Verg. Discografieën

MOZART: SERENADE NR. 7, HAFFNERSERENADE

MOZART: HAFFNER SERENADE

 

In juni 1776 schreef de twintigjarige Mozart zijn Haffner Serenade in opdracht van de broer van de bruid en goede bekende van Mozart, Sigmund, ter gelegenheid van het huwelijk van Marie Elizabeth Haffner met Franz Xaver Späth op 22 juli dat jaar. Marie Elizabeth was de dochter van de in 1768 overleden koopman/bankier/burgemeester van Salzburg, Sigmund Haffner. In 1782 zorgde Mozart vanuit Wenen voor een vervolg, weer een zesdeligeserenade die we nu in vierdelige vorm kennen als de symfonie nr. 35, ook met de bijnaam Haffner, 

 

Achtergronden

 

Behalve als componist van grootschalige muziek – symfonieën, missen, opera’s – was Mozart een klusjes componist die ook heel wat lichtere verpozingsmuziek schreef voor speciale gelegenheden met diverse mate aan formaliteit. Vaak werden die muziek buiten gespeeld.

Dergelijke muziek heette doorgaans serenade of divertimento, benamingen die eigenlijk wel uitwisselbaar zijn, hoewel de serenade wel een duidelijke binding had met uitvoeringen ’s avonds. Vaak heetten dergelijke serenades daarom ook wel Nachtmusik.

Het ging dan feitelijk om achtergrondmuziek, waarbij men kon eten, drinken, praten, dansen al naar de gelegenheid daartoe aanleiding gaf. Maar die beperkingen verhinderden Mozart niet om veelal heel stijlvolle, prachtige muziek te schrijven.

Voor dergelijke serenades bestonden geen vast omschreven vormen en zo kan het gebeuren dat de Haffnerserenade, Mozarts grootste,  een soort achtdelige concertante met een belangrijke rol voor een soloviool is in het tweede, derde en vierde deel, nr. 10, de Gran Partita, louter voor blazers en de beroemdste van alle, nr. 13, de Kleine Nachtmusik oorspronkelijk voor strijkkwartet met contrabas is geschreven. De solist bij de première was Franz Xaver Kolb.

Die eerste uitvoering vond 21 juli, ’s avonds voor de bruiloft plaats. Een complicatie was dat van de musici werd dat ze tijdens de uitvoering rondliepen. Dat sloot het gebruik van pauken helemaal uit, maar ook celli waren uitgesloten want in een gezelschap van veel ook staande en rondlopende aristocratische gasten konden geen sociaal lager geplaatst musicus zich veroorloven om te zitten. De kloof tussen altviool en bas (een klein 49 cm instrument dat aan een riem werd gedragen) wordt voornamelijk door de hoorns en fagotten gevuld.

De bezetting is voor strijkorkest met paren fluiten, hobo’s, fagotten, hoorns en trompetten. Opvallend is nog dat het werk drie menuetten bevat, waarvan eentje met de toevoeging ‘galante’. Verder een Allegro maestoso, overgaand in Allegro molto met marskarakter begindeel, gevolgd door het langste deel, een andante; een ander andante is deel 6 met daartussen een rondo en het slot wordt gevormd door een adagio - allegro assai.

 

De opnamen

 

Wie zijn oog laat gaan over de list met beschikbare opnamen, zal vooreerst worden getroffen door de bekende grote namen van dirigenten en orkesten. Daar is weinig mis mee en al regel gaat dat gepaard met gedegen, betrouwbare verklankingen. Hier is het vooral Karl Böhm die blijvend indruk maakt (als is Claudio Abbado ook niet te versmaden in een eigen Berlijnse productie die een aanvulling mist). 

Maar toch zijn het juist de minder bekenden die vaak meer indruk maken. Sándor Végh bijvoorbeeld in Salzburg met een liefdevolle, ritmisch levendige aanpak en fraai uitgewerkte details De solist toont verbeelding.

Ook Ton Koopman heeft veel aan zijn solist, Pavlo Bezosniuk te danken; hij laat de muziek sprankelen en de dirigent gaat vrijpostig te werk in een vrij robuuste weergave die helder klinkt.

Bij  de hoogst elegante en gecultiveerde Neville Marriner is het ook weer de soliste Iona Brown die de show steelt. Nog beter komt ze tot haar recht in de Hänssleropname, waar ze de Acedmy ook zelf leidt. 

Bij Charles Mackkeras is Oldrich Viček meer een man voor teamwork, maar de dirigent toont zich een ware Mozartiaan. Jammer daarom dat hij vrijwel alle herhalingen weglaat. Natuurlijk verdient ook Frans Brüggen alle waardering. Bij hem zorgt Lucy van Dael voor passende, eigen cadensen.

Takako Nishizako toont zich een reddende engel bij Johannes Wildner in een charmante weergave, waarin het de menuetten wat aan lichtvoetigheid ontbreekt.

Ondernemingslustiger is Gordan Nikolich. Hij voerde, indachtig aan wat leter met de Haffner symfonie gebeurde de aanvankelijk ontbrekende instrumenten toe en het werk wint zo aan kleur en nuancering. Het slagwerk zorgt in de tweede helft van het eerste deel voor een markanter marskarakter en meteen in het tweede deel laat hij horen hoe belangrijk zijn aandeel als vioolsolist is. Het hele werk klinkt nu lyrisch en heel welsprekend met een door licht drama afgewisselde lyriek. Voeg daarbij dat de evenwichtige opname de best klinkende van het hele stel is en de

 

Conclusie

 

Is duidelijk: Nikolic blijkt duidelijk voorlopig ‘winnaar’. Hij laat de serenade voorafgaan door de Mars KV 249, een logische standaardprocedure. De andere genoemde dirigenten bieden kwantitatief meestal wel meer muziek, maar de ten volle benutte SACD mogelijkheden helpen om de doorslag te geven.

