Verg. Discografieën

DONIZETTI: L'ELISIR D'AMORE

DONIZETTI: L’ELISIR D’AMORE

 

Net als in Wagners Tristan und Isolde speelt in deze opera een liefdesdrank de centrale rol. Het grote verschil is alleen dat deze hier geen drama tot gevolg heeft maar een happy end, of passender een lieto fine. Het verhaal gaat over de tot over de oren verliefde boerenjongen Nemorino die de snibbige uitverkorene Adina wil veroveren.

 

Achtergronden

 

In 1832 voltooide Donizetti in razend tempo zijn eerste belangrijke komische opera, L’elisir d’amore (De liefdesdrank), een spottende nieuwe interpretatie van de ‘Tristan en Isolde’ mythe.

Nemorino, een sullige boerenknul, koopt een zogenaamde ‘liefdesdrank’ van de charlatan kwakzalver Dulcamara in een Baskisch dorp in de hoop dat hij daarmee de liefde van de schone Adina kan winnen. Zij kiest echter een andere man, de in het dorp ingekwartierde sergeant Belcore maar beseft voordat ze met hem trouwt dat ze toch eigenlijk meer houdt van Nemorino, zodat ze tenslotte met hem trouwt. De vijfde in de handeling met een beperkt rolletje is het boerenmeisje Gianetta.

L’elisir d’amore is een mooie sentimenteel-pastorale komedie die de componist als melodievinder op zijn best toont. De beroemde aria van Nemorino uit de tweede akte ‘Una furtiva lagrima’ is een van de treffendste bel canto tenoraria’s die ooit werden geschreven.

Adina vallen ook prachtige bijdragen ten deel, zoals de duetten uit de eerste akte ‘Chiedi all’aura lusinghiera’ en ‘Lallarallara… Esulti pur la barbara’ plus de solo ‘Prendi, prendi per me sei libero’ uit de tweede akte.

 

De opnamen (geluid)

 

In het ideale geval worden bij de uitvoering van deze opera de dragende elementen komedie en sentiment in gelijke mate aangedragen.

De oudste opname, Kerstavond uit de New Yorkse Met, ademt veel traditie in Toscanini’s geest. Bidu Sayo is met haar vrij kleine stem een vooral gracieuze, maar niet zozeer wispelturige Adina, Ferruccio Tagliavini’s stem vertoont als Nemorino slijtageverschijnselen, maar geeft wel een mooi persoonlijke toets aan de rol. Salvatore Baccaloni was dè Dulcamara uit zijn tijd en Giuseppe Valdengo een bezielde Belcore. Giuseppe Antonicelli had een stevige greep op de partituur.

In 1952 verscheen de eerste lp opname van deze opera met een louter uit gevierde Italianen bestaande bezetting en Gianandrea Gavazzeni als ervaren, maar lichtelijk pedante leider. Aldo Noni beschikte als Adina over een mooi heldere sopraan, Cesare Valletti als Nemorino over een heel expressieve voordracht. Het stel combineert fraai. Ook de rest van de bezetting mag er wezen.

In hetzelfde jaar ontstond  de op Testament uitgebrachte uitgave met Gabriele Santini aan het roer, ook met louter door de wol geverfde Italianen. Margherita Carioso is een haast te lieflijke, te poëtische Adina, Nicola Monti een zoetelijk overkomende, maar puur vocaal bezien heel goede Nemorino. Veel meer karakter toont de prachtig zingende Tito Gobbi als Belcore en weer wat minder overtuigt de nogal overdrijvende Melchiore Luise als Dulcamara.

Een minder gelukkige bezetting plaatst de Decca opname met Francesco Molinari Pradelli uit 1955 snel buiten spel. Hilde Gueden (Adina) is met haar fraaie stem te weinig assertief, Di Stefano (Nemorino) is te ongenuanceerd zodat helaas Renato Capecchi (Belcore) met zijn mooie karakterschets en Fernando Corena (een geestige Dulcamara) de opvoering niet kunnen redden.

