Verg. Discografieën

HAYDN: SYMFONIE NR. 94 MET DE PAUKENSLAG

HAYDN: SYMFONIE NR. 94 MET DE PAUKENSLAG

 

De ‘Surprise’ (om even de Engelse titel van deze symfonie aan te halen) komt middenin het tweede deel wanneer in dat luchtige, schijnbaar onbelangrijke deel ineens een fortissimo klap op de pauken klinkt. Er werd gesuggereerd dat Haydn die explosie daar liet plaatsvinden om degenen in het publiek die wegdoezelden weer bij de les te krijgen, maar de componist zelf beweerde dat hij alleen maar het de mensen met iets nieuws wilde verrassen.

 

Achtergronden

Het Londense concertpubliek was veeleisend en verwend op muziekgebied aan het begin van de jaren 1790, een sophisticated muziekcentrum en impresario J.P. Salomon trachtte Haydn en Mozart van hun diensten te verzekeren voor zijn concertserie in de plaatselijke Hanover Square rooms.

Maar alleen Haydn ging op zijn uitnodiging in en kwam naar Engeland. Zijn symfonie nr. 94 werd tijdens zijn eerste bezoek daar met een vijftal andere in Hertfordshire in 1791/2 geschreven. Een tweede reeks van zes volgde bij zijn tweede bezoek in 1794. Het zo ontstane twaalftal symfonieën is het beste en belangrijkste wat Haydn in dit genre voortbracht. Het orkest is nog uitgebreider dan bij de ‘Parijse’ symfonieën, de harmonieën zijn gedurfder met herhaaldelijke onverwachte verwisselingen van toonaard.

De langzame inleidingen zijn even groots als voorheen, maar bezitten een extra mate aan spanning die de luisteraar voorbereidt op het moois dat volgt. Aan inventiviteit dus geen gebrek.

Dat, zoals vrij uniek in deze symfonie, een enkele paukenslag met een compleet werk wordt geïdentificeerd moet zeker voor paukenisten een troostrijke gedachte zijn. Het werk heeft een standaard bouw met achtereenvolgens een snel, langzaam, snel en snel deel. Het derde deel is een menuet en de finale fungeert als vlotte en dramatische climax. Het eerste deel wordt voorafgegaan door de gebruikelijke langzame inleiding. De symfonie biedt een volmaakte mengeling van gevoelige gedachten en elegantie en daarmee een al even volmaakte Mozartiaanse synthese van vorm en inhoud.

 

De opnamen

De discografische geschiedenis van het werk begint serieus in 1929 met een opname van Koussevitzky die het, profiterend van een betere opnametechniek, in 1949 nog eens dunnetjes overdeed. Voor wie de moeite neemt die tweede opname ergens op te graven, wacht een aangename verrassing want de vertolking klinkt bepaald niet gedateerd, de opname natuurlijk wel. In zijn weergave legt Toscanini de zweep over zijn orkest. Het is voor een keertje fascinerend om te horen, maar bij herhaling maakt het resultaat een ademloze, onsympathieke indruk. En dat voor Haydn, hoe is het mogelijk. Als gedoodverfd opvolger van de meester gaat helaas de verder zo sympathieke Cantelli dezelfde weg op. Meester en leerling met dezelfde, niet echt verdedigbare jachtige opvatting.

Voor een scherp contrast zorgen hierna de trage, van iedere humor en esprit gespeende versie van Knappertsbusch en de veel boeiender, oorspronkelijker en bij vlagen verrassende Furtwängler. Scherchen probeert verrassend mooie en stijlvolle dingen te laten horen, maar wordt op essentiële punten in de steek gelaten door zijn orkest. Voor de in eigentijdse oren meest plausibele, ‘normale’ Haydn zonder opsmuk en stijlzonden zorgde Van Beinum.

Odd man out is Beecham. Met hem komen we in stereoperiode. In zijn nadeel pleit dat hij een verre van correcte negentiende eeuwse uitgave gebruikt en daar zelf nog wat aan ‘verbeterde’. Maar wie zich voor een keertje over die fundamentele bezwaren heen zet, kan niet anders dan plezier beleven aan zijn lichtelijk geromantiseerde, maar ook zo levendige verklanking. Hij laat de paukenslag bewust volgen door een langere ontwaakpauze. En wat een zwier krijgt Haydn elders!

Richter kijkt met zijn opvatting teveel terug op de baroktijd: alles heel Duits strak in de maat en humorloos. Erg terloops, grof en deels met onzuiver gestemde blazers heeft Ferencsik niets wezenlijks te bieden. Veel lof oogstte Dorati met zijn boxen met alle 104 symfonieën. Zijn nr. 94 behoort daarin niet tot de besten. Vooral de blazers stellen wat teleur. En in de snelle delen wordt teveel druk op de muziek uitgeoefend. Hierna is Jochum iemand die op bescheiden wijze de muziek alle recht doet, maar verzuimt om daar net iets extra’s aan toe te voegen.