 

Discografie

 

1949. Winterthur symfonie orkest o.l.v. Fritz Busch. Guild GHCD 235-2.

 

1951. Bambergs symfonie orkest o.l.v. Ferdinand Leitner. DG 477.5813 (2 cd’s).

 

1954. Weens symfonie orkest o.l.v. Clemens Krauss. Archiphon ARPCD 0137.

 

1954. Gürzenich orkest Keulen o.l.v. Günter Wand. Testament SBT 1302.

 

1957. Georg-Friedrich Hendel met het Kamerorkest van de Saarlandse omroep o.l.v. Karl Ristenpart. Erato 2292-45559-2.

 

1962. Yehudi Menuhin met het Bath Festival orkest. EMI 767.053-2.

 

1970. Thomas Brandis met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Karl Böhm. DG 469,578-2, 427.889-2 (3 cd’s), 453.076-2 (2 cd’s).

 

1972. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Rafael Kubelik. DG ……

 

1972. Weens Mozartensemble o.l.v. Willi Boskovsky. Decca 458,310-2 (8 cd’s), 443.458-2.

 

1976. Josef Suk met het Praags kamerorkest o.l.v. Libor Hlavácek. Supraphon SU 110.635-2.

 

1982. NHK Symfonie orkest o.l.v. Günter Wand. King KKC 2041.

 

1982. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Günter Wand. Profil Medien PH 04053.

 

1984. Jaap Schröder met de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 411.936-2.

 

1986. Iona Brown met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Philips 464.022-2 (2 cd’s).

 

1986. Bambergs symfonie orkest o.l.v. Eugen Jochum. Eurodisc 257.674.

 

1987. Oldrich Viček met het Praags Kamerorkest o.l.v. Charles Mackerras. Telarc CD 80161.

 

1987. Franz Liszt kamerorkest o.l.v. Janos Rolla. Hungaroton HCD 12944.

 

1988. Pavlo Beznosiuk met het Amsterdams Barokorkest o.l.v. Ton Koopman. Erato 2292-45436-2, Warner 2564-60712-2.

 

1988. Jean-Jacques Kantorow met het Orchestre d’Auvergne o.l.v. Leopold Hager. Denon CO 73870.

 

1988. Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Colin Davis. Novalis 150711-2,  Brilliant Classics 94051/37.

 

1989. Roland Greutter met het NDR Symfonie orkest Hamburg o.l.v. Günter Wand. RCA RD 60068.

 

1989. Arvid Engegård met de Camerata academica van het Mozarteum Salzburg o.l.v. Sandor Végh. Capriccio 10334.

 

1990. Thomas Zehetmair met de Staatskapel Dresden o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec ZK 8.4306-2.

 

1990. Takako Nishizaki met de Cappella Istropolitana o.v. Johannes Wildner. Naxos 8.550333.

 

1991. Suk Kamerorkest o.l.v. Jacques-Francis Manzone. BNL 112808.

 

1991. Lucy van Dael met Orkest van de achttiende eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Philips 432.997-2.

 

1993. Josef Kroft met het Tsjechisch filharmonisch kamerorkest. Pony Canyon  PCCL 00188.

 

1994. Isaac Stern met het Franz Liszt kamerorkest Boedapest o.l.v. Jean-Pierre Rampal. Sony SK 66270.

 

1996. Pinchas Zukerman met Leden van het Los Angeles filharmonisch orkest o.l.v. Pinchas Zukerman. Sony 63254 (2 cd’s).

 

1996. Rainer Kussmaul met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. Berliner Philharmoniker BPH 0610.

 

1996. Lausanne Kamerorkest o.l.v. Jesus Lopez-Cobos. Cascavelle VEL 1063.

 

1997. Iona Brown met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Hänssler CD 94.613, 98.173.

 

1999. Frank Stadler met het  Mozarteum orkest Salzburg o.l.v. Hubert Soudant. Orfeo C 568.011 B.

 

1999. Pamela Frank met het Tonhalle orkest Zürich o.l.v. David Zinman. Arte Nova 74321-72104-2 (2 cd’s).

 

2003. Ernö Sebastyén met het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Günter Wand. Hänssler PH 04053.

 

2006. Spirit of Europe o.l.v. Martin Sieghart. Gramola 98798/9 (2 cd’s).

 

2006. Gordan Nikolic met het Nederlands Kamerorkest o.l.v. Gordan Nikolic. Pentatone PTC 5186-097.

 

2007. Natsumi Wakamatsu met het Orchestra Libera Classica o.l.v. Hidemi Suzuki. TDK TDK-AD019.

 

Met onbekende opnamedatum

 

..... New Yorkse filharmonische virtuozen o.l.v. Richard Kapp. Turnabout 115677-2 (3 cd’s).

 

….. Mauro Loguercio met de Berlijnse Kammer-Akademie o.l.v. Thomas Wilbrandt . Japanse Victor VDC 1308.

 

Bewerking Kreisler voor viool en piano van het Rondo

 

1982. Dmitry Sitkovetsky en Bruno Canino. Orfeo C 048831 A.