Verg. Discografieën

BRAHMS: CONCERT VOOR VIOOL, CELLO EN ORKEST

BRAHMS: CONCERT VOOR VIOOL, CELLO EN ORKEST

 

Net als het Vioolconcert dankt het Dubbelconcert zijn ontstaan aan Brahms’ vriend violist Joseph Joachim. Beiden waren echter wat van elkaar vervreemd geraakt toen Brahms in de echtscheidingsprocedure van Joachim de kant van diens vrouw had gekozen. Het Dubbelconcert diende dus ook als goedmaker van de oude relatie.

 

Achtergronden

 

“Dan moet ik u nog mijn laatste domheid melden. Dat is namelijk een concert voor viool en cello! Vanwege mijnverhouding met Joachim wilde ik die geschiedenis opgeven, maar dat hielp niets. Wat artistieke kwesties betreft zijn we gelukkig altijd vriendschappelijk met elkaar blijven omgaan. Ik had echter niet gedacht dat we nog eens persoonlijk bij elkaar zouden komen”.

In augustus 1887 maakte Brahms in een brief aan zijn uitgever Simrock de bijzondere betekenis van zijn laatste orkestwerk duidelijk: de sinds 1853 bestaande, maar nu gestoorde vriendschap met violist Joseph Joachim kon tenminste in de gemeenschappelijke muzikale taak in ere worden hersteld.

Er moet dus weer een uitwisseling van compositorische gedachten en plannen hebben plaatsgevonden. Opvallend ook dat Brahms hier niet de weg van zijn eerdere ‘symfonische concertvorm’ voortzet, maar teruggrijpt op oude modellen van het concerto grosso die reeds door Haydn, Mozart en Beethoven in een nieuwe vorm waren gegoten maar die met als uitzondering Spohr weer in onbruik waren geraakt. Daarmee vervult het Dubbelconcert in a op. 102 ook een brugfunctie naar ontwikkelingen in de twintigste eeuw bij bijvoorbeeld Hindemith en Bartók.

Maar er is meer over het werk te vertellen: het ontstond namelijk uit schetsen voor een nooit geschreven vijfde symfonie. En behalve voor Joachim was het werk ook bedoeld voor cellist Robert Hausmann die de première had verzorgd van Brahms’ tweede Cellosonate. Beide instrumentalisten waren Brahms’ grootste inspiratiebron voor zijn kamermuziek en hier worden ze bedacht met een kamermuzikale dialoog in een bijna klassieke sinfonia concertante.

De twee instrumenten spelen intiem en harmonieus samen waarbij wel af en toe even een interessant conflict ontstaat. De beginsolo van de cello komt naar voren uit het orkestgeluid en wordt dan beantwoord door een hierop goed en gevoelig reagerende viool. Daarna beginnen de twee aan een boeiend avontuur dat zich voortzet in een wat overdadig langzaam deel met prachtige melodiek en eindigt met een haast gedurfde dans waarin paprika en peper wordt gestrooid met beweeglijke dialogen en stemmingswisselingen.

 

De opnamen

 

Aanschouw de verrassend lange lijst met coryfeeën die zich sinds 1929 fonografisch voor het dubbelconcert hebben ingezet. Sommige bij herhaling, vaak met andere partners. Maar er zijn ook deels onbekend gebleven jongeren bij van wie we verder weinig hebben gehoord op de internationale podia.

Dat het ondoenlijk is om al die opnamen te vergaren, moge duidelijk zijn. Dat lijkt ook onnodig om op basis van de uitgaven die er werkelijk toe doen een verantwoorde keuze te maken. 

In dit geval zijn er ook historische opnamen die zeer een kennismaking waard zijn. Dat begrip ‘historisch’ is trouwens op zichzelf al vaag in de wereld van de geconserveerde muziek. Het begin daarvan ligt vrij nauwkeurig vast bij de introductie van het elektrische opnameproces in 1928. Maar waar eindigt het? Bij het begin van de stereo-opname vanaf 1957 of op een willekeurig ander bepaald tijdstip? Vooral voor iemand als ondergetekende die eind jaren veertig vorige eeuw zijn eerste kennismakingen had via 78-t schellak platen is de grens wat vaag.

De eersten die chronologisch gezien de aandacht vragen en waard zijn, blijken Heifetz/Feuermann/Ormandy te zijn. De opname uit 1939 klinkt in gerestaureerde vorm eigenlijk verrassend goed en de solisten doen in het scheppen van magie nauwelijks voor elkaar onder. Hier gaat het om een van de krachtigste, meest gepassioneerde vertolkingen op cd. Het klinkt alles erg doelbewust, maar er zijn ook mooi tere momenten. Ormandy’s begeleiding is ook een droom.

