Kantorei o.l.v. Udo Follert. ???

 

1973. Elly Ameling, Brigitte Fassbänder, Horst Laubenthal en Hermann Prey met het Tölzer jongenskoor en kor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Eugen Jochum. Philips 416.402-2 (2 cd’s).

 

1974. Arleen Auger, Annelies Burmeister, Peter Schreier, Theo Adam, het Dresdens Kruiskoor en het Dresdens filharmonisch orkest o.l.v. Martin Flämig. Berlin Classics BC 2065-2 (3 cd’s).

 

1976. Elly Ameling, Janet Baker, Robert Tear, Dietrich Fischer-Dieskau, King’s college koor Cambridge en Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Philip Ledger. EMI 569.503-2 (2 cd’s). 

 

1977. Phyllis Bryn-Julson, Marianna Busching, Jon Humphrey, Ruud van der Meer met het Baldwin-Wallace college koor en het Festival orkest o.l.v. Dwight Oltman. Baldwin-Wallace College Conservatory Music (2 mc’s).

 

1977. Frank Sahesch-Pur, Hubertus Baumann, Michael Hoffmann, Heiner Hopfner en Nikolaus Hillebrand met het Regensburgs domkoor en het Collegium St. Emmeran o.l.v. Hanna-Martin Schneidt. Archiv 477.628-2 (2 cd’s).

 

1979. Diana Hoagland, Barbara Wallace, Pamela Gore, George Livings, David Evitts met koor en orkest van de Händel and Haydn Society, Boston o.l.v. Thomas Dunn. Sine qua non/Superba (3 lp’s).

 

1979. Gerda Hagner, Ingeborg Ruß, Boldizsár Keönch, Alejandro Ramirez met het Windsbacher jongenskoor en het Amadeus orkest o.l.v. Karl-Friedrich Beringer. Bellaphon (3 cd’s).

 

1983. Krisztina Laki, Gisela Pohl, Manfred Markus, Berthold Possemeyer met het Stuttgarter Hymnus jongenskoor en het Ensemble 76 Stuttgart o.l.v. Gerhard Wilhelm. Hänssler Verlag CD 98910 (3 cd’s).

 

1984. Barbara Schlick, Carolyn Watkinson, Kurt Equiluz, Michel Brodard, Vocaal ensemble Lausanne en Lausanne kamerorkest o.l.v. Michel Corboz. Erato ECD 880593, 2292-45212-2 (3 cd’s).

 

1984. Arleen Auger, Christa Muckenheim, Julia Hamari, Peter Schreier, Walter Schöne met de Gächinger Kantorei en het Bach Collegium Stuttgart o.l.v. Helmut Rilling. Sony 39229, Hänssler Verlag CD 91114, 92096 (3 cd’s).

 

1987. Peter Schreier, Helen Donath, Marjana Lipovsek, Eberhard Büchner, Robert Holl, het Omroepkoor Leipzig en de Staatskapelle Dresden o.l.v. Peter Schreier. Philips 420.204-2, 454.106-2, 475.9155 (3 cd’s).

 

1987. Anthony Rolfe Johnson, Nancy Argenta, Anne Sofie von Otter, Hans Peter Blochwitz, Olaf Bär, het Monteverdi koor en de English Baroque Soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Archiv 423.232-2 (2 cd’s), 469.769-2 (9 cd’s). 

 

1988. Gerda Hagner,  Herden, Karsten Russ, Boldizsar Keönch, Alejandro Ramirez, Adrian Brand met het Windsbacher jongenskoor en het Amadeus orkest o.l.v. Karl-Friedrich Beringer. Bellaphon 983.05001 (3 cd’s).

 

1989. Barbara Schlick, Michael Chance, Howard Crook, Peter v.d. Kooy met koor en orkest van het Collegium vocale Gent o.l.v. Philippe Herreweghe. Virgin 759.530-2 (2 cd’s).

 

1990. Martina Bovet, Yvonne Naef, Lucretia Lendi, Gerd Türk, Michel Brodard, Niklaus Tüller met het Jongenskoor Bazel, het Omroeporkest Bazel en Serenata Bazel o.l.v. Beat Raaflaub. Knabenkantorei Bazel (3 cd’s).

