Verg. Discografieën

MILHAUD: CRÉATION DU MONDE, LA

MILHAUD: LA CRÉATION DU MONDE

 

Darius Milhaud ontdekte de jazz in 1920 in Londen; voor een diepgravender kennismaking ging hij in 1922 naar Harlem. Terug in Parijs verwerkte hij in 1923 die impressies in zijn op Afrikaanse folklore gebaseerde korte, nog geen 17 minuten durende balletmuziek.

 

Achtergronden

 

Toen Milhaud in 1920 Londen bezocht om de Engelse première van Le boeuf sur le toit bij te wonen, hoorde hij voor het eerst jazz. Zijn enthousiasme was meteen gewekt, hij kreeg meteen de smaak van de jazz te pakken en ging vervolgens twee jaar later naar New York om deze nieuwe muziektaal uit eerste hand nader te leren kennen.

De ritmen, de melodielijnen het het spel van het slagwerk dat hij in de jazz clubs in Harlem hoorde, Bekoorden hem enorm. Als resultaat componeerde hij in 1923 bij zijn terugkeer naar Parijs La création du monde als zijn opus 81, het eerste klassieke, door jazz geïnspireerde werk (Gershwins Rhapsody in blue ontstond pas een paar maanden later).

Zelf noteerde de componist hierover: “Tegen de beat van de drums gaan de melodielijnen kriskras in een ademloos patroon van gebroken en verdraaide ritmen”. Hij besloot deze nieuwe vondsten meteen te gebruiken toen men hem om een kamermuziekstuk voor ballet vroeg.

Het vruchtbare ballet op een scenario van Blaise Cendrars en decors van Ferdinand Léger beeldt het ontstaan van de wereld uit zoals dat in Afrikaanse legendes wordt verhaald. Het werk is in eerste aanleg bedoeld voor een klein ensemble naar het voorbeeld dat hij in New York had gezien.

Het resultaat is een vrijwel volmaakte synthese van gesyncopeerde jazz elementen met klassieke westerse procedures, inclusief een overduidelijke Bach-achtig prelude en fuga begin (dat herinnert aan het begin van de Johannes Passion) en dat een zwoele draai krijgt door de prominente aanwezigheid van een altsaxofoon. Op weg naar de onstuimige paringsdans aan het eind waarin alle instrumenten een eigen koers lijken in te slaan, horen we nog een Stravinsky-achtige quickstep en een Gershwineske idylle.

 

De opnamen

 

Helaas is het niet mogelijk om aan de hand van de in de lijst vermelde opnamen een goed, volledig totaalbeeld te geven: lang niet alle opnamen waren helaas disponibel. Maar de uitkomst lijkt aan de hand van het wel beschikbare materiaal wel bepaald.

Het is natuurlijk interessant om de componist als eerste zelf eigen werk te horen uitvoeren, maar de beste vertolker daarvan is hij niet, al is het heel eigen Milhaud programma op de EMI opname wel aanlokkelijk met verder ook Le boeuf sur le toit, de Suite provençale, Saudados de Brasil en de versie voor 2 piano’s van Scaramouche.

Het is jammer dat de opname van Prêtre is verdwenen. Hij gaf de muziek namelijk op virtuoze manier erg veel verve.

Zelf qua vorming half uit de jazz- en half uit de klassiekwereld komend, was Bernstein een ideale, haast charismatische bemiddelaar in deze muziek. Zijn vertolking met het ideaal Frans klinkende orkest behoort dan ook nog altijd tot de meest idiomatische. Ook zijn eerdere opname uit 1951 is nog erg het aanhoren waard.

Helder en uitgelaten orkestspel bepalen de lezing van Nagano. Aan het begin van het werk schept hij een mooi geheimzinnige sfeer en hij zorgt dat de muziek een duidelijk profiel en karakter krijgt. De fuga in de eerste scène klinkt dwingender dan gewoonlijk.

Tot de aangename verrassingen behoort een andere, ook heel Frans aandoende verklanking van Casadesus. Hij laat het stuk verfijnd en met veel ritmische vaart spelen.

