Verg. Discografieën

MENDELSSOHN: OCTET

MENDELSSOHN: OCTET

 

Op zijn zestiende had Mendelssohn al aardig wat met muzieknoten geëxperimenteerd, maar dat hij op die leeftijd een meesterwerk al het octet voor zes strijkinstrumenten scheef, is en blijft een klein wonder.

 

Achtergronden

 

Dat jonge componisten wel vaker prachtige werken componeren, is misschien niet zo’n wonder, maar dat het octet getuigt van een duidelijk persoonlijk karakter en van een beheersing van de daarvoor noodzakelijke technieken is dat wel.

Mozart die met zijn muzikale vroegrijpheid nog gevierder is dan Mendelssohn, componeerde op nog jongere leeftijd, maar schreef als tiener niets dat een dergelijk uitgesproken persoonlijkheid stempel draagt, zo rijp is en zo van oorspronkelijkheid getuigt als Mendelssohns octet.

Bovendien en ondanks het gangbare vooroordeel dat jeugdig meesterschap slechts tot vlotte en oppervlakkige werken leidt, was Mendelssohn een kieskeurige corrector van eigen werk. Zijn octet dateert uit 1825, maar werd pas zeven jaar later gepubliceerd (zijn waarschijnlijk beroemdste werk, de Italiaanse symfonie, beviel hem nooit geheel en bleef bij zijn dood in manuscriptvorm achter).

Het jaar 1825 bracht drie belangrijke gebeurtenissen met zich mee in het leven van Mendelssohn. De eerste was een reis naar Parijs waarin vader Abraham zijn zoon voorstelde aan de oude en ruziezuchtige Cherubini wiens lof voor de jonge Mendelssohn vrijwel iedereen verbaasde behalve de geprezene zelf. Omgekeerd had Mendelssohn niet veel op met Cherubini, die hij beschreef als een ‘gedoofde vulkaan’.

De tweede gebeurtenis was de verhuizing in Berlijn naar de paleisachtige residentie aan de Leipzigerstraße waar hij tot zijn dood op 38-jarige leeftijd in 1847 woonde.

En de derde was uiteraard de voltooiing van het octet in oktober; hij droeg het werk op aan zijn vriend, tevens vioolleraar Rietz die de kopie maakte van Bachs Matthäus Passion die hij twee jaar eerder aan Mendelssohn gaf en die later zo’n grote rol speelde bij Mendelssohns pogingen tot een Bachrenaissance. In een brief aan Goethe schreef Carl Friedrich Zelter 6 november 1825 dat het octet van Mendelssohn “Hand und Fuß hat”.

Mendelssohn hechtte in het octet speciale waarde aan het Scherzo. Zijn zus Fanny noteerde daarover: “Alleen mij vertelde hij zijn idee: dat hele deel moet staccato en pianissimo worden gespeeld waarbij nu en dan tremulandi naar voren komen en de trillers met een bliksemende lichtheid langs komen; alles licht en vreemd maar tegelijk ook suggestief en innemend; men voelt zich in de wereld van luchtgeesten die half geneigd zijn om een bezemstijl te grijpen en elkaar in een luchtprocessie te achtervolgen. Tot besluit vliegt de eerste viool er met een vederlichte luchtigheid vandoor en is alles verdwenen”.

Deze gedachte schijnt te zijn voortgekomen uit het gedeelte van Goethe’s Faust waarin de Walpurgisnacht wordt beschreven (Faust I, 4395/8), een thema waarnaar de componist later terugkeerde voor zijn grootse wereldlijke oratorium Die erste Walpurgisnacht en een ander Goethegedicht:

Wolkenzug und Nebelflor

Erhellen sich von oben.

Luft im Laub, und Wind im Rohr,

Und alles ist zerstoben.

Hier bevinden we ons in de wereld van de elfen en de kobolden die de componist zo dierbaar was.