 

1991. Ruth Ziesak, Monica Groop, Christoph Prégardien, Klaus Mertens met het Vocaal ensemble Frankfurt en Concerto Keulen o.l.v. Ralf Otto. Capriccio 60025 (2 cd’s). 

 

1991. Juliane Banse, Cornelia Kallisch, Markus Schäfer, Thomas Quasthof, het Windsbacher jongenskoor en de Münchense Bachsolisten o.l.v. Karl-Friedrich Beringer. Teldec 4509-91604-2 (2 cd’s).

 

1992. Ingrid Kertesi, Judith Nemeth, Josef Mukk, Janos Tóth, Hongaars omroepkoor en Boedapests kamerorkest o.l.v. Géza Oberfrank. Naxos 8550.428/30 (3 cd’s). 

 

1992. Ludmila Hadjieva, Roumania Tzatcheva, Lubomir Diacovsky, Plamen Hidjov met het Ensemble Madria en het Kamerorkest Sofia o.l.v. Emil Tabakov. Pentagon 100.302 (3 cd’s).

 

1993. Lynda Russell, Catherine Wyn-Rogers, Mark Padmore, Michael George, The Sixteen koor en –orkest o.l.v. Harry Christophers. Collins 70282, Coro COR 16017, Brilliant Classics  93102/128/9 (2 cd’s). 

 

1993. Christiane Oelze, Monica Groop, Howard Crook en Gunnar Lundberg met het Eric Ericson kamerkoor en Drottningholm barok ensemble o.l.v. Eric Ericson. Vanguard 99051/2, Proprius 2012/3 (2 cd’s).

 

1993. Adriana Fernández, Elisabeth Graf, Laurent Dami, Rudolf Rosen, Stephan Imboden met het Union koor Lausanne en instrumental ensemble o.l.v. Christophe Gesseney. Paudèze Records (2 cd’s).

 

1993. Barbara Schlick, Ursula Eitlinger, Nico van der Meel, Peter Kooy met het Keuls kamerkoor en Collegium Cartusianum o.l.v. Peter Neumann. Deutsche Welle (3 cd’s).

 

1995. Christiane Oelze, Annette Markert, Peter Blochwitz, Kurt Widmer, Concentus vocalis Wenen en de Virtuosi saxoniae o.l.v. Ludwig Güttler. Berlin Classics BC 1135-2 (3 cd’s).

 

1995. Juliane Banse, Ingeborg Danz, Gregory Cross, Daniel Lichti met het Baldwin-Wallace college koor en het Festival orkest o.l.v. Dwight Oltman. Baldwin-Wallace College conservatory music (3 mc’s).

 

1995. Tabitha Schuler, Bärbel Müller, Hans-Jörg Rickenbacher, Hanno Müller-Brachmann met de Kantorei St. Arbogast, Muttenz en Basel Sinfonietta o.l.v. Beat Raaflaub. TSZ 96 1751995 (2 cd’s).

 

1995. Veronica Cangemi, Alison Browner, Rodrigo Orrego, Markus Schäfer, Rodney Gilfry met het Zuidduits vokaalensemble en het Europees solistenensemble Luxemburg o.l.v. Rolf Beck. Berlin Classics BC 9406-2 (2 cd’s).

 

1996. Gabriele Daniel, Lydia Vierlinger, Norbert Prasser, Andreas Lebeda met Cantora Plagensis en Ars antiqua Austria o.l.v. Rupert Gottfried Frieberger. Fabian Records (2 cd’s).

 

1996. Leden van het New College, Oxford en King’s Consort o.l.v. Edward Higginbottom. BBC Music magazine (2 cd’s).

 

1996. Lisa Larsson, Elisabeth von Magnus, Christoph Prégardien, Klaus Mertens en het Amsterdam Baroque koor en –orkest o.l.v. Ton Koopman. Erato 0630-14635-2 (2 cd’s). 

 

1996. Andrea Stenzel, Elisabeth Popien, Martin Koch, Matthias Horn met het Kamerkoor Andernach en Metamorphosis o.l.v. Christoph Anselm Noll. Cantabile (2 cd’s).

 

1996. Lynne Dawson, Marjana Lipovsek, Peter Schreier, Andreas Schmidt met koor en orkest van de Hamburgse Michaeliskerk o.l.v. Günther Jena. Warner SM 0630-19559-2 (2 cd's).