Hierna is het een verademing om even mee te kunnen luisteren in het Glyndebourne van 1962 met Carlo Felice Cillario als luchtige gids en met Mirella Freni in één van haar glansrollen als Adina. Ze schittert met fraaie coloraturen. Haar Nemorino, Luigi Alva acteert vrij bedachtzaam en niet optimaal genuanceerd, maar heel elegant. Voeg daarbij een lyrische Belcore van Enzo Sordello en een levendige Dulcamara van Sesto  Bruscantini en succes is verzekerd. Dit is tevens een van de laatste opnamen met een geheel Italiaanse bezetting.

In 1970 treedt het echtpaar Joan Sutherland (Adina) en Richard Bonynge aan. Het gaat verder om Luciano Pavarotti’s eerste opname met Joan Sutherland en Dominic Cossa en het leidde tot nog steeds een van de mooiste uit de catalogus. Zijn stem leent zich blijkbaar niet volmaakt om de naïeve onschuld van Nemorino te uiten, maar Sutherland en hij vormen wel een fraaie eenheid. Cossa is innemend en overtuigend als de kwakzalver Dulcamara. Spiros Malas acteert geestig maar zijn stem wekt minder bewondering. Vreemd is wel dat Adina’s caballetta aan het eind is vervangen door een showstuk dat Charles de Bériot voor zijn beroemde echtgenote Maria Calibran schreef.

Springen we verder in de tijd om te komen bij een realisatie in Londens Covent Garden, geleid door een zorgvuldige, maar niet echt inspirerende John Pritchard. Echter niet aldaar opgenomen, maar in de studio en die studiosfeer dempt het plezier nogal. Ster van de uitvoering is de Adina van Ileana Cotrubas, haar heftige, het temperament verhogende vibrato ten spijt; men kan Plácido Domingo’s prachtige stem bewonderen, maar hij acteert daarmee niet luchtig genoeg. Geraint Evans lijkt een wat te oude Dulcamara en Ingvar Wixell een tamelijk ongenuanceerde Belcore.

Teleurstellend over de hele linie is de Münchense opname van Heinz Wallberg. Wat ontbreekt is italianatá. Met haar prachtige stem klinkt bij de Adina van Lucia Popp eerder iets Slavisch door; Peter Dvorsky is te zeer een vocaal zwaargewicht als Nemorino, Bernd Weikl staat hoorbaar vreemd tegenover Belcore en Jevgeny Nesterenko wekt als Dulcamara de indruk dat hij zich vergist in Mefisto.

Met zijn gevoelige en soepele stem is José Carreras een ideale Nemorino die zijn glansaria mooi laat culmineren als hij beseft dat hij Adina definitief voor zich heeft gewonnen. Als Adina produceert Katia Ricciarelli een even treffende, typisch Italiaanse Adina. Die Italiaanse stijl die redelijk intiem wordt gehouden geldt voor het geheel. Domenico Trimarchi is een zwierend pochende Dulcamara en Claudio Scimone zorgt met vlotte tempi en de nodige verve voor de juiste sfeer.

Ook bij het festival in Florence een internationale bezetting onder de haast te gedreven Gabriele Ferro met als onbetwiste ster Barbara Bonney als Adina: helder, pittig, veelzijdig. Naast haar is Gösta Winbergh een bleke Nemoro, Bernd Weikl opnieuw een nu elegante Belcore en Rolando Panerai een meer dan geroutineerde Dulcamara.

De in 1988 in Parma met lokale krachten gemaakte opname van Hubert Soudant ziet er op papier aantrekkelijk uit, maar was niet ter beschikking.

In de New Yorkse Met zorgt James Levine voor een stevig, heel mooi orkestraal fundament. Maar de verdere resultaten zijn zeer ongelijkmatig. Luciano Pavarotti is hier een te dominante, weinig jeugdig aandoende Nemorino. De lieflijke Adina van Kathleen Battle verbleekt in zijn buurt, jammer ook dat Leo Nucci (Belcore) zo droogjes klinkt en Enzo Dara een zo stugge Dulcamara. In vocaal opzicht is het resultaat te nuchter.

