Verg. Discografieën

GOUNOD: FAUST

GOUNOD: FAUST

 

Dat een Fransman van Goethe’s heilige Faust een opera maakte, stuitte in Duitsland op zoveel verzet dat men het werk niet alleen jarenlang in het Duits zong, maar ook Margarethe noemde. Die tijd is al lang voorbij en het werk wordt al lang serieus genomen als drame lyrique, een vorm die als tegenwicht, zelfs tegenpool moest dienen voor de grand opéra van Meyerbeer.

 

Achtergronden

 

Dat Gounods oude paradepaard nog steeds populair is bij het grote publiek, bleek tijdens de reeks voorstellingen van de Nationale Opera in Amsterdam, voorjaar 2014. Geen wonder: het onweerstaanbare verhaal, de overdaad aan mooie melodieën, de fraaie orkestratie van een opera die mijlenver verwijderd is van Goethe origineel en waarin een elegante, mild satantische Mefisto Faust van een oude man in een jongeling transformeert, werkt op de verbeelding en waarom ook niet? De balletmuziek draagt zeker ook tot de populariteit bij.

Faust, de vierde van Gounods twaalf opera’s, zorgde in de negentiende eeuw voor veel furore. Het pop Goethe’s Faust I gebaseerde verhaal over een gegoede jonge geleerde die met hulp van de duivel een meisje verleidt en daarvoor richting hel zijn verdiende loon krijgt, viel destijds goed in de smaak. Niettemin wordt Marguérite tenslotte, gadegeslagen door een berouwvolle Faust, in de hemel opgenomen. Een Faust die de hoop op verlossing had opgegeven zonder de noodzaak van saaie theologie of verplicht kerkbezoek.

Gounods Faust uit 1859 is slechts heel in de verte verwant met die van Goethe, maar het libretto van Jules Barbier en Michel Carré heeft iets aan directheid en gemis aan pretentie die het werk ideaal geschikt maken voor het operatoneel. Bovendien zit de partituur zo vol aanstekelijke melodieën dat geen ander werk meer aanleiding gaf tot instrumentale bewerkingen, fantasieën en variaties dan dit.

Vooral de tenorrol van Faust levert beklijvende melodieën op met zijn ‘Salut! Demeure chaste et pure’ uit de derde akte als onbetwist hoogtepunt en fraai voorbeeld van Gounods lyrische stijl. Maar ook de duetten van voor Faust en Mefisto in de eerste akte en die van Faust en Marguérite in de derde  en vijfde akte zijn onweerstaanbaar. Verder zijn daar natuurlijk het ‘soldatenkoor’,en de ‘juwelenaria,

Kortom, Gounod biedt een schijnbaar eindeloze stroom van meezingbare melodieën die het werk hoogst aantrekkelijk maken.  

 

De opnamen

 

Bij de parade der opnamen valt meteen het wisselend apprecitatielot van deze opera op. Van 1926 tot eind jaren vijftig was het werk getuige de vele uitgaven erg populair, daarna was die tanende en de afgelopen vijfentwintig jaar is de rol van de cd – terecht – door de dvd overgenomen.

Natuurlijk is de lijst ook verre van volledig, want er schijnen wel 125 complete, gedeeltelijke en vertaalde uitgave te zijn sinds Bruno Seidler-Winkler in 1908 het voortouw nam. Onvermijdelijk waren ook weer niet alle opnamen beschikbaar en de historische laten we graag aan de fanatieke verzamelaars over.

Wat jammer dat de opnamen die Naxos heeft heruitgebracht van Wilfred Pelletier zijn gecoupeerd. Vooral de eerste uit de Opera in Boston uit april 1940 laat mooie dingen horen. Richard Crooks is wel een eerder Italiaans dan Frans klinkende Faust, maar wat een geëngageerde voordracht. Ezio Pinza is een dynamische, karakteristieke duivel, heel snel in de Gouden Kalf aria. Jammer ook dat Helen Jepson enigszins schril klinkt.