Waar Richter te nadrukkelijk terugblikte naar de barok, kijkt Giulini juist te ver uit naar de romantiek. Zijn orkest is aan de grote kant en reageert wat loom, zonder glimlach. Als zo vaak onderwerpt Karajan de symfonie aan een pure op welluidenheid en homogenisering gerichte stijl. De structuur is fraai, er zijn pakkende momenten, maar het is te eenzijdig; bovendien worden de blazers bedolven onder te luide strijkers.

Van Solti was niet anders te verwachten: een felle, dramatische lezing met in de snelle delen licht neurotische trekken, Het is dodelijk voor de charmante aspecten uit deze muziek. Bernstein is aan de trage, overgewichtige kant met zijn interpretatie die teveel Beethoveniaans in zich draagt.

Nee, dan Davis die de wezenlijke aspecten van Haydns muziek alle recht doet en al jaren geldt als een der beste vertolkers van de ‘Londense’ symfonieën. In de ‘traditionele’ groep uitvoeringen, dat spreekt. Voor een koopje levert het Kruidvat de complete symfonieën gedirigeerd door A. Fischer. Hij deed dat – verwarrend genoeg – tweemaal. De eerste keer was mooi gedaan wanneer men de niet steeds zuivere intonatie van de blazers en het ietwat misplaatste gebruik van ouderwets portamento en rubato voor lief neemt. De tweede keer werd van deze symfonie een ‘live’ opname door MDG in Graz gemaakt; deze overtuigt beter, al is onduidelijk waarom hij sommige versieringen aanbrengt in de hoekdelen en het trio uit het menuet door soloviolen laat spelen.

Intussen zijn we natuurlijk al lang aangeland in de periode van de ‘authentieke’ uitvoeringspraktijk. Die werd in 1984 ingeluid door Hogwood. Zijn aanpak is licht en hij gebruikt een fortepiano continuo. Maar zoals bij veel eerste nobele pogingen tot ‘Originalklang’ klinkt zowel bij de strijkers als bij de blazers ietwat ongemakkelijk. Altijd tot compromissen bereid als het de zaak en zijn uitgesproken opvattingen maar diende, tapte Harnoncourt bij het Concertgebouworkest uit een ander vaatje. Oudere muziek opvattingen gerealiseerd door een perfect spelend traditieorkest. Het was wennen aan het erg vlotte, mee door de hoorns opgezweepte menuet, maar wat een verademing waren dat minimale vibrato, de felle, zuivere articulatie en de over het geheel frisse aanpak. Geen enkel detail wordt over het hoofd gezien en de muziek mousseert heerlijk.

Wat een teleurstelling is hierna Wordsworth met zijn suffe interpretatie door een op zich passend ensemble met de slappe paukenslag als bewijs. Nee, dan overtuigt Tate weer een stuk meer met een heel ranke, levendige voorstelling van zaken. Haydn met pit en een glimlach en ook weer heel fraai uitgewerkte details. Bij Brüggen mogen we altijd dankbaar dat van hem en zijn goede orkest zoveel ‘live’ opnamen zijn gemaakt. Anders hadden we erg veel van zijn zendingswerk gemist. Maar lang niet altijd klinken dergelijke opnamen optimaal, een gemakkelijk te dragen verlies wanneer we te maken hebben met een zo liefde- en begripvolle weergave van de muziek. Het gaat zo om een van de meest ‘juiste’ interpretaties vol verfijning en esprit. Alleen: waarom moet de finale met zo’n geweldig rubato eindigen. Klein smetje: de paukenslag komt een zestiende te vroeg. Een montagefoutje?

Een duidelijke opvatting waarin voorrang wordt verleend aan koper en pauken en de strijkers wat zwakjes blijven in verhouding of balansproblemen bij de opname kenmerken de verrichtingen van Goodman. Het resultaat klinkt wat koortsig en agressief. Tamelijk gelikt en gladjes verloopt de muziek bij Slatkin die zijn beste momenten beleeft in menuet en finale. Te laat eigenlijk. Meer dan slecht opgenomen routine heeft Pople niet te bieden.