De Erato opname van Marcello Viotti, die is gebaseerd op de kritische uitgave van Alberto Zedda, is als zodanig niet meer voorhanden maar gelukkig overgenomen door Warner. Dat is goed zo, want hij behoorde tot de leukste. Alagna, discipel van Pavarotti, zingt met lichte toon een Nemoro met alle charme van zijn leermeester, kwetsbaar, maar ook met enig niet misplaatst bravado. Mariella Devia beschikt over allen vocale kwaliteiten die gewenst zijn voor Adina. Ze toont een goed gevoel voor veerkrachtige ritmen, zingt verder vloeiend en zet de coloraturen in om haar rol te bekrachtigen. De hoofdrollen dragen deze uitvoering, de overige protagonisten zijn niet gelijkwaardig aan de besten uit de andere uitgaven, maar kunnen er goed mee door. Viotti dirigeert levendig en beheerst.

Naxos haalde minder bekende Italiaanse sterren naar Boedapest, maar het leidde niet tot bevredigende resultaten. Op Simone Alaimo’s treffende Dulcamara na maken de zangers weinig van hun rollen en ook het orkestaandeel van Pier Giorgio Morandi is vlees noch vis.

Als destijds reëel echtpaar maakten Angela Gheorghiu en Roberto Alagna veel van deze opera in de beste theatertraditie die hooguit wat meer dan levensgroot uitviel. Gheorghiu brengt de onbuigzaamheid en het ontvlambare temperament van Adina mooi naar voren (gelukkig alleen que expressie, niet qua stem).  Het maakt haar uiteindelijke capitulatie des te treffender en vocaal flirten kan ze ook. In vocaal opzicht overwint ze vlot alle moeilijkheden van het passagewerk. Alagna is in zijn tweede opname als kwetsbare verliefde klant haast even indrukwekkend al zingt hij vreemd genoeg een getransponeerde versie van ‘Una furtiva lagrima’ die minder imponeert. Overtuigender is hij aan het slot van de eerste akte in ‘Aldina, credimi’. De geestige Dulcamara van Simone Alaimo gaat zich gelukkig niet te buiten aan buffo effecten. Evelino Pidó is de alerte, competente dirigent die met gevoel werkt.

 

Beeldopnamen

 

Sinds het begin van de nieuwe eeuw zien we een duidelijke tendens om opera (en ballet) bij voorkeur in dvd vorm uit te brengen.

De eerste, nog in ouderwets en beperkend zwart/wit, grijpt terug op een Japanse productie uit 1959 en heeft alleen geluid voor de opkomst van Dulcamara. De bezetting is Italiaans met de zicht- en hoorbaar aanmerkelijk oudere Alda Noni (Adina) en Ferruccio Tagliavini (Nemoro). Het is wat vervreemdend hen in het Land van de Rijzende Zon tegen te komen in een eerder pantomime-achtige opvoering met een goede Arturo La Porta als Belcore en een heel puttige Paolo Montarsolo als Dulcamara.

Bij de nieuwere beeldopnamen is op één uitzondering na sprake van een post-datering van het toneel. Regisseur Frank Dunlop actualiseerde de dorpskomedie in Lyon in 1996 tot een situatie in de jaren dertig vorige eeuw; Nemorino verschijnt op de fiets ten tonele op het dorpsplein waar Dulcamara in een ‘gouden auto’ verschijnt en omringd is door vrouwelijke assistenten. In muzikaal opzicht beschikte de opera  met dezelfde bezetting als op de Decca cd’s over een vrijwel ideaal stel zangers. Angela Gheorghiu is een Adina die bij toerbeurt hooghartig, bezorgd, geïrriteerd is of flirt en ze weet daarvoor steeds mooi een vocaal equivalent te vinden. Alagna is in dat opzicht minder plooibaar, maar hij beeldt niettemin heel mooi de verliefde, naïeve, kwetsbare Nemorino uit, ook in zijn zang. Ook Alaimo’s Dulcamara is geestig en alert zonder enige overdrijving en Scaltriti zorgt voor een passend onsympathieke Belcore. Dirigent Pidó pakt het werk vrij atletisch aan, maar dat kan het hebben. De beeldregie van ervaringsdeskundige Brian Large, keurig in breedbeeld vorm, is voorbeeldig.