Dat Scherzo is het enige deel dat Mendelssohn nooit herzag voor publicatie in 1829; hij verving wel het menuet van Symfonie nr. 1 door een orkestarrangement van dit Scherzo, maar dat werd pas in 1911 gepubliceerd. Meer moeite had de componist met de drie overige delen. Dat is te zien aan de hand van de verschillen en de correcties tussen het manuscript en de eerste druk.

Het lange eerste deel, een Allegro, begint meteen met een exuberante beginfrase die met jeugdig enthousiasme wordt overgenomen; het tweede thema is rustiger, melancholieker van aard. In het Andante is het klankweefsel wat luchtiger, maar de sfeer bezit iets herfstachtigs. Dit deel behoort tot het rijkste en minst sentimentele wat de componist schreef. De finale is een en al stralende uitbundigheid en de fugatische constructie zorgt voor bijzondere kracht. De laatste drie minuten behoren tot het meeslependste dat Mendelssohn schreef. 

Aan het octet valt natuurlijk de enigszins kamerorkestrale opzet op. Spohr schreef daarover in zijn autobiografie: “Mijn vier dubbelkwartetten (……) zij de enige in hun soort. Het octet van Mendelssohn valt in een heel andere categorie waarin de beide kwartetten niet in koor samenwerken en gedachten ontwikkelen, maar werken alle instrumenten op individuele basis samen”.

Maar het is vanzelfsprekend Mendelssohn zelf die het duidelijkst uitlegt wat hij wil en hij doet dat op de beginpagina van iedere partij: “Dit octet moet in alle partijen worden gespeeld in de stijl van een symfonie; de piano’s en fortes moeten heel precies worden gedifferentieerd en scherper worden geaccentueerd dan in andere stukken van deze soort”. Geen wonder dat het werk zo contrastrijk klinkt. In ieder geval wordt in het werk ook de intimiteit van het strijkkwartet gecombineerd met de vollere klank van een klein strijkorkest.

Dat opent de weg om het octet door strijkorkest te laten uitvoeren wat vooral in het verleden nogal eens gebeurde. De vorm van het strijkoctet vond verder niet zoveel navolging. Wel is het Octet in F op. 17 van Niels Gade een mooi ander voorbeeld. 

 

De opnamen

 

In de lp periode waren er nog nooit op cd overgeplante opnamen van I Musici, het Cleveland/Tokio- en het Brandis/Westphal kwartet.

De behoorlijk lange rij opnamen overziende is het goed om deze eerst naar groepen in te delen: het gaat hierbij vooral om ensembles die zijn geselecteerd uit grote kamerorkest en die gewend zijn aan de samenwerking van alledag. Verder om twee samenwerkende strijkkwartetten met als opvallendst het Emerson kwartet dat in een playback procedure met zichzelf speelt. Jammer dat deze opname alleen te verkrijgen is als onderdeel van een album met 4 cd’s. Voor wie het alleen om het Octet gaat, vallen waarschijnlijk ook andere multiverpakkingen af.

En dan zijn er vooral ook nog een paar opnamen van ad hoc ensembles zoals die sinds Pablo Casals in Prades en Perpignan en Heifetz in Aspen bekend zijn van kamermuziekfestivals.

Bij de dubbelkwartetten klinkt de uitgave van het Cleveland/Meliora kwartet niet alleen het mooist, ook de vertolking staat op een heel hoog niveau omdat de partituuraanwijzingen zo precies zijn gevolgd en vanwege de geslaagde tour de force in de finale. Memorabel ook het Kreuzberger/Eder kwartet.

Bij de ‘vaste’ ensembles gaven de opnamen van de Academy of St. Martin-in-the-Fields letterlijk lang de toon aan, zeker de Philipsuitgave en iets mindere mate die van Decca. 