Fey en zijn Heidelbergers zetten moderne strijkers en historische blaasinstrumenten in en dat met mooi resultaat al zijn de trompetten wat te schreeuwerig. Het draagt bij aan een opgelegd rauw karakter van de vertolking die verder wordt gekenmerkt door nodeloze tempowisselingen en overdreven accenten. Helemaal authentiek gaat Hickox te werk en het is dat hij in het eerste deel wat moeizaam op gang komt, anders was hij zeker hoog geklasseerd omdat de laatste drie delen in de puntjes verzorgd zijn. Haselböck tenslotte is ook weer een dirigent die de blazers te prominent in de spotlights plaatst en de strijkers min of meer aan hun lot overlaat. Twee relatief te luide paukenslagen gevolgd door een te lange stilte maken het er ook niet beter op.  

 

Conclusie

In de traditionele categorie gaat nog steeds duidelijk de voorkeur uit naar Davis met op de tweede plaats Tate. Maar probeer op z’n minst voor een keertje ook Beecham met zijn eigengereide blijken van felheid en gevoeligheid. Bij de authentieken steken nog steeds Harnoncourt en Brüggen ver boven de middelmaat uit.

 

Discografie

1929. Boston symfonie orkest o.l.v. Serge Koussevitzky. Pearl GEMMCD 9185.

1946. Boston symfonie orkest o.l.v. Serge Koussevitzky. Andante AN 1180. 

1946. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Segiu Celibidache. Tahra TAH 273.

1949. NBC symfonie orkest o.l.v. Guido Cantelli. Testament SBT 41306.

 

1950. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Hans Knappertsbusch. Archipel ARPCD 0120.

 

1951. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Wilhelm Furtwängler. EMI 566.770-2.

 

1952. Concertgebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum. Decca 476.8483.

 

1953. Orkest van de Weense Staatsopera o.l.v. Hermann Scherchen. DG 471.256-2.

1953. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturo Toscanini. RCA GD 60281. 

1957. Royal philharmonic orkest o.l.v. Thomas Beecham. EMI 585.770-2. 

1961. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Karl Richter. DG 477.6210.

 

1967. Staatskapel Dresden o.l.v. Eugen Jochum. Berlin Classics BC 9034-2.

 

1971. Hongaars Staatsorkest o.l.v. Janos Ferencsik. Laserlight 14007.

 

1972. Philharmonia Hungarica o.l.v. Antal Dorati. Decca 448.531-2. 

1972. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Eugen Jochum. DG 474.364-2. 

1979. Orkest van de Beierse omroep o.l.v. Carlo Maria Giulini. Profil Medien PH 05037.

1981. Concertgebouworkest o.l.v. Colin Davis. Philips 442.614-2, 464.707-2. 

1982. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 439.038-2

1983. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 475.551-2.

1984. Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Decca 476.7087. 

1985. Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Berenstein. DG 445.554-2.

1987-2001. Austro-Hongaars Haydn orkest o.l.v. Adam Fischer. Brilliant Classics 99925, Nimbus NI 5200/4. 

1990. Concertgebouworkest o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Warner 2564-63061-2. 

1990. Capella Instropolitana o.l.v. Barry Wordsworth. Naxos 8.55322,\. 

1991. Engels kamerorkest o.l.v. Jeffrey Tate. EMI 355.679-2.

 

1992. Orkest van de XVIIIe eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Philips 468.546-2.

 1992. Hanover band o.l.v. Roy Goodman. Hyperion CDH 55126. 

1993. Philharmonia orkest o.l.v. Leonard Slatkin. RCA 09026-62549-2, 74321-68003-2. 

1997. Londens festival orkest o.l.v. Ross Pople. Arte Nova 74321-72109-2. 

1999. Heidelbergs symfonie orkest o.l.v. Thomas Fey. Hännsler CD 98340.

 

2000. Collegium misicum 90 o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 0662. 

2003. Weens Academie orkest o.l.v. Martin Haselböck. Novalis 150.706-2. 

2004. Austro-Hongaars Haydn orkest o.l.v. Adam Fischer. MDG 901-1325-6. 

Alfabetisch op volgorde van dirigentnaam 

….. . Camerata van de achttiende eeuw. MDG 311.0716-2.

 

 ….. . C.P.E. Back kamerorkest Berlijn o.l.v. Hartmut Haenchen. Berlin Classics BC 1027-2. 

.....  .  Dresdens filharmonisch orkest o.l.v. Günther Herbig. Berlin Classics BC 3043-2.

 …. .  Kamerorkest Lausanne o.l.v. Jésus Lopez Cobos. Denon CO 75660. 

….... Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 454.335-2. 

…. .  Hongaars Staatsorkest o.l.v. H Simsek. Hungaroton HCD 31205.

 

 …… Cleveland orkest o.l.v. George Szell. Sony 46332. 

….. . Londens kamerorkest o.l.v. Christopher Warren-Green. Virgin 561.235-2.