In Ierland weet die andere dirigent met een Franse achtergrond, Tortelier, het orkest aan te zetten tot een flonkerende uitvoering met veel karakter en kleur waarin ook de melancholie uit het werk aandacht krijgt.

De diverse reducties en arrangementen zijn voor een keer interessant, maar kunnen nooit het origineel vervangen.

 

Conclusie

 

Afhankelijk van de andere werken waarmee Création is gekoppeld, lijken de uitgaven van Nagano, Tortelier, Casadesus en Bernstein de aantrekkelijkste proposities.

 

Discografie

 

1932? Orkest van 19 solisten o.l.v. Darius Milhaud. EMI 754.604-2.

 

1948. Victor kamerorkest o.l.v. Leonard Bernstein. RCA 09026-68101-2.

 

1951. Columbia kamerorkest o.l.v. Leonard Bernstein. Sony 60695, Naxos 980304.

 

1956. Champs Élysées theater orkest o.l.v. Dariums Milhaud. Charlin SLC 17.

 

1966. Parijs’ Conservatorium orkest o.l.v. Georges Prêtre. EMI 763.945-2.

 

1971. Londen Festival Recording ensemble o.l.v. Bernard Herrmann. Dutton CDLF 8148.

 

1976. Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. RCA GD 60685.

 

1978. Frans Nationaal orkest o.l.v. Leonard Bernstein. EMI 747.845-2, 345.808-2.

 

1986. Sinfonia da camera o.l.v. Ian Hobson. Arabesque Z 6569.

 

1986. London Sinfonietta o.l.v. Simon Rattle. EMI 747.991-2.

 

1989. Lausanne kamerorkest o.l.v. Alberto Zedda. Virgin 661.104-2.

 

1991. Atlantic Sinfonietta o.l.v. Andrew Schenck. Koch 3-7091-2.

 

1992. Canadees kamerensemble o.l.v. Raffi Armenian. CBC SMCD 5159.

 

1992. Opera orkest Lyon o.l.v. Kent Nagano. Erato 2292-45820-2.

 

1993. St. Paul kamerorkest o.l.v. Hugh Wolff. Teldec 4509-90852-2.

 

1994. Nederlands kamerorkest o.l.v. Philippe Entremont. Vanguard 99083.

 

1996. Schönberg ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. Et’cetera KTC 9000/06.

 

1997. Omroeporkest Berlijn o.l.v. Heinz Rögner. Berlin Classsics BC 9465-2.

 

1997. New World symfonie orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. RCA 09026-68798-2.

 

2000. Orpheus kamerorkest. Sony SK 89251.

 

2003. Nationaal orkest Lille o.l.v. Jean-Claude Casadesus. Naxos 8.557287.

 

2004. Giuseppe Verdi orkest Milaan o.l.v. Hansjörg Schellenberger. Arts 47748-2.

 

2005. Ulster orkest o.l.v. Yan Pascal Tortelier. Chandos CHAN 9023.

 

2010. Ebony Band o.l.v. Werner Herbers. Channel Classics CCS 30611.

 

Concertsuite

 

1993. André Previn (p), Elizabeth Mann (fl), Steve Taylor (kl), Dennis Shifrin (fag), Richard Todd (hn). RCA 09026-68181-2.

 

1998. Stanley Hoogland (p) met het Mondriaan kwartet. BV Haast 9905.

 

Bewerking voor 2 piano’s

 

1985. Anthony Goldstone en Caroline Clemmov. Divine Art DDA 25089.

 

1997. Hector Moreno en Norberto Capelli. Frame FR 9720-2.

 

2006. Jacqueline en William Bensimhon. ATCRL ATCRL 012007/1.

 

Bewerking voor orgel

 

2011. Reitze Smits. Orgelpark 010-2011.

Video

 

1978. Frans Nationaal orkest o.l.v. Leonard Bernstein. Medici Arts 2057068 (5 dvd’s).