Verg. Discografieën

GINASTERA: HARPCONCERT

 

GINASTERA: HARPCONCERT

 

De Argentijnse componist Alberto Ginastera (1916-1983) schreef zijn harpconcert in 1956, herzag het in 1958, maar het duurde tot 1965 voordat de beroemde Nicanor Zabaleta het in de V.S. met het Philadelphia orkest onder Eugene Ormandy ten doop hield.

 

Achergronden

 

In 1940 trok de componist voor de eerste keer grote aandacht met zijn ballet  Panambí; het jaar daarop overtrof hij zichzelf met een volgend, heel nationalistische balletmuziek, Estancia. In de daarop volgende jaren onderhield hij intensieve contacten met de V.S., meer in het bijzonder met Aaron Copland. De vele regimewisselingen in Argentinië bemoeilijkten zijn leven daar, dus vestigde hij zich in 1971 in Genève.

Tot het midden van de jaren vijftig vorige eeuw had zijn muziek een uitgesproken nationalistische inslag in het voetspoor van Villa-Lobos, later kreeg zijn werk een wat internationaler karakter.  In die zin was zijn ontwikkelingsgang enigszins vergelijkbaar met die van Falla, Stravinsky en Bartók. Even flirtte hij zelfs met het atonale expressionisme van Berg en Penderecki. In zijn oeuvre neemt het harpconcert een aparte plaats in. Veel van zijn muziek ontstond als opdrachtwerk uit de V.S., zoo ok het Harpconcert. 

Dit werk markeerde een belangrijk keerpunt is ‘s componisten stijl. Als basis dienden enerzijds nog steeds de melodieën en ritmen van de Argentijnse folklore en de dansen die bekend zijn  als musica criolla. Muziek die is vervuld van de symboliek van de pampa’s en de gauchesco traditie.

Aan de andere kant was daar een begin van het neo-expressionisme, waarin gebruik werd gemaakt van polytonaliteit, serialiteit en het gebruik van kwarttonen. Iets van beide idiomen is hier terug te vinden in de mengeling van levendige Argentijnse ritmen en melodieën enerzijds en de uitgebreide harmonische en coloristische ingrediënten van de latere stijl anderzijds.

Wat de componist in 1961 over zijn Pianoconcert schreef, geldt ook enigszins voor het Harpconcert: “Een muziekwerk moet een gevoel van begrip wekken, een attractieve stroom opwekken tussen de kunstenaar en zijn publiek, los van structurele verwikkelingen…. Kunst wordt allereerst door onze zinnen waargenomen. Daarna volgen onze gevoelens en tot slot wordt onze intelligentie gewekt. Een werk dat alleen tot het verstand spreekt, zal nooit zijn hart bereiken… Zonder gevoeligheid is een kunstwerk slechts een kille wiskundige studie en zonder intelligentie of techniek alleen maar chaos. Het gaat dus om te zorgen voor een synthese”.

Het Harpconcert heeft de gangbare driedelige vorm met een uitgebreide solocadens als overbrugging tussen het tweede deel en de finale. Behalve voor de solopartij is in het werk een belangrijke rol toebedeeld aan het slagwerk.

In het eerste deel worden nadrukkelijk ritmische gedeelten voor het volledige orkest afgewisseld door meer rapsodische episoden waarin de harp kan schitteren. Dit deel eindigt vrij kalm. Het tweede deel heft iets van Bartók; het wat hoekige melodische materiaal schept toch een heel treffende sfeer. Na de uitgebreide solocadens volgt een finale die veel energie ontleent aan een fundament van gesyncopeerde ritmen. Dat de harp zich soms te buiten gaat aan gitaarimitaties is niet zo verwonderlijk. Denk aan de cadens die een wezenlijke kern van de compositie is.

Al met al gaat het niet om een uitgesproken bravura compositie voor de solist.

 

De opnamen

 

Dat iedere harpist(e) met merg in zijn botten best eens snakt naar een optreden met orkest naast een lespraktijk, solo- of kamermuzikaal musiceren of werken in een orkest, is alleen maar logisch. De kansen, de mogelijkheden daartoe zijn alleen erg beperkt.

Sinds de barok ontbreekt het niet aan harpconcerten, echte en bewerkingen van bijvoorbeeld piano- of zelfs orgelconcerten. Dat begint bij J.C. Bach, Paisiello, Händel, Wagenseil gaat verder met o.m. Dussek, Krumpholtz, Albrechtsberger, Reinecke, Glière, Eichner. Om in het recentere verleden aan te komen bij Jolivet, Constantinescu, Rodrigo, Parish Alvars, Philip Martin, Montsalvatge, Villa-Lobos, de Belg Jongen, de Nederlanders Badings, Van Delden, Henkemans en Van Oosten om te eindigen bij Hovhaness, Tveitt en Rautavaara.

Behalve een goede solist eist het werk een heel goed orkest met daarvoor een begrijpende dirigent, een uitstekende zaal- of studio akoestiek en goede opnametechnici die beschikken over geavanceerde hulpbronnen. Die laatste twee factoren gelden natuurlijk altijd, maar hier in het bijzonder omdat licht balansproblemen kunnen ontstaan. Zo krachtig is de harpstem tenslotte niet. Pogingen met een versterkte elektrische harp waren nooit succesvol.

