Verg. Discografieën

POULENC: KAMERMUZIEK

POULENC: KAMERMUZIEK

 

Decennialang gold Poulenc als de playboy van de Franse muziek. Geldproblemen kende hij niet en dankzij zijn pianoleraar Ricardo Vines had hij toegang tot de Parijse artiestenwereld. Hij speelde een belangrijke rol in de Groupe des six die zich zowel afzette tegen de opgeblazen romantiek van Wagner als tegen de onnauwkeurigheid van Debussy.

 

Achtergronden

 

Hoewel hij drie belangrijke werken bijdroeg aan het twintigste eeuwse operarepertoire, leverde Poulenc zijn wezenlijkste bijdragen aan kleinschaliger genres waarbij vaak solo-instrumenten of stemmen betrokken waren. Deze ongeveer twintig (ongeveer omdat het van de manier van samenvoegen afhangt) kamermuziekwerken omspannen zijn hele loopbaan.

Poulencs vroegste drie sonates zijn korte, nogal luchtige werken waarover de componist later, misschien wat onnodig, oordeelde dat ze moeten worden beschouwd ‘als pretentieloos, puur voor vermaak, zoals de werken van Satie’. Met andere woorden als muzikaal behang. Typisch het werk van een muzikale gamin.

De Sonate voor 2 klarinetten is een gekruid stuk uit 1918 dat in 1945 werd herzien. In de Sonate voor klarinet en fagot uit 1922, herzien in 1945 valt de begeleidende rol natuurlijk aan de fagot toe. Daarmee is de basis gelegd voor de melodische inventiviteit van de klarinet. Het gaat hier eerder om sonatines.

Het allegro moderato van de Sonate voor hoorn, trompet en trombone (1922/45) begint met vrolijk mopje van de trompet, het instrument dat ook het andante en het rondeau domineert, afgezien van een korte hoornsolo in ieder deel.

Met het Trio voor hobo, fagot en piano (1926) komt Poulencs kamermuziek in een nieuwe, rijpere en complexere fase. Het is zijn eerste belangrijke werk in het genre kamermuziek. Misschien lichtelijk spottend zei de componist dat hij in het eerste deel het schema van een allegro van Haydn volgde, maar Stravinsky kijkt evenzeer om de hoek. Alleen het langzame begin zou daarop kunnen wijzen. Bij de finale duiken mogelijk herinneringen aan Saint-Saëns op.

Tot de nog steeds populairste werken behoort het Sextet voor piano, fluit, hobo, klarinet, fagot en hoorn uit 1932/9. Het mooie divertissement in het midden begint en eindigt met een expressieve melodie die door de hobo wordt ingezet. Deze wordt dan verder ontvouwd en bediscussieerd door de andere blazers met een karakteristieke pianobegeleiding in septiemen.

De aan Guinette Neveu opgedragen, maar ter herinnering aan  Federico Garcia Lorca geschreven Vioolsonate (1942/3, herzien 1949) was in feite de derde poging van Poulenc in dit genre. Maar hij had de beide eerdere vernietigd.

Het eerste deel van de Cellosonate voor Pierre Fournier (1948) draagt het opschrift allegro tempo di marcia, maar de vertrouwde, lichtelijk kortademige en vriendelijk averechtse pianobegeleiding en de lichtelijk norse harmonieën zijn geen moment ver weg. Wat ongewoon heeft deze sonate vier delen; het derde heet Ballabile wat op een dansvorm wijst.

Poulenc toonde altijd een voorliefde voor blaasinstrumenten. Dast begon bij de vroegste werken voor niet steeds voor de hand liggende combinaties en eindigde met zijn laatste meesterwerken.

Het laatste drietal solosonates voor blazers toont de nodige onderlinge verwantschap. Ze hebben een zekere melodisch en ritmisch en ritmisch karakter gemeen, maar ook iets van het voorkomen vol zelfvertrouwen plus de bitterzoete harmonieën van Poulencs rijpe, uitgekristalliseerde stijl. Bovendien zijn het alle drie tombeaux.