Ook Divertimenti, Hausmusik (op historische instrumenten) en het Melos Ensemble   gooiden hoge ogen. De vergrotende trap bood het Lincoln Centre kamermuziekgezelschap. Maar daarna kwam het Ensemble Explorations van Roel Dieltiens met een de nog overtreffende lezing. 

De combinatie met het Vioolconcert is een gewilde. Die komen we onder meer tegen bij Gil Shaham met de jonge Sejong solisten met als nadeel dat Shaham wel erg prominent en te duidelijk hoorbaar de eerste violistrol vervult.

Wat dat betreft overtuigt James Ehnes met de leden van het Seattle kamermuziekgezelschap Erin Keefe, Andrew Wan, Augustin Hadelich (v), Cynthia Phelps, Richard O’Neill (va) en Robert deMaine en Edward Arron (vc) nog net wat meer.

De Australische Kamerorkest BIS opname klinkt voortreffelijk, maar Tognetti en de zijnen blijven nogal aan de buitenkant van de muziek.

Bij de ad hoc ensembles gaat de voorkeur uit naar Tetzlaff c.s.

Tot slot is er nog een bijzondere versie waarop de aandacht moet worden gevestigd: die van het Eroica kwartet met aanhang. Dat heeft twee redenen: in de eerste plaats ging men terug tot het manuscript uit 1825 zonder alle latere wijzigingen en verbeteringen en in de tweede plaats omdat het resultaat alleen als MP3 bestand kan worden gedownload. Het resultaat is zowel musicologisch als interpretatief zeer de moeite waard.

Dat de reductie van het octet tot een pianoduet succesvol en dus zeer de moeite waard kan zijn, illustreren Tal/Groethuysen.

 

Conclusie

 

Om de keuze verder te beperken lijkt het goed dat men zich concentreert op het Ensemble Explorations en het Cleveland/Meliora kwartet.

 

Discografie

 

1953. Weens octet. Decca 480.3431 (2 cd’s).

 

1959. Weens octet. Decca 421.093-2.

 

1961. Jascha Heifetz (v), Israel Baker (v), Arnold Beinick (v), Joseph Stepansky (va)William Primrose (va), Virginia Majewski (va), Virginia Majewski (va),Gregor Piatigorsky (vc), Gabor Rejto (vc). RCA 88725-45145-2 (21 cd’s).

 

1966. Smetana en Janácek kwartet. Supraphon SU 110648-2.

 

1967.  Academy of St. Martin-in-the-Fields kamerensemble. Decca 421.637-2, 480.7425, 475.7716.

 

1969. Melos ensemble. EMI 918.514-2 (11 cd’s).

 

1976. Kreuzberger- en Eder kwartet. Warner 8573-89089-2.

 

1978. Wührer Kamerensemble. Bayer BR 100032.

 

1978. Academy kamerensemble. Philips 420.400-2.

 

1984. Divertimenti. Hyperion CDA 66356, CDH 55043.

 

1984. Solisti Italiani. Dynamic DC-N 15.

 

1986. Camerata Bern. Erato ECD 75539.

 

1987. Cleveland- en Meliora kwartet. Telarc CD 80142.

 

1988. Weense Solisten. Amadeo 427.082-2.

 

1988. Medici- en Alberni kwartet. Nimbus NI 5140.

 

1988. Solisti Italiani. Denon CO 73185.

 

1989. Academy of St. Martin-in-the-Fields kamerensemble. Chandos CHAN 8790.

 

1989. Hausmusik. EMI 749.958-2, 545.168-2, 561.809-2 (2 cd’s).

 

1991. Musikfest Ensemble. Innovative Music Productions PCD 960.

 

1991. Jaime Laredo (v), Alexander Schneider (v), Arnold Steinhardt (v), John Dalley (v), Michael Tree (va), Samuel Rhodes (va), Leslie Parnas (vc) en David Soyer (vc). Sony SMK 46251.