Bij het vergaren van de gegevens over de opnamen begonnen de problemen. Het is merkbaar dat dit harpconcert (helaas?) tot het betrekkelijke niche repertoire behoort. Gemiddeld zijn zelfs de bekendste en beste harpisten een stuk minder bekend dan de internationale clan van top pianisten/violisten/cellisten/zangers. Geen wonder: ze hebben ook minder mogelijkheden en kansen om in het concertleven populair te worden.

Om niet alleen nadere gegevens, maar ook het vereiste materiaal bijeen te krijgen, was internet onmisbaar. Met wat langer doorzoeken was ik mogelijk wijzer geworden. Met name sommige opnamedata lijken dubieus. Het feit dat zoveel moois op onbekende, moeilijker toegankelijke cd merken is verschenen bemoeilijkt het werk verder.

Na Zabaleta als eerste (zijn opname is op lp nog leverbaar, maar helaas nooit naar cd overgebracht, moet Vera Badings een van de eersten zijn geweest die het werk in W. Europa introduceerde. Ze houdt een heel geslaagd pleidooi voor het werk en ook haar orkestcollega’s zetten hun beste beentje voor, alleen de zaalopname heeft een klankgemiddelde dat niet geheel meer aan de eisen van nu voldoet. Toch een belangrijk document.

De opnamen van Baril en Giles uit respectievelijk Canadese en Australische opnamebron waren alleen fragmentarisch te beluisteren en lijken daarom niet zo interessant. Hoewel ze tot het vooraanstaande harpistengilde behoort, heeft Mildonian het met Dureco niet zo goed getroffen. De Française Langlamet, harpiste bij het Berlijns filharmonisch orkest, treft het beter met de begeleiding, maar ook de opname van het onbekende label Assai is niet optimaal. Tauer levert heel moedig vanuit Rusland een visie op het werk, maar kan nauwelijks idiomatisch worden genoemd. In iets mindere mate geldt dat voor de Duitse kijk van Zoff. Mayr-Williams heeft de handicap van een zwak orkest, de ASV opname van Allen behoort ook niet tot het eerste garnituur en volgens strenge normen valt ook de Koch dito van Hobson af.

Hoe je goed kunt profiteren van een fraaie opname die de muziek in een zonnig daglicht plaatst, toont Masters aan. Gelukkig behoort haar interpretatie ook tot de betere. 

Klanktechnisch is Schrama feitelijk het beste af en in interpretatief opzicht leveren zij en het Hilversumse orkest een achtenswaardige prestatie. De opname van Barrera klinkt een fractie minder imposant, maar laat ook een redelijk ver bovenmodale interpretatie horen. Net nog weer wat beter komt het concert er in handen van Moretti en de Naïve opnamemensen vanaf.

In een gezelschap van louter dames, is De Maistre de enige man die na Zabaleta voor een prachtige registratie zorgde. Jammer dat hij in Wenen niet kon beschikken over het hem vertrouwde filharmonisch orkest, maar het omroepensemble is gelukkig een redelijk waardige vervanging.

In vogelvlucht zijn dit wat gegeneraliseerde indrukken.

 

Conclusie

 

Aan het eind van deze snelle ommegang beklijven de uitvoeringen/opnamen van De Maistre, Moretti en Schrama het meest.

 

Discografie

 

1968? Nicanor Zabaleta met het ORTF Symfonie orkest Parijs o.l.v. Jean Martinon. DG 2530008 (lp).

 

1976?. Vera Badings met het Concertgebouworkest o.l.v. Jesús López-Cobos. RCO Live RCO 06004.

 

1988. Nancy Allen met het Mexico Stad filharmonisch orkest o.l.v. Enrico Bátiz. ASV CDDCA 654.

 

1991. Gianetta Baril met het Edmonton symfonie orkest o.l.v. Uri Mayer. CBC SMCD 5086.

 

1992. Rachel Masters met City of London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN9094.

 

1993. Ann Hobson Pilot met het Engels Kamerorkest o.l.v. Isaiah Jackson. Koch 37261.

 

1996. Jutta Zoff met de Staatskapel Dresden o.l.v. Siegfried Kurz. Berlin Classics BC 2101-2.

 

1997. Tatjana Tauer met het St. Petersburg kamerorkest o.l.v. Edward Serov. Kontrapunkt.

 

1999. Catrin Mayr Williams met het Gran Canaria filharmonisch orkest o.l.v. Adrian Leaper. Arte Nova 74321-56356-2.

 

2000. Isabelle Moretti met het Nationaal orkest Lyon o.l.v. David Robertson. Naïve V 4860.

 

2001. Marie-Pierre Langlamet het het Orkest van Picardië o.l.v. Edmon Colomer. Assai 22228-2.

 

2003 Magdalena Barrera met het Stedelijk orkest Granada

o.l.v. Josep Pons. Harmonia Mundi HMC 90.1808.

 

2004. Susanna Mildonian met het Nieuwe Franse Omroeporkest o.l.v. Eduardo Mata. Dureco 1863432876.

 

2004. Godelieve Schrama met het Radio Kamerorkest o.l.v. Gérard Korsten. NorthWest Classics NWC 411087.

 

2010. Xavier de Maistre met het Weens omroeporkest o.l.v. Bertrand de Billy. RCA 88697-64436-2.

 

2011. Alice Giles met het Adelaide symfonie orkest o.l.v. David Porcelijn. ABC 4763528.