2005 was het jaar van een Weense productie, muzikaal geleid door de onbekende, maar gedegen Alfred Eschwé. De aankleding is mooi Italiaans met een Middeleeuws stadje op de achtergrond. Het oogt wat gewoontjes maar wordt vooral tot leven gewekt door de Adina van Anna Netrebko, onbetwiste ster van dit gebeuren. Alleen de Dulcamara van Ildebrando d’Arcangelo komt interpretatief in haar buurt. Leo Nucci is een te oude Belcore.

Nog weer recenter in de tijd is de Parijse opvoering geplaatst. We zien een modern Italiaans plaatsje met een goedkope trattoria, lichtmasten in een vlak landschap. Ambroglio Maestri (een slonzige, maar best goede Dulcamara) is gekleed als garagist; Laurent Naouri (een Belcore met weinig verleidingskracht) oogt sinister in militair uniform, maar zingt mooi. De beide dragende rollen, Adina met Heidi Grant Murphy en Paul Groves met Nemoro lijken als volkomen vreemde eenden in de bijt en klinken helaas ook zo. Daaraan kan de best passende begeleiding door Edward Gardner helaas niets verbeteren.

De jaren vijftig herleefden in Glyndebourne in 2009. Het dorpsplein ziet er hier vriendelijker en toonbaarder uit. Nemorino (Peter Auty, beter acterend dan zingend) is hier een electricien. Meer waardering verdient de Adina van Ekaterina Siurina die zicht- en hoorbaar in de voetsporen van Gheorghiu treedt. Beide andere mannenrollen komen er minder goed vanaf. Maar dirigent Maurizio Benini laat de muziek wel spankelen.

Bij de in Barcelona gemaakte zaalopname (die bijgeluiden en applaus, soms in ovatievorm met zich meebrengt) is de regie in handen van Mario Gras. Daarop is weinig aan te merken. De opvoering draait om de jonge Villázon die hier in topvorm is en alleen al voor zijn interpretatie van de Nemorinorol is deze uitgave de moeite waard. Met zijn prachtige stem toont hij finesse en verbeelding als nogal opgewonden, maar ietwat verloren jongeman. ‘Una furtiva lagrima’ is een compleet succes, maar ook ‘Adina credimi’ komt prachtig uit de verf. María Bayo heeft helaas haar beste jaren achter zich als Adina, Bruno Praticó is een wat bleke Dulcamara en Jean-Luc Chaignaud acteert overtuigender dan dat hij zingt. De directie van Daniele Callegari is net boven de middelmaat.

 

Conclusie

Bij de cd producties zijn het eigenlijk nog steeds Bonynge & Co. plus Viotti en Pidó met hun respectievelijke teams die met de eer gaan strijken en bij de dvd producties loopt Lyon, opnieuw met Pidó, voorop.

 

Discografie

 

1949 Bidu Sayo, Ferruccio Tagliavini, Giuseppe Valdengo, Salvatore Baccaloni  met het Ensemble van de Metropolitan opera New York o.l.v. Giuseppe Antonicelli. Naxos 8.110125/6.

 

1952 Alda Noni, Cesare Valletti, Afro Poli, Sesto Bruscantini met het Omroeporkest Rome o.l.v. Gianandrea Gavazzeni. Warner 5050467-10472/3.

 

1952 Margherita Carosio, Nicola Monti, Tito Gobbi, Melchiorre Luise met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Gabriele Santini. Testament SBT 2150.

 

1954 Alda Noni, Cesare Valletti, Hilde Gueden, Giuseppe di Stefano, Renato Capecchi, Franco Corena met het Ensemble van de Maggio mudsicale Fiorentino o.l.v. Francesco Molinari Pradelli. Decca 443.542-2.

 

1958 Rosanna Carteri, Luigi Alva, Rolando Panerai, Giuseppe Taddei met het Ensemble van La scala, Milaan o.l.v. Tullio Serafin. EMI 565.658-2.

 

1966 Mirella Freni, Nicolai Gedda, Fernando Corena, Renato Capecchi met het Ensemble van de Opera Rome o.l.v. Molinari Pradelli. EMI 769.897-2.