Het eerste deel van de Fluitsonate (1956) draagt de titel allegro malinconio als verklaring van de melancholie die hier heerst. Het van ‘veerlichte zuiverheid’ getuigende werk is opgedragen aan de herinnering van zijn Amerikaanse mecenas Elisabeth Sprague-Coolidge

De Élégie voor hoorn en piano (1957) is opgedragen aan de beroemde Engelse, jong verongelukte hoornist Dennis Brain en bestaat logischerwijze uit een enkel deel. Het is een niet geheel geslaagd experiment in dodecafonie.

Een beetje eenzaam tussen deze werken staat de Sonate voor sologitaar (1960), een kort, driedelig stuk.

Ook de als herinnering van Arthur Honegger geschreven Klarinetsonate (1962) begint met een allegro tristamente, maar net als bij de Fluitsonate zorgt een uitgelaten finale dat alle sombere gedachten zijn verdwenen.

Alleen in de Hobosonate (ook uit 1962) blijft de melancholieke sfeer tot in de finale met de treffende titel déploration bewaard. Het werk is postuum opgedragen aan Prokofiev en de gangbare volgorde der drie delen snel-langzaam-snel is omgekeerd tot langzaam-snel-langzaam. Het eerste deel élégie heeft de aanvulling paisaiblement (vredig).

Zijdelings is het misschien wel aardig om ook de werken voor pianoduet in de opsomming te vermelden.

 

Inventarisatie

 

Rapsodie nègre (1917)

 

Sonate voor 2 klarinetten (1918)

 

Sonate voor pianoduo (1918)

 

Sonate voor hoorn, trompet en trombone (1922)

 

Sonate voor klarinet en fagot (1922)

 

Trio voor hobo, fagot en piano (1926)

 

Sextet voor piano, fluit, hobo, klarinet, fagot, hoorn (1932/9)

 

Villanelle voor piccolo en piano (1934)

 

Vioolsonate (1943/9)

 

Cellosonate (1940/48/53)

 

L’embarquement pour Cythere (1951)

 

Capriccio (1952)

 

Sonate voor 2 piano’s (1952/3)

 

Élégie voor hoorn en piano (1957)

 

Fluitsonate (1957)

 

Élégie (1959)

 

Sarabande voor sologitaar (1960)

 

Klarinetsonate (1962)

 

Hobosonate (1962)

 

Mouvements perpétuels (compilatie pianowerken)

 

Capriccio (1952), Elégie (1959), L’embarquement pour Cythère (1951), Sonate voor piano vierhandig (1918-1939), Sonate voor 2 piano’s (1952/3).

 

De opnamen

 

Bij het beoordelen van bespreken hele werkgroep is het ondoenlijk om alle opnamen van ieder werk afzonderlijk onder de loep te nemen. Bij uitzondering is daarom zonder uitvoerig commentaar gewoon een voorselectie gemaakt van de belangrijkste en mooiste uitgaven.

Een echt volledige bundeling is er helaas niet. Daarvoor zouden ook 2 cd’s onvoldoende zijn en drie teveel. Het oudere EMI tweetal zal intussen moeilijk of niet meer verkrijgbaar zijn, wat de keuze verder beperkt. Dat is ook in zoverre jammer dat daar de meeste Franse uitvoerenden met een te verwachten speciale voelspriet voor Poulenc bij betrokken waren. Bovendien hoort men meer pianisten aan het werk.

Het Hyperion album met Engelse vertolkers is iets vollediger en heeft opnametechnisch een streepje voor. Hier wordt de zwaarste last gedragen door pianist Brown, naar blijkt een uitstekend kamermusicus. Dat Poulenc, zelf een uitstekende pianist, steeds een heel belangrijke rol aan de piano toekende, is niet meer dan logisch.

