Verg. Discografieën

FAURÉ: PIANOTRIO

FAURÉ: PIANOTRIO

 

Wat voor de schilder het gezichtsvermogen is, is voor de componist het gehoor. Net als bij Beethoven trof het noodlot van de geleidelijk verergerende doofheid ook Fauré; bij hem voltrok dat proces zich over een periode van tientallen jaren. Op hogere leeftijd moest hij ruim tweemaal zolang met zijn doofheid leven, maar ook bij hem lijken zijn late werken daaronder weinig te lijden hebben gehad.

 

Achtergronden

Hoe zelfkritisch en onzeker Fauré ook was bij het componeren van orkestwerken, op het gebied van de kamermuziek kende hij vrijwel geen van dergelijke beperkingen. De meeste van zijn werken in dit genre – altijd met een piano – hebben een consistent hoge standaard en behoren tot het mooiste op Frans kamermuziekgebied uit die tijd.

Het ene Pianotrio  in  d op. 120 uit deze schatkamer genoot nooit de populariteit van de pianokwin- en kwartetten of de viool- en cellosonates.

Fauré’s late kamermuziek behield het niveau van zijn vroege werken. Tussen het eind van W.O. I en zijn dood in 1924 componeerde hij de suite Masques et Bergamasques, de Fantasie voor piano en orkest, zijn laatste Barcarolle en Nocturne, drie liederencyclussen en zes kamermuziekwerken. Dus ook de productiviteit draaide nog op hoge toeren.

Het Pianotrio vormt zo ongeveer de laatste uitbarsting van zijn creativiteit. Hij schreef het andantino, een contrapuntisch duet, in de zomer van 1922 in Annecy-le-Vieux en beide andere delen – het Allegro ma non troppo in gemodificeerde sonatevorm en het Allegro vivo met een curieus, blijkbaar onbewust citaat uit Leoncavallo’s I Pagliacci (‘Ridi Pagliaccio’) in voorjaar 1923 in Parijs.

Het gaat om een treffend, ietwat elliptisch en vragend werk, dat hoewel het fundamenteel heel Gallisch is toch ook wat afwijkt van de standaard Franse muziek uit die tijd en ook iets raadselachtigs heeft; men denke aan een zekere verwantschap met A la recherche du temps perdu van Marcel Proust dat ongeveer in dezelfde tijd werd voltooid.

 

De opnamen

Dat bij uitzondering een echte, volledige vergelijking onmogelijk is, komt niet zo vaak voor, maar deze is er een typisch voorbeeld van. Op papier bestaan tenminste zestien opnamen van  het werk. Als het om de leverbaarheid en dus de beschikbaarheid daarvan gaan, ziet het beeld er echter veel somberder uit.

Als een soort gouden standaard was daar jarenlang de opname van het gerenommeerde Beaux Arts trio uit The Snape in het Engelse Maltings; de klank is nogal direct en de piano lijkt wat gecomprimeerd te klinken, maar in interpretatief opzicht is dit een prachtige uitgave. Hopelijk is deze na het officiële verscheiden van Philips nog hier of daar verkrijgbaar. Downloaden van internet of bestellen van de bewuste cd langs die weg is ook mogelijk. En de NRC webwinkel biedt op 11 cd’s zo ongeveer alle opnamen van het Beaux Arts trio aan.

Het hechte Fontenay trio uit Hamburg toont ook een fijn gevoel voor het specifieke karakter van deze muziek, maar of hun opname nog verkrijgbaar is, lijkt eveneens dubieus.

Blijven als zeker wel voorhanden de Arabesque uitgaaf van het Golub/Kaplan/Carr gelegenheidstrio met een hoogst begripvolle en idiomatische interpretatie waarin een zeker ingebouwd understatement doorklinkt; nuancen krijgen de aandacht en de opname heeft een aangenaam warme klank.

Bij het Florestan trio klinkt de interpretatie inderdaad als de uiting van een oude man dus in heel milde tonen maar dan wel met een kernachtige toon en met een plooibare expressie.

Het elegante karakter, de muzikanteske sfeer en de ingehouden concentratie treffen het meest bij de drie leden van het Engelse Nash Ensemble.

 

Conclusie

 

Mogelijk schuilt er onder het niet voorhanden materiaal nog een artistieke verrassing op het hoogste niveau. Maar het viertal dat wel aan de orde kwam doet de muziek volkomen recht en een uitgesproken voorkeur is nauwelijks te bepalen.

 

Discografie

 

1956 Jacqueline Eymar Günther Kehr en Bernhard Braunholtz en. Vox 116023-2 (2 cd’s).

 

1988 Beaux Arts trio. Philips 422.350-2.

 

1988 Trio di Milano. Dynamic CD 49.

 

1993 Kopenhagenb trio. Kontrapunkt 32158.

 

1999 Florestran trio. Hyperion CDA 67114.

 

Met onbekende opnamedatum

 

….. Akira Eguchi, Gil Shaham en Brinton Smith. Vanguard ATMCD 1239.

 

…. Leden van het Nash Ensemble. CRD 3389, Brilliant Classics 92337 (5 cd’s).

 

…. Catherine Collard, Augustin Dumay en François Lodéon. EMI 569.261-2.

 

…. Duo Hayashi en Fornacian. Fonè 86 F05.

 

…. David Golub, Mark Kaplan en Colin Carr. Arabesque 6643.

 

…. Jean Hubeau, Gallois-Montbrun, André Navarra. Warner 4509.96953-2 (3 cd’s).

 

…. Dalia Ouziel, Jerrold Rubenstein, Piotr Dimitriev. Acantus CO 94162.

 

…. Hans Palsson, Arve Tellefsen en Frans Helmerson. BIS CD 500.035.

 

…. Roth trio. Sony SK 62413.

 

…. Trio Fontenay. Teldec 22942-44937-2.

 

…. Trio Opus 8. Bayer 100.064.