De vocale partijen zijn in de Met opname uit 1950 schitterend. Jussi Björling is een zinderende Faust en verleent zijn hogere stembereik een gouden randje. Hoewel Dorothy Kirsten als Marguérite wat nuchter en niet te dromerig is, werkt dat alleen maar ten voordele. Cesare Siepi biedt alles wat men van Méphistophélès kan wensen: broedend en alwetend.

In de orkestbak laat de passend genaamde Fausto Cleva de partituur van Gounod precies goed zijn werk doen en de (mono) opname heeft de tand des tijds behoorlijk weerstaan.

De derde markante opname die de aandacht verdient is van André Cluytens uit 1953 vanwege de heel authentieke theatersfeer. Gedda’s Faust is prachtig gallisch en stijlvol met een expressiebereik dat haast zijn gelijke niet kent. Victoria de los Angeles is een heel pure Marguerite terwijl Boris Christoff soms haast te ver gaat in de demonie van de duivel. Het Franse orkest laat ook groot enthousiasme horen.

Men kan altijd twijfel hebben over de verstaanbaarheid van Joan Sutherland, maar haar krachtige, kleurige stem heeft hier wel iets en Nicolai Ghiaurovs potentiële duivel zonder ruggengraat is ook imposant. Maar bij Richard Bonynge is het toch vooral Franco Corelli die in de titelrol de meeste indruk maakt. Zijn Franse uitspraak laat te wensen over, maar hij weet de mentale turbulentie van de hoofdrol fraai uit te diepen. De dirigent zorgt voor voortdurende spanning.

Op papier beloven de opnamen van Georges Prêtre veel, zeker gezien de bezettingen die hem ter beschikking stonden, in de praktijk valt het resultaat wat tegen.

Mogelijk is ook de realisatie van Colin Davis niet volkomen idiomatisch, maar hem stond wel een op één na een puik stel solisten ter beschikking. Teleurstellend is de hoofdrol van Francisco Araiza die met groezelige stem soms zelfs geforceerd zingt. Frappant goed is wel de lichte, bekoorlijke Te Kanawa en de duivelse verleider Jevgeny Nesterenko.

Dat Michel Plasson een beroep op de onbekende jonge Amerikaanse tenor Richard Leech deed, bleek een goede greep. De hoge C is geen probleem voor hem. Als zijn beminde zorgt een andere Amerikaanse, Cheryl Studer, voor een heel gedifferentieerd en fris gezongen partij. Luister naar haar ‘juwelenaria’ en Roi de Thulé lied. Ook José van Dam als – nu eens niet Oost-Europese - duivel en Thomas Hampson als Valentin passen ideaal in deze luxe bezetting. Misschien staat de dirigent soms wat lag stil bij details, maar wat zou het? Hij dirigeert het werk met de juiste mix van sensualiteit, panache en elegantie. Grappig dat hij bij het soldatenkoor ook het koor van het Franse leger betrekt.

De opname uit Wales maakt een positieve indruk. Hadley staat voor een eerder lyrische dan heldhaftige Faust, Gasdia weet mooi te nuanceren als Marguérite en brengt duidelijk verschil aan tussen een wat bleke aria ‘Roi de Thulé’ en de briljante Juwelenaria. Samuel Ramey is een mooi sinistere, demonische Mefisto. Sommige van dirigent Carlo Rizzi’s tempi zijn misschien discutabel, over het geheel staat hij voor een frisse, levendige vertolking.

 

Beeldopnamen

 

Nadat de operawereld geleidelijk deze opera de rug had toegekeerd, keerde de belangstelling terug en begonnen gelukkig ook langzaam de eerste dvd opnamen. De meeste zijn gemaakt gedurende lopende theatervoorstellingen en laten dus een behoorlijk ingespeeld ensemble zien en horen.