Ze worden gevolgd door Oistrakh/Fournier/Galliera in Oistrakhs destijds verrassende eerste opname van het werk in het Westen. Lang gold dit als een der begerenwaardigste versies.

Daarna komt Heifetz, nu met Piatigorsky/Wallenstein terug. Alleen staat het werk hier iets minder onder hoogspanning en is Wallenstein misschien geen ideale begeleide. Alle waardering wel voor Piatigorsky, die zich met name in de briljante finale onderscheidt.

Jarenlang gold de versie van Oistrakh/Rostropovitch/Szell als de beste. Nu terug beluisterd stoort hooguit de iets te prominente plaatsing van de solisten, maar dat komt wel weer de solotimbres ten goede. Verder is dit als geheel een van de beste Brahmsvertolkingen ooit, terecht een ‘Grerat Recording of the Century’ met Szell die alle puntjes op iedere i zet.

Minder bekend maar bijna in dezelfde klasse was de volgende opname van Oistrakh en Rostropovitch, nu met  Kondrashin. De cd vorm van de fraaie dvd die in feite verkieslijk is vanzelfsprekend. 

Ook het team Stern/Rose/Ormandy maakte destijds veel indruk.

Een vrij bijzondere status hadden ook Kremer/Maisky/Bernstein, mede omdat hier de cadens van Reger werd gebruikt. Erg mooi mits men niet principieel tegen Masky heeft, maar dan weer opnieuw liever in de dvd vorm.

Op hun beurt lieten ook Menuhin/Tortelier/Berglund een heel goede impressie na. Als dan al een opname waaraan de violist meewerkt moet worden uitgekozen, dan deze omdat beide solisten een goede eenheid vormen en toch individualistisch reageren. De hele aanpak is aan de milde, maar wel indringende kant. De straffe begeleiding vormt de gewenste bindende factor. Het langzame deel klinkt heel lyrisch. De finale gaat relatief wat langzaam, maar verliest weinig aan veerkracht.

Dan komen we ook Stern nog een keer tegen, ditmaal met Ma/Abbado. Een hoogstaande lezing is het resultaat en aan glans, élan en expressie van de steeds juiste soort wordt niets tekort gedaan.

Dat ook onbekenderen goed kunnen scoren, bewijzen Kaler/Kliegel/Constantine. Een aangename verrassing uit het betrekkelijk onbekende. Vooral Kliegel imponeert met haar in discipline gebonden vrijheden en haar pure intonatie. Het eerste deel heeft de vereiste stoerheid, het tweede de gewenste zangerigheid. Dat de finale ondanks een gematigd tempo toch ten dans kan noden, wordt hier getoond

In diezelfde categorie der minder bekenden vallen Nikolić/Hugh/Haitink. Een onverwachte, heel aangename verrassing met een energiek, hecht eerste deel, een warmvloeiend tweede en een fel nadrukkelijke finale. Haitink ageert hier echt als een ideale Brahmsvertolker zoals we hem van vroeger – hoe goed ook toen – niet kennen. Heel sympathiek hoe hij de solisten letterlijk speelruimte gunt en toch het geheel strak bijeen houdt.

De lof van Fischer/Müller-Schott/Kreizberg is al eerder in de rubriek CD recensies bezongen. Bij het opnieuw beluisteren valt opnieuw op dat het werk een vrij brede aanpak past en dat het initiatief dikwijls aan de cello wordt gelaten al spelen beide solisten met een gelijkgerichte brille en warme toon. Dat komt vooral het lyrisch klinkende andante ten goede. De finale heeft de vereiste brille en vaart. De opname maakt optimaal genot hiervan uitstekend mogelijk.

En dan zijn er voorlopig last but not least de broers Capuçon met Chung die blijken een goede greep op deze materie te hebben. Ze deinzen niet terug voor de heftigheid van het eerste deel, ze koesteren de lyriek uit het langzame deel en blinken met grote vitaliteit uit in de finale. Mooi is ook te horen hoeveel kleuren ze op hun palet hebben. Dat laatste geldt trouwens evenzeer voor het door Chung goed geleide enthousiaste orkest.

In de sector dvd opnamen zijn het uiteraard Oistrakh/Rostropovitch/Kondrashin die positief opvallen en daarnaast Batiashvili/Mørk/Rattle.