Ook bij Cala horen we alleen Engelse solisten, maar ze zijn uitstekend toegerust. Het spel klinkt geanimeerd, genuanceerd en fraai afgewerkt. Net als Brown is pianist Julius Drake voortreffelijk tegen zijn taak opgewassen. Een hoogtepunt is de Hobosonate met Nicholas Daniel en een bijzonderheid L’invitation au au château, muziek bij een toneelstuk van Cocteau en Radiguet. De Mouvements perpétuels gaan terug op een selectie van Poulencs pianowerken.

Capriccio, Elégie, L’embarquement pour Cythère), Sonate voor piano vierhandig, Sonate voor 2 piano’s. Seta Tanyel en Judy Brown. Chandos CHAN 8519.

Voor de overige losse opnamen zijn eenvoudig de beste momenteel verkrijgbare vermeld.

 

Conclusie

 

De essentie van Poulencs kamermuziek wordt deels overlappend, deels aanvullend ter beschikking gesteld op Hyperion en Cala. Voor de rest kan men misschien het beste kiezen tussen de persoonlijk favoriete uitvoerenden.

 

Discografie

 

Selectie van 12 werken. Leden van het Nash ensemble. Philippa Davies (fl), Gareth Hulse (h), Richard Hosford (kl), Michael Harris (kl), Ursula Leveaux (fg), Richard Watkins (hn), John Wallace (tr), David Purser (tromb), Leo Philips (v), Paul Watkins (vc), Craig Ogden (gt), Ian Brown (p). Hyperion CDA 67255/6 (2 cd’s). 1998/9

 

Selectie van 11 werken. Yehudi Menuhin (v), Jaques Février (p), Pierre Fournier (vc), Robert Casier (h), Gérard Faisandier (f), Parijs’ blaaskwintet, Michel Debost (fl), Maurice Bourgue (h), Michel Portal (kl), Alan Civil (hn),Maurice Gabai (kl), Amaury Wallez (fag), John Wilbraham (hn), John Iveson (tromb). EMI 762.736-2 (2 cd’s). 1964/73

 

Selectie van 13 werken. William Bennett (fl), James Campbell (kl), I Jones (hp), Allegri kwartet, John York (p), Nicholas Daniel (h), Julius Drake (p), Regina Carter (v), Joshua Elias (ct), Jacky Guter (s), Cifford Benson (p), David Campbell (kl), Rachel Gough (fg), Richard Watkins (hn), Peter Sidhom (bs), Roger Tapping (va), Bruno Schrecker (vc), Chris West (db). Cala CACD 1018 (2 cd’s).

 

Sextet

Iona Brown en Athena ensemble. Chandos CHAN 6543.

Patrick Gallois (fl), Michel Bourgue (h), André Cazalet (kl), André Wallez(hn), Pascal Rogé(p). Decca 448.270-2 (2 cd’s).

 

Vioolsonate

Cho-Liang Lin en Paul Crossley. Sony SK 66839. 1994

 

Cellosonate

Steven Isserlis en Pascal Devoyon. Virgin 561.198-2.

Pieter Wispelwey en Paolo Giacometti. Channel Classics CCS10797.

 

Fluitsonate

Emanuel Pahud en Eric Le Sage. EMI 556.488-2.

Emily Beynon en Andrew West. Hyperion CDA 67204.

 

Hobosonate

Allan Vogel en Bryan Pezzone. Delos DE 3235.

 

Klarinetsonate

Sabine Meyer en Oleg Maisenberg. EMI 379.787-2.

 

Capriccio; Sonate voor 2 piano’s, Élégie (2x); Sonate voor 2 piano’s; L’embarquement pour Cythère; Vioolsonate. Chantal Juillet (v), André Cazalet (hn), Pascal Rogé (p), Jean-Philippe Collard (p). Decca 443.68-2.

 

Sonate voor hobo; Trio voor hobo, fagot en piano. François Leleux (h), Jean-François Duquesnoy (fg), Guillaume Sutre (v), Emmanuel Strosser (p). Harmonia Mundi HMN 91.1556.