Het meest Franse aan de opvoering onder Charles Mackerras is het Parijse theater, hoewel Gedda en Soyer als Frans beschouwd kunnen worden c.q. dat ook echt zijn. Regisseur Jorge Lavelli deed de materie geen geweld aan met onnatuurlijke verschuivingen in tijd en plaats en als geheel ontstond een best gezaghebbende opvoering met vier zangersrollen op heel hoog niveau. Gedda is een nu eens aarzelende dan weer doortastende Faust, als altijd in het bezit van prachtig geconserveerde stemmiddelen, Freni wet behalve het charmante ook het dromerige van haar rol te laten horen en Soyer is een sluwe duivel.

In New York hevelde regisseur Des MaAnuff de opera wel over naar de twintigste eeuw. Bij hem is Faust een atoomgeleerde die na het vallen van de eerste atoombommen in Japan met zijn (slechte) geweten wordt geconfronteerd. De bijkomende laboratorium locatie past natuurlijk niet zo goed bij Gounods romantische muziek, maar wie daar overheen stapt, wacht in vocaal opzicht een prestatie van de bovenste plank. Kaufmann is een gedroomde Faust, de hier onbekende Poplavskaya ontpopt zich als een geloofwaardige Marguérite. Dat maakt vooral dat de liefdesduetten heel mooi slagen. Braun kan er als duivel goed mee door. Opvallend is hoe Yannick Nézet-Séguin de begeleiding allure en glans verleent.

De EMI opname van Antonio Pappano oogt en klinkt voortreffelijk. Alagna is op de toppen van zijn kunnen in de titelrol, al blijft bij hem het hoogste register wat scherp en had zijn stem iets meer mogen kleuren, maar verder is in vocaal opzicht bij hem alles optimaal. Naar verwachting overtreft Gheorghiu hem in al haar prestaties, ook acterend al neigt ze soms tot overdrijving. Als duivel neemt Bryn Terfel een goede houding aan, niet te overdreven dramatisch, maar wel briljant en redelijk charmant.

Uit de orkestbak klinkt een meer dan solide, dramatische ondersteuning en Pappano leidt de hele voorstelling in goede banen. Gelukkig zijn de aankleding en regie (van McVicar) dusdanig dat het werk niet vervreemdend naar een ander tijdperk is overgeheveld maar wel verfrissend is.

Wat is er van Faust nog meer op dvd? Een opvoering uit de Weense Staatsopera (1985) o.l.v. Erich Binder met Francisco Araiza, Gabriela Beňačková-Cápová, Ruggero Raimondi en Walter Grönroos in de regie van Ken Russell die Marguérite als non heeft verkleed en er met de haren een balletdanseres bij heeft gesleept. Matige geluidskwaliteit, dus niet echt de moeite waard. En eentje uit Parma (1987) o.l.v. Alain Guingal met Alfredo Kraus, Ana Maria González, Nicola Ghiuselev en Roberto Coviello (Hardy Classic HCD 4005) en tenslotte eentje van Paul Ethuin (1973) uit Tokio met Alfredo Kraus, Renata Scotto, Nicolai Ghiaurov en Lorenzo Saccomani (VAI 4417) die nauwelijks aantrekkelijker en zeker minder Frans zijn.

 

Conclusie

 

Tenslotte gaat de keus bij de cd’s vooral tussen Plasson en Rizzi, wiens Teldec opname hopelijk door Warner wordt uitgebracht. Het beschikbare veld van de dvd opnamen overziende, is men voorlopig het beste af met de EMI opname van Pappano, gevolgd door die van Nézet-Séguin.

 

Discografie

 

1926. César Vezzani, Mireille Berthon, Marcel Journet met het Ensemble van de Parijse Opéra o.l.v. Henri Busser. Andante 69948-73995-2 (4 cd’s).

 

1930. César Vezzani, Mireille Berthon, Marcel Journet het het Ensemble van de Nationale Opera Parijs o.l.v. Henri Busser. Membran 231136, Pearl GEMM CDS 9987 (2 cd’s).