De opname van het Russische gezelschap konden worden gemaakt tijdens een bezoek aan Engeland in oktober 1965. Er werd bij die gelegenheid uiteraard heel gedisciplineerd en misschien zelfs wel extra intens gemusiceerd om de beste beentjes voor te zetten. Muzikaal klopt alles als een bus, maar wat ook positief opvalt is dat hier Brian Large waarschijnlijk bij een van zijn eerste belangrijke gelegenheden de beeldregie had. Vanuit een beperkt aantal camerastandpunten en dus met een minimum aan nodeloze onrust en afleiding bracht hij het concert in beeld. Zo ontstond een mooi document van een bijzondere muzikale gebeurtenis.

Natuurlijk biedt ook de zaalopname uit de vertrouwde Weense Musikverein van Kremer/Maisky/Bernstein ten opzichte van de cd opname toegevoegde waarde, maar feitelijk is de registratie van het Europa Concert waarmee het Berlijns filharmonisch orkest tevens zijn honderdvijfentwintigste verjaardag vierde pas echt bijzonder. Die werd namelijk niet in de vertrouwde Philharmonie gemaakt, maar in het sigarendoosachtige gebouw van Kabelwerk Oberspree, een ontmantelde fabriek die tot het laat negentiende eeuwse cultuurbezit daar behoort; mogelijk worden daar vaker concerten gegeven, in ieder geval wist men waaraan men begon en het is interessant om bij afstand shots soms een hijskraanhaak te zien langskomen. Belangrijker is dat de muziek voortreffelijk klinkt, al kan men zich afvragen of de luisteraars op de achterste rijen die ook geen duidelijke zichtlijnen hebben daar net zo over dachten.

Dit concert begint wijdingsvol met het Voorspel uit Wagners Parsifal dat al hoge verwachtingen wekt voor het daarop volgende Brahmsprogramma. Dat begint met een door solisten èn orkest duidelijk geprofileerd Dubbelconcert waarbij de solisten af en toe in close-up heel geconcentreerd spelend waar te nemen zijn. De begeleiding klinkt sonoor, maar voldoende helder. Afgesloten wordt met Symfonie nr. 4 met zijn triomfantelijk passacaglia tot slot. De beeldregistratie met voldoende close-ups van de solisten en de dirigent geeft soms een aardig inkijkje in het orkest, bijvoorbeeld van de acht contrabassen op strijkstokhoogte. Wie Batiashvili op DG 479.0086 al geweldig het Vioolconcert hoorde spelen, weet wat hier te wachten staat.

 

Conclusie

 

Stap eens af van de zekerheid die de grote namen te bieden hebben en ga in zee met de broers Capuçon, Kaler/Kliegel, maar bovenal met Nikolić/Hugh en ook Fischer/Müller-Schott blijven intersssant. En bij de oude vertrouwden blijven vooral de 2 Russische solisten bij Szell onverwoestbaar.

Bij de dvd opnamen is haast het Berlijnse concert het interessantst.

 

Discografie

 

1929. Jacques Thibaud en Pablo Casals met het Pau Casals orkest o.l.v. Alfred Cortot. Definitive DRCD 11112, EMI 764.057-2 (3 cd’s), Koch 3-7705-2, Phono Enterprise QT 99.317, Pearl GEMMCD 9363, Dutton CDEA 5006, Naxos 8.110930.

 

1939. Jascha Heifetz en Emanuel Feuermann met het Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Biddulph LAB 041, Pearl GEMMCD 9293, Naxos 8.110940.

 

1946. David Oistrakh en Milos Sádlo met het Praags Omroeporkest o.l.v. Karel Ancerl. Dante LYS 353/6 (4 cd’s).

 

1947. Georg Kulenkampff en Enrico Mainardi met het Suisse romande orkest o.l.v. Carl Schuricht. Archipel ARPCD 0301.

 

1948. Mischa Mischakoff en Frank Miller met het NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. RCA GD 60259.

 

1948. David Oistrakh en Sviatoslav Knushevitzky met met Leningrads omroeporkest o.l.v. Karl Eliasberg. Chant du monde LDC 27894-2.

 

1949. Adolf en Hermann Busch met het Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Paul Kletzki. Archipel ARPCD 0310.

 

1950. Szymon Goldberg en Zara Nelsova met het Oakland symfonie orkest o.l.v. Gerhard Samuel. Music & Arts 1223 (8 cd’s).

 

1950. Willi Boskovsky en Emanuel Brabec met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. EMI 252.321-2 (2 cd’s), Istituo discografico Italiano IDIS 6554.

 

1951. Nathan Milstein en Gregor Piatigorsky met het Robin Hood Dell orkest o.l.v. Fritz Reiner. RCA 09026-61485-2 Naxos 8.111051.