 

1992.  L’Archibudelli en Smithonian chamber players. Sony SK 48307.

 

1992. Bartók kwartet, Gyula Stuller (v), Zoltán Almási (v), Sándor Devich (va), Csaba Onczay (vc). Hungaroton HCD 31351.

 

1994. Primavera kamerensemble. Resonance CDRSN 3066.

 

1996. Solisti della Scala. Thymallus THYM 101.

 

2000. Ensemble Tiramisu. Divox CDX 25238-2.

 

2001. Boston kamermuziekensemble. ……

 

2002. Leipzigs strijkkwartet met Matthias Wollong (v), Yamel Yu (v), Hartmut Rohde (va) en Martin Sanderling (vc). MDG 307.1057-2.

 

2002. Lincoln Center kamermuziek society. Delos DE 3266.

 

2003. Christian Tetzlaff (v), Isabelle Faust (v), Antje Weithaas (v), Lisa Batiashvili (v), Katherine Gowers (v), Rachel Roberts (va), Ori Kam (ba), Antoine Tamestit(va), Tanja Tetzlaff (vc), Quirine Viersen (vc), Gustav Rivinius (vc). Avi Music AVI 8553163.  

 

2003. Kodály- en Auer kwartet. Naxos 8.557270.

 

2003. Camerata de Lausanne. Camerata CM 28034.

 

2004. Emerson- en Emerson kwartet. DG 477.5370 (4 cd’s).

 

2004. Ensemble Explorations. Harmonia Mundi HMC 90.1868.

 

2005. Nash Ensemble. Wigmore Hall WHLIVE 0001.

 

2005. Jade- en Leonor kwartet. Animato ACD 6089.

 

2005. Prazák- en Kocian kwartet. Praga PRD 250221.

 

2006. Daniel Hope (v), Lucy Gould (v), Sophie Besançon (v), Christian Eisenberger (v), Pascal Siffert (va), Stewart Eaton (va), William Conway (vc), Kate Gould (vc). DG 477.6634 

 

2007. London concertante. ZUM CD 0722.

 

2009. Sejong solisten met Gil Shaham. Canary Classics CC 08.

 

2009. Solisti filarmonici Italiani. CPO 777.524-2.

 

2009. Mihaela Martin (v), Daishin Kashimoto (v), Sergei Bressler (v), Gérard Caussé (va), Frans Helmerson (vc), Kyril Zlotnikov (vc) e.a. Gideon Boss GB 004 (2 cd’s).

 

2010. Eroica kwartet met Robin Michael (v), Marcus Barsham-Stevens (v), Oliver Wilson (va) en Ken Aidso (vc). Resonus RES 10101.

 

2010. Seattle kamermuziekensemble. Onyx 4060.

 

2012. Leden Australisch Kamerorkest. BIS CD 1984.

 

…… Ensemble uit het Bambergs symfonie orkest. Membran Allegria 221058.

 

…… Kopenhaagse kamersolisten. Classico CLASSCD 138.

 

 

…… Leden St. Paul kamerorkest. Philips 412.212-2.

 

 

…… Franz Liszt kamerorkest. Hungaroton HCD 12988.

 

…… Camerata Freden. EigenArt EIGEN 014.

 

…… Leden Israël filharmonisch orkest. Decca Eloquence 480.0813. 

 

…… Amati strijkorkest. Brilliant Classics 94212 (40 cd’s). 

 

Voor strijkorkest

 

1947. NBC Symfonie orkest o.l.v. Arturob Toscanini. RCA GD 60283, Naxos 980284.

 

……Boston symfonie orkest o.l.v. Charles Munch. RCA 88697-82673-2 (8 cd’s).

 

Voor piano vierhandig

 

2008. Yaara Tal en Andreas Groethuysen. Sony 88697-43160-2.

 

…… Begona Uriarte, Karl Hermann Mrongrovius. Arts 47622-2.

 

Video

 

2001. Auryn- en Minguet kwartet. Tacet TACET DVD 94 (dvd).