 

1930. Heddle Nash, Miriam Licette, Robert Easton met het BBC Symfonie orkest en –koor o.l.v. Thomas Beecham. Dutton 2CDAX 2001 (2 cd’s).

 

1940. Richard Crooks, Helen Jepson, Ezio Pinza met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v Wilfrid Pelletier. Naxos 8.110016/7 (bekorte versie op 2 cd’s).

 

1943. John Charles Thomas, Licia Albanese, Ezio Pinza met koor en orkest o.l.v. Thomas Beecham. Opera Magics OM 2413-2 (2 cd’s).

 

1948. Georges Noré, Geori Boué, Roger Bourdin met het Royal philharmonic orkest en –koor o.l.v. Thomas Beecham. Naxos 8.110117/18 (2 cd’s).

 

1949. Giuseppe di Stefano, Dorothy Kirsten, Italo Tajo met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Wilfrid Pelletier. Arkadia MP 478.2 (2 cd’s).

 

1950. Dorothy Kirsten, Jussi Björling, Frank Guarrera, Cesare Siepi met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Fausto Cleva. Arkadia GA 2008 (2 cd’s), Naxos 8.111083/5 (3 cd’s).

 

1951. Eugen Conley, Eleanor Steber, Cesare Siepi met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Fausto Cleva. Preiser 20015 (2 cd’s). 

 

1952. Mario Filipeschi, Renata Tebaldi, Italo Tajo met koor en orkest van de Italiaanse omroep Milaan o.l.v. Carlo Maria Giulini. Legato SRO 8102 (2 cd’s).

 

1953. Nicolai Gedda, Victoria de los Angeles, Boris Christoff met het Ensemble van de Nationale Opera Parijs o.l.v. André Cluytens. EMI 565.256-2 (3 cd’s).

 

1954. Ferruccio Tagliavini, Anna Maria Rovere, Boris Christoff met koor en orkest o.l.v. Gabriele Santini. Bongiovanni HOC 009/10 (2 cd’s).

 

1955. Jan Peerce, Victoria de los Angeles, Cesare Siepi met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Pierre Monteux. Andromeda ANDRCD 5037 (2 cd’s).

 

1958. Nicolai Gedda (t), Victoria de los Angeles (s), Liliane Berton (s), Rita Gorr (ms), Boris Christoff (bs), Ernest Blanc (b) met het Ensemble van de Parijse Opéra o.l.v. André Cluytens. EMI 769-983-2, 559.820-2 (3 cd’s).

 

1959. Jussi Björling, Elisabeth Söderström, Cesare Siepi met het Ensemble van de Metropolitan Opera, New York o.l.v. Jean Morel. Music & Arts 701 (2 cd’s).

 

1959. Eugenio Fernandi, Renata Scotto, Nicola Ross Lemeni met koor en orkest van de Italiaanse omroep Turijn o.l.v. Armando la Rosa Parodi. Myto 2 CD 00246 (2 cd’s).

 

1966. Franco Corelli, Joan Sutherland, Nicolai Ghiaurov, Robert Massard met het Ambrosian operakoor en het Londens symfonie orkest o.l.v. Richard Bonynge. Decca 421.240-2 (3 cd’s).

 

1971. Nicolai Gedda, Heather Harper, Nicolai Ghiaurov met het Ensemble van het Teatro Colon Buenos Aires o.l.v. Gianandrea Gavazzeni. Opera d’Oro OPD 1443, Myto MCD 031-275 (3 cd’s).

 

1977. Alfredo Kraus, Mirella Freni, Nicolai Ghiaurov met het Ensemble van La Scala Milaan o.l.v. Georges Prêtre. Myto MCD 985.198 (3 cd’s).

 

1979. Placido Domingo, Mirella Freni, Nicolai Ghiaurov, Thomas Allen met het Ensemble van de Nationale Opera Parijs o.l.v. Georges Prêtre. EMI 747.493-8 (3 cd’s).