 

1951. Gioconda de Vito en Amadeo Baldovino met het Philharmonia orkest o.l.v. Rudolf Schwarz.

 

1951. Jean Fournier en Antonio Janigro met het Orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Hermann Scherchen.       Westminster WL 5189 (lp).

 

1956. Zino Francescatti en Samuel Mayes met het Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. Doremi DHR 7888.

 

1956. David Oistrakh en Pierre Fournier met het Philharmonia orkest o.l.v. Alceo Galliera. EMI 569.331-2 (2 cd’s).

 

1956. Isaac Stern en Leonard Rose met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Bruno Walter. Sony SM3K 45952 (3 cd’s).

 

1957. Wolfgang Schneiderhan en Enrico Mainardi met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. Orfeo C 359.941 B.

 

1959. Solisten met het Münchens filharmonisch orkest o.l.v. Hans Knappertsbusch. Melodram GM 4.0039.

 

1959. Alfredo Campoli en André Navarra met het Hallé orkest o.l.v. John Barbirolli. Dutton CDSJB 1020.

1960. Zino Francescatti en Pierre Fournier met het Columbia symfonie orkest o.l.v. Bruno Walter. Sony SMK 64479.

 

1960. Jascha Heifetz en Gregor Piatigorsky met het RCA Victor symfonie orkest o.l.v. Alfred Wallenstein. RCA 09026-63531-2.

 

1961. Wolfgang Schneiderhan en János Starker met het RIAS orkest Berlijn o.l.v. Ferenc Fricsay. DG 429.934-2, 477.5341.

 

1961. Igor Oistrakh en Mikhail Khomitzer met het USSR Omroeporkest o.l.v. Pavel Kogan. Vogue 651010.

 

1962. Salvatore Accardo en Siegfried Palm met het Omroeporkest Rome o.l.v. Bruno Maderna. Movimento Musica 1017.

 

1962. Christian Ferras en Paul Tortelier met het Philharmonia orkest o.l.v. Paul Kletzki. Testament SBT 1337.

 

1962. Wolfgang Schneiderhan en Enrico Mainardi met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. Stradivarius STR 10050.

 

1962. Christian Ferras en Paul Tortelier met het Philharmonia orkest o.l.v. Paul Kletzki. Testament SBT 1337.

 

1963. Josef Suk en André Navarra met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon SU 110603-2.

 

1963. David Oistrakh en Mstislav Rostropovitch met het Moskou’s filharmonisch orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. BBC BBCL 4197-2.

 

1963. Yehudi Menuhin en Mstislav Rostropovitch met het Londens symfonie orkest o.l.v. Colin Davis. BBC BBCL 4050-2.

 

1964. Yehudi Menuhin en Maurice Gendron met het Londens symfonie orkest o.l.v. István Kertész. BBC BBCL 4252-2.

 

1964. Herman Krebbers en Tibor de Machula met het Radio filharmonisch orkest o.l.v. Henk Spruit. Philips 462.553-2, 462.554-2 (3 cd’s).

 

1968. Itzak Perlman en Mstislav Rostropovitch met het Londens symfonie orkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Koch INCD 7131.

 

1969. David Oistrakh en Mstislav Rostropovitch met het Cleveland orkest o.l.v. George Szell. EMI 565.701-2 (3 cd’s), 253.658-2, 566.902-2.

 

1969. Yehudi Menuhin en Leslie Parnas met het Casals festival orkest o.l.v.Pablo Casals. Doremi DHR 7844.

 

1969. Christian Ferras en János Starker met Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Charles Bruck. Doremi DHR 7716.

 

1970. Henryk Szeryng en János Starker met het Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Philips 473.267-2 (3 cd’s), 478.1745, 446.194-2, Decca 478.2365 (7 cd’s).

 

1970. Ivry Gitlis en Maurice Gendron met het Frans Nationaal orkest o.l.v. Michel Tabachnik. Doremi DHR 7981/3 (3 cd’s).

 

1971. Herman Krebbers en Tibor de Machula met het Concertgebouworkest o.l.v. Hans Vonk. RCO Live RCO 06004.

 

1973. Zino Francescatti en Pierre Fournier met het BBC Symfonie orkest o.l.v. Malcolm Sargent. BBC BBCL 4149-2.

 

1974. Yan Pascal Tortelier en Paul Tortelier met het BBC Symfonie orkest o.l.v. John Pritchard. BBC BBCL 4236-2.

 

1975. Isaac Stern en Leonard Rose met het Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Sony SM2K 66941 (2 cd’s), SBK 46335.

 

1978. Anne-Sophie Mutter en António Meneses met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 410.603-2, 477.757-2.