 

1997. Dorothea Röschmann, Andreas Scholl, Werner Güra, Klaus Häger, RIAS kamerkoor en de Akademie für alte Musik Berlijn o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 90.1630/1 (2 cd’s). 

 

1997. Catherine Bott, Julia Gooding, Helen Parker, Michael Chance, William Purefoy, Paul Agnew, Andrew King, Michael George, Clifford Grant met het New London Consort o.l.v. Philip Pickett. Oiseau Lyre 458.838-2 (2 cd’s). 

 

1997. Veronica Hartelius, Melinda Paulsen, Lawrence Allen, Dietrich Henschel, koor Neubeuern en orkest o.l.v. Zu Gutenberg. Farao Classics B 108.015 (3 cd’s).

 

1997. Malin Hartelius, Melinda Paulsen, Tom Allen, Dietrich Henschel met de Chorgemeinschaft Neubeuern en hert Orkrst van de Klangverwaltung. München o.l.v. Enoch zu Guttenberg. Farao Classics 108015 (2 cd’s).

 

1997. Cornelia Wosnitza, Annette Schneider, Sebastian Reim, Frank Schiller met de Nachtegalen Poznan en de Philharmonie Vigtland o.l.v. Stefan Fraas. Ars (2 cd’s).

 

1997. Elisabeth Scholl, Cateria Calvi, Christoph Prégardien, Werner van Mechelen met koor en orkest van La petite bande o.l.v. Sigiswald Kuijken. Denon (2 cd’s).

 

1998. Monika Frimmer, Yoshikazu Mera, Gerd Türk, Peter v.d. Kooy, Bach Collegium Japan o.l.v. Masaaki Suzuki. BIS CD 941/2, 9020/2 (2 cd’s). 

 

1998. Tamara Matthews, Marietta Simpson, Benjamin Butterfield, Christopher Namura met het Bachkoor Bethlehem en het Bach Festival orkest o.l.v. Greg Funfgeld. Dorian DOR 93183 (2 cd’s).

 

1998. Irene Hamman, Gudrun Pelker, Joachim Duske, Wilhelm Hartmann het het Mardigaalkoor, Recklinghausen en de Nieuwe Filharmonie Westfalen o.l.v. Wolfgang Rusch. Sonarte (2 cd’s).

 

1998. Robert Pitcher, Anne Harley, Elizabeth Anker, Thomas Gregg, Max van Egmond met het Marsh Chapel koor en het Bach Ensemble Boston o.l.v. Julian Wachner. Musica omnia 258 (2 cd’s).

 

1998. Barbara Schlick, Yvonne Naef, Christoph Prégardien, Klaus Mertens met het Thomaskoor Leipzig en het Gewandhausorkest o.l.v.  Georg Christoph Biller. Philips 464.130-2 (2 cd’s).

 

1999. Sibylla Rubens, Ingeborg Danz, James Taylor, Marcus Ullmann, Hanno Müller-Brachmann met de Gächinger Kantorei en het Stuttgarts Bach Collegium o.l.v. Helmuth Rilling. Hänssler 92.076 (2 cd’s). 

 

2000. Caroline Stam, Patrick van Goethem, Harry van Berne, Hans Christian Hinz met het Bachkoor Apeldoorn en het Randstedelijk Begeleidings orkest o.l.v. Joop Schets. Cantilena 2050 (2 cd’s).

 

2001. Monika Mauch, Claudia Darius, Hans Jörg Mammel, Matthias Horn met het Motetkoor Pforzheim en het Barokorkest L’arpa festante o.l.v. Rolf Schweizer. Amati 0004/2 (2 cd’s).

 

2002. Johannette Zomer, Annette Markert, Gerd Türk, Peter Harvey met koor en orkest van de Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Jos van Veldhoven. Channel Classics CCS 20103 (2 cd’s). 

 

2003. Lynne Dawson, Bernard Landauer, Charles Daniels en Klaus Mertens met het koor van de Italiaans-Zwitserse omroep, Lugano en I Barocchisti o.l.v. Diego Fasolis. Arts 47714-8 (2 cd’s).

 

2005. Maria Keohane, Andrea Pellegrini, Bo Kritian Jensen, Morten Frank Larsen met de Trinitatis Kantorei en het Trinitatis kamerorkest o.l.v. Per Enevold. Classico 224179 (3 cd’s).