 

1986. Francisco Araiza, Kiri te Kanawa, Yevgeny Nesterenko met koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Colin Davis. Philips 420.164-2 (3 cd’s).

 

1991. Giacomo Aragall, Montserrat Caballé, Paul Plishka met het Ensemble van de Opéra du Rhin o.l.v. Alain Lombard. Erato 2292-45685-2 (3 cd’s).

 

1991. Richard Leech (t), Cheryl Studer (s), José van Dam (b), Thomas Hampson (bs), Martine Mahé (ms), Nadine Denize (s), Marc Barrard (b), Koor van het Franse leger en het Ensemble van het Capitole theater, Toulouse o.l.v. Michel Plasson. EMI 754.228-2, 556.224-2 (3 cd’s).

 

1993. Jerry Hadley (t), Cecila Gasdia (s), Samuel Ramey (bs), Susanne Mentzer (ms) Alexander Agache (b) met het Ensemble van de Welsh Opera o.l.v. Carlo Rizzi. Teldec 4509-90872-2 (3 cd’s).

 

2009. Piotr Beczala, Soile Isokoski, Kwangchul Youn met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v Bertrand de Billy. Orfeo C 805.103 D (3 cd’s).

 

In het Engels

 

1930. Heddle Nash, Miriam Licette, Robert Easton met het BBC koor en het Beecham orkest o.l.v. Clarence Raybould. Dutton 2DAX 2001 (2 cd’s). 

 

1998. Paul Charles Clarke, Diana Montague, Garry Magee met het Philharmonia orkest en het Geoffrey Mitchell koor o.l.v. David Parry. Chandos CHAN 3014 (3 cd’s).

 

In het Duits

 

1937. Helge Rosvaenge, Margarete Teschemacher, Georg Hann met koor en orkest van de Rijkszender Stuttgart o.l.v. Joseph Keilberth. Preiser PR 90040 (2 cd’s).

 

1938. Helge Rosvaenge, Hild Singenstreu, Michael Bohnen met koor en orkest van de Rijkszender Berlijn o.l.v. Heinrich Steiner. Myto 2 MCD 941.96 (2 cd’s).

 

1943. Helge Rosvaenge, Trude Eipperle, Georg Hann met het Ensemble van de Stedelijke Opera Berlijn o.l.v. Artur Rother Walhall WLCD 0112 (2 cd’s).

 

In het Russisch

 

1948. Igor Kozlovsky, Elisaveta Shumskaya, Mark Reizen met het Ensemble van het Bolshoi theater o.l.v. Viktor Nebolsin. Dante LYS 301/3 (3 cd’s).

 

Video

 

1973. Alfredo Kraus, Renata Scotto, Nicolai Ghiaurov met het NHK Italiaans operakoor en het NHK symfonieorkest Tokio o.l.v. Paul Ethuin. VAI 4417 (dvd).

 

1975. Nicolai Gedda (t), Mirella Freni (s). Roger Soyer (b), Tom Krause (bs) met het ensemble van de Parijse Nationale Opera o.l.v. Charles Mackerras. Better Music OMD 004 (dvd).

 

1985. Francisco Araiza, Gabriela Beňačová-Cápová, Walton Grönroos met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Erich Binder. DG 073-410-8 (2 dvd’s).

 

1987. Alfredo Kraus, Ana Maria González, Nicola Ghiuselev, Roberto Coviello met het Ensemble van het Teatro Regio di Parma o.l.v. Alain Guingal (dvd).

 

2004. Roberto Alagna, Angela Gheorghiu, Bryn Terfel , Simon Keenlyside en Sophie Koch met het Ensemble van Covent Garden Londen o.l.v. Antonio Pappano. EMI 631.611-9 (2 dvd’s).

 

2011. Jonas Kaufmann, Marina Poplavskya, René Pape, Russell Braun met het Ensemble van de Metropolitan Opera New York o.l.v. Yannick Nézet-Séguin. Decca 074-381-1 (2 dvd’s).