 

1979. Itzak Perlman en Mstislav Rostropovitch met het Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. EMI 749.486-2.

 

1980. Pinchas Zukerman en Lynn Harrell met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. Sony M3YK 45828 (3 cd’s).

 

1980. Ulf Hoelscher en Wilfried Boetcher met het Omroeporkest Stuttgart o.l.v. Neville Marriner. Capriccio 10496.

 

1982 Gidon Kremer en Mischa Maisky met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 469.460-2 (6 cd’s), 431.207-2 (3 cd’s), 474.930-2 (5 cd’s), 431.597-2.

 

1983. Emmy Verhey en János Starker met het Amsterdams filharmonisch orkest o.l.v. Arpád Joó. Wijnand van Hooff WVH 034, Erasmus WVH 034, Brilliant Classics 93249.

 

1984. Yehudi Menuhin en Paul Tortelier met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Paavo Berglund. EMI 575.865-2.

 

1985. Thomas Zehetmair en António Meneses met het WDR Symfonie orkest Keulen o.l.v. Kurt Sanderling. Profil Media PH 08005. 

 

1987. Isaac Stern en Yo-Yo Ma met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado. Sony MK 42387, SK 45999.

 

1989. Primoz Novsak en Susanne Basler met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Heinz Wallberg. Claves 50-8014.

 

1992. Vladimir Spivakov en Alexander Kniazev met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Yuri Temirkanov. RCA 09026-61696-2.

 

1994. Josef Suk en Josef Chuchro met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Zdenek Kosler. Praga PR 250.081.

 

1994. Ilya Kaler en Maria Kliegel met het Iers Nationaal symfonie orkest o.l.v. Andrew Constantine. Naxos 8.550938.

 

1996. Itzhak Perlman en Yo-Yo Ma met het Chicago symfonie orkest o.l.v. Daniel Barenboim. Teldec 0630-15870-2.

 

1996. Pinchas Zukerman en Ralph Kirschbaum met het Londens symfonie orkest o.l.v. Christoph Eschenbach. RCA 09026-68964-2.

 

1996. Frank Peter Zimmermann en Heinrich Schiff met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Wolfgang Sawallisch. EMI 556.385-2.

 

1997. Gidon Kremer en Clemens Hagen met het Concertgebouworkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 0630-13137-2.

 

1998. Gérard Poulet en Dominique de Williencourt met de Philharmonie de Lorraine o.l.v. Pascal Verrot. Arion ARN 68431.

 

2000. Elena en Emanuel Graf met het Landes Jugendorchester Baden-Württemberg o.l.v. Christoph Wyneken. Animato ACD 6129. 

 

2001. Gil Shaham en Jian Wang met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. FG 469.529-2.

 

2002. François Guye en Gyula Stuller met het Omroeporkest Genève o.l.v. Hervé Klopfenstein. Doron DRC 3042.

 

2002. Bartlomiej Niziol en Alexander Neustroev met het Józef Elsner Symfonie orkest Opola o.l.v. Boguslav Dawidow. DUX 0404.

 

2003. Gordan Nikolić en Tim Hugh met het Londens symfonie orkest o.l.v. Bernard Haitink. LSO LSO 0043.

 

2004. Ursula Schoch en Julius Berger met de Neue Philharmonie Westfalen o.l.v. Johannes Wildner. EBS 6147.

 

2004. Benjamin Schmid en Ramon Jaffé met het Witold Lutoskawski symfonie orkest o.l.v. Daniel Raiskin. Oehms C 359. 

 

2006. Julia Fischer en Daniel Müller-Schott met het Nederlands filharmonisch orkest o.l.v. Yakov Kreizberg. Pentatone PTC 5186-066.

 

2006. Tibor Kovác en Franz Bartolomey met de Oviedo Filarmonica o.l.v. Friedrich Haider. Philartis PAV 0901.

 

2007. Renaud en Gautier Capuçon met het Gustav Mahler jeugdorkest o.l.v. Myung-Whun Chung. Virgin 395.147-2.

 

2008. Vadim Repin en Truls Mørk met het Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Riccardo Chailly. DG 477.7470. 477.4709.

 

Video

 

1948. Mischa Mischakoff en Frank Miller met het NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. Testament SBDVD 1004 (dvd).

 

1965. David Oistrakh en Mstislav Rostropovitch met het Moskou’s filharmonisch orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. EMI 490.449-9 (dvd).

 

1982 Gidon Kremer en Mischa Maisky met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 073-433-3 (dvd).

 

2007. Lisa Batiashvili en Truls Mørk met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. Euro Arts 2055998 (dvd).