 

1969 Reri Grist, Luciano Pavarotti, Ivar Wixell, Sesto Bruscantini met het Ensemble van de Opera San Francisco o.l.v. Giuseppe Patanè. Butterfly BMCD 006.

 

1970 Joan Sutherland, Luciano Pavarotti, Dominic Cossa, Spiro Malas met het Ambrosian operakoor en het Engels kamerorkest o.l.v. Richard Bonynge. Decca 414.461-2.

 

1977 Ileana Cotrubas, Ivar Wixell, Placido Domingo, Geraint Evans met het Ensemble van Covent Garden, Londen o.l.v. John Pritchard. Sony 79210.

 

1982 Lucia Popp, Peter Dvorsky, Evgeny Nesterenko, Bernd Weikl met koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Heinz Wallberg. RCA 74321-25280-2.

 

1985 Katia Ricciarelli, José Carreras, Leo Nucci, Domenico Trimarchi met het Omroeporkest Turijn o.l.v. Claudio Scimone. Philips 412.714-2.

 

1986 Barbara Bonney, Gösta Winbergh,  Rolando Panerai, Bernd Weikl en het Ensemble van de Maggio musicale, Fiorentino o.l.v. Gabriele Ferro. DG 477.5587.

 

1988 Adelina Scarabelli, Chris Merritt, A Romero, Sesto Bruscantini met Theaterkoor Parma en het Toscanini symfonie orkest o.l.v. Hubert Soudant. Nuova Era 6725.

 

1989 Kathleen Battle, Luciano Pavarotti, Leo Nucci, Enzo Dara met het Ensemble van de Metropolitan opera New York o.l.v. James Levine. DG 429.744-2.

 

1992 Mariella Devia, Roberto Alagna, Pietro Spagnoli, Bruno Pratico met het Tallis kamerkoor en het Engels kamerorkest o.l.v. Marcello Viotti. Erato 4509-98483-2, Warner 2564-68147-8.

 

1995 Alessandra Ruffini, Vittorio la Scola, Roberto Frontali, Simone Alaimo met het Ensemble van de Hongaarse Staatsopera o.l.v. Pier Giorgio Morandi. Naxos 8.554704.

 

1996 Angela Georghiu, Roberto Alagna, Roberto Scaltritti met het Ensemble van de Opéra Lyon o.l.v. Evelino Pidó. Decca 455.691-2.

 

In het Engels

Mary Plazas, Ashley Holland, Andrew Shore met het Geoffrey Mitchell koor en het Philharmonia orkest o.l.v. David Parry. Chandos CHAN 3027.

 

Video

 

1959 Aldo Noni, Ferruccio Taglavini, Paolo Montarsolo, Arturo La Porta met het NHK symfonie orkest Tokio o.l.v. Alberto Erede. VAII VAIDVD 4492.

 

1989 Kathleen Battle, Luciano Pavarotti, Leo Nucci, Enzo Dara met het Ensemble van de Metropolitan opera New York o.l.v. James Levine. DG 073-4021.

 

1996 Angela Georghiu, Roberto Alagna, Roberto Scaltritti met het Ensemble van de Opéra Lyon o.l.v. Evelino Pidó. Decca 073-103-9,074-3091.

 

2005 Maria Bayo, Rolando Villazón, Jean-Luc Chaignaud, Bruno Praticò met het Ensemble van het Teatro del Lieu, Barcelona o.l.v. Daniele Callagari. Virgin 267.277-9.

 

2005 Anna Netrebko, Roberto Villazòn, Roberto Nucci, Ildebrando d’Arcangelo met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Alfred Eschwé. Virgin 363.352-9.

 

2006 Heidi Grant Murphy, Laurent Naouri, Ambroglio Maestri, Paul Groves met het Ensemble van de Parijse Opéra o.l.v. Edward Gardner. Bel Air BAC 040.

 

2009 Ekaterina Siurina, Peter Auty, Alfredo Daza, Luciano di Pasquale met het Ensemble van het Glyndebourne festival o.l.v. Maurizio Benini. Opus Arte OA 1026D.