 

2005. Sibylla Rubens, Elisabeth Kulman, Martin Petzold, Andreas Scheibner met het Münchens Bachkoor en –Bach Collegium o.l.v. Peter Schreier. Obligat Classics 01.910 (2 cd’s).

 

2006. Malin Hartelius, Kristina Hammarström, Jörg Dürmüller, Detlef Roth met Cappella Amsterdam en het Combattimento Consort o.l.v. Jan Willem de Vriend. Challenge 76604 (2 cd’s).

 

2006. Christine Schäfer, Bernarda Fink, Werner Güra, Gerald Finley, Christian Gerhaher, het Arnold Schönberg koor en Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Duitse Harmonia Mundi 88697-11225-2 (2 cd’s).

 

2009. Veronika Winter, Wiebke Lehmkuhl, Jan Kobow, Markus Flaig met de Rheinische Kantorei en het Kleine Konzert o.l.v. Hermann Max. CPO 777.4590-2 (2 cd’s). 

 

2009. David Hurley, Timothy Wayne-Wright, Paul Phoenix, Philip Lawson, Christopher Gabbitas, Stephen Connolly met de King’s Singers en de WDR Big Band o.l.v. Bill Dobbins. Signum SIGCD 215 (2 cd’s).

 

2009. Paul Bernewitz, Ingeborg Danz, Martin Petzold, Christoph Genz, Panajotis Iconomou met het Thomaner koor en het Gewandhausorkest, Leipzig o.l.v. Georg Christoph Biller. Rondeau ROP 4034/5 (2 cd’s).

 

2009. Paul Bernewitz, Friedrich Praetorius, Ingeborg Danz, Martin Petzold, Christoph Genz, Panajotis Iconomu met het Thomaskoor Leipzig en het Gewandhausorkest, Leipzig o.l.v. Georg Christoph Biller. Rondeau ROP 4034/5 (2 cd’s).

 

2010. Rachel Harnisch, Anke Vondung, Maximilian Schmitt en Christian Immler met het Koor en de Beierse omroep en de Akademie für alte Musik, Berlijn o.l.v. Peter Dijkstra. BR 90090-2 (4 cd’s, met toelichtingen door Christian Brückner).

 

2010. Carolyn Sampson, Wiebke Lehmkuhl, Martin Lattke en Konstantin Wolff met het Dresdens kamerkoor en het Gewandhausorkest, Leipzig o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 478.2271 (2 cd’s). 

 

Video

 

1981. Solisten uit het Tölzer jongenskoor, Peter Schreier en Robert Holl met het Tölzer jongenskoor en Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. DG 073-410-4 (2 dvd’s).

 

1991. Mónica Capra, Virginia Correa Dupuy, Cecilia Aguirre Paz, Osvaldo Peroni, Pablo Santana, Luciano Garay met de Bach Akademie Buenos Aires en –orkest o.l.v. Mario Videla. Ed. Institutional (2 dvd’s) 

 

1991. Juliane Banse, Cornelia Kallisch, Markus Schäfer, Thomas Quasthof, Windsbacher jongenskoor, Münchense Bachsolisten o.l.v. Karl-Friedrich Beringer. Teldec 4509-91124-3 (vhs).

 

1999. Claron McFadden, Bernarda Fink, Stefan Genz, Dietrich Henschel met het Monteverdikoor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. TDK DV-BACHO, ArtHaus 101.237 (2 dvd’s). 

 

2000. Dorota Ujda, Cornelia Kallisch, Aldo Baldin, Andreas Schmidt met de Gächinger Kantorei Stuttgart en het Orkest van de Bachacademie, Krakau o.l.v. Helmuth Rilling. Arthaus (2 dvd’s).

 

2005. Sibylla Rubens, Elisabeth Kulman, Martin Petzold, Andreas Scheibner met het Münchens Bachkoor en –Bach Collegium o.l.v. Peter Schreier. Obligat Classics 01.910 (2 dvd’s).

 

2010. Rachel Harnisch, Anke Vondung, Maximilian Schmitt en Christian Immler met het Koor en de Beierse omroep en de Akademie für alte Musik, Berlijn o.l.v. Peter Dijkstra. BR 900502 (2 dvd’s, met toelichtingen door Christian Brückner).