Verg. Discografieën

RACHMANINOV: SYMFONIE NR. 3

RACHMANINOV: SYMFONIE NR. 3

 

Rachmaninov schreef zijn derde symfonie in 1935/6 tijdens een verblijf in Zwitserland. Het was zijn eerste zuiver orkestrale werk sinds Het Dodeneiland uit 1909 en kreeg zijn première in november 1936 van het Philadelphia orkest onder Leopold Stokowski die het in 1939 ook als eerste opnam.

 

Achtergronden

 

Nadat Rachmaninov in 1917 Rusland had verlaten componeerde hij tien jaar lang niet, maar leefde hij voornamelijk van zijn optredens als pianist.

Daarna begon hij in 1926 rustig aan zijn vierde pianoconcert, in 1935 gevolgd door de Paganinirapsodie en pas daarna in datzelfde jaar aan zijn derde symfonie.

Wel was destijds de Tchaikovsky-achtige romantische stijl waarin hij nog schreef uit de mode en vonden heel wat serieuze critici het werk niet op voldoende niveau.

Maar tegenwoordig kunnen we duidelijker de oorspronkelijkheid horen. Aan de ene kant is het werk zwaar nostalgisch (de opening door de hoorn van het langzame deel en de harpsolo zijn volkomen in Rachmaninovs voortreffelijkste Russische pastorale traditie, maar aan de andere kant is ook enige invloed van de V.S. – waar hij te maken had met heel virtuoze orkesten, maar ook met een Gershwin hype en zelfs de subversieve ritmische energie van de jazz – duidelijk merkbaar.

Tevens is de grote liederencomponist weer helemaal terug, met name in het uitgesponnen tweede thema van het eerste deel. Toch is de eindindruk die van een complex werk met verborgen geheimen in het steelse middengedeelte van het adagio en blijken van resterende opwinding na het blijkbaar verwijderde dansen uit de finale.

Het werk blijkt vrijwel even krachtig als de voorgaande symfonie. Begonnen wordt met een kalm soort instrumentaal Russisch Orthodox gezang, waarna een stevige uiting van orkestrale energie volgt. De zangerige tussenspelen tussen de vaak herhaalde motieven tonen de componist op zijn gevoeligst en voordat de boven het werk rondhangende geesten te ruste worden gelegd, duikt geestig in het laatste fugato nog even het ideé fixe van de componist, het Dies irae, als contrapunt op.

Het resultaat is een compositie die tot de beste van ’s componisten Indian Summer behoort.

 

De opnamen

 

Wanneer we het discografische rijtje even doornemen, blijven we natuurlijk direct haken aan de belangrijke historische opname van Stokowsky. De daarna opmerkelijkste uitgaven komen van Previn, Ashkenazy (Amsterdam) en de opvallende Anissimov, merkwaardig genoeg niet van de in Rusland werkende dirigenten Svetlavov, Rozhdestvensky, Kogan, Pletnev, Ermler en Kitajenko hoewel sommige van hun orkesten natuurlijk wel een typische eigen Russische klank hebben. Alleen Polyansky, die wat grillig, maar ook erg goed is, komt boven de middelmaat uit. Neeme Järvi doet goede dingen en profiteert van een prachtig klinkende opname. Ook de Telarc uitgave van David Zinman klinkt prachtig, maar laat ook de tekortkomingen van de uitvoering horen. De emotionele temperatuur van de verklanking door Arwel Hughes blijft wat aan de lage kant.

Voor de gehoopte gouden standaard zorgde in deze categorie alleen Mariss Jansons in St. Petersburg.Hij houdt de extroverte en reflectieve kanten van de symfonie heel goed in evenwicht. Hij is openhartig, maar nooit sentimenteel, wel wild en beheerst tegelijk. Hij zorgt voor een strakke controle terwijl de muziek toch in vrije vlucht verkeer. En hij weet Rachmaninovs melodieën zo te hanteren dat ze een duidelijk profiel krijgen.

Wie zijn hoop op klanktovenaar Valery Gergiev heeft gevestigd, wacht in zij Londense opname een lichte teleurstelling. Zijn opvatting is wel erg somber en duister met misplaatste Mahleriaanse trekken. De zaalopname is ook niet van geweldige kwaliteit.

Ook bij een van zijn laatste zaalopname in de Parijse Salle Pleyel brengt Paavo Järvi het er niet erg imponerend van af. Hij laat geen aberraties horen, maar is swat tam op het routineuze af.

Beter klinkt dan weer de Keulse opname van Dmitri Kiajenko, maar zijn vertolking heeft teveel indolentie en is bij vlagen stroperig traag.

Van de beide opnamen van het Londens filharmonisch orkest, is die van Osmo Vänskä (met herhaling in het eerste deel) duidelijk beter dan die van Vladimir Jurowski.

Met het orkest uit Melbourne weet Vladimir Ashkenazy zijn eerdere Amsterdamse prestatie zelfs niet dicht te benaderen.

 

Conclusie

 

De beste aanbeveling geldt onverminderd voor de haast magnetiserende Jansons, met Ashkenazy in zijn directe gevolg. In tweede instantie komen ook Vänskä en Anissimov in aanmerking.

 

Discografie

 

1939. Philadelphia orkest o.l.v. Leopold Stokowski. Vista Vera VVCD 00028, Pearl GEMM CD 9414, Naxos 8.111357.

 

1948. Groot USSR Symfonie orkest o.l.v. Nikolai Golovanov. Bohème BMR GOLOS.

 

1953. Liverpool fiharmonisch orkest o.l.v. Malcolm Sargent. Guild GHCD 2423.

 

1955. St. Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. Vox MWCD 7129, Turnabout 115670-2 (2 cd’s).

 

1956. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Adrian Boult. Decca 468.490-2.

 

1967. Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. CBSM2YK 45678 (2 cd’s), Sony SB2K 63257 (2 cd’s).

 

1962. USSR Omroeporkest o.l.v. Jegeny Svetlanov. Melodiya MEL 74321-40064-2.

 

1966. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Constantin Silvestri. BBC BBC Legends 4207-2 (2 cd’s).

 

1967. Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. CBSM2YK 45678 (2 cd’s), Sony SB2K 63257 (2 cd’s).

 

1976. Londens symfonie orkest o.l.v. André Previn. EMI 769.564-2, 764.530-2 (3 cd’s).

 

1975. Nationaal filharmonisch orkest o.l.v. Leopold Stokowski. EMI 566.759-2.

 

1976. Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. Edo de Waart. Philips 438.724-2.

 

1981. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Lorin Maazel. DG 419.314-2 (3 cd’s).

 

1980. Concertgebouworkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 410.231-2,  436.481-2, 421.065-2 (3 cd’s).

 

1983. Bambergs symfonie orkest o.l.v. Oleg Caetani. Orfeo C 069831 A.

 

1984. Moskou’s filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Dmitri Kitajenko. Chant du monde LDC 278836/7 (2 cd’s), Olympia OCD 209, Melodiya MEL 46127-2.

 

1988. Londens symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 8614.

 

1988. Stockholm filharmonisch orkest o.l.v. Paavo Berglund. RCA GD 87902.

 

1989. Royal philharmonic orkest o.l.v. Andrew Litton. Virgin 790.832-2.

 

1989. Masurische filharmonie o.l.v. Paul Kantchieder. Koch 316057.

 

1990. Philadelphia orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 433.181-2.

 

1990. Moskou’s Staats symfonie orkest o.l.v. Pavel Kogan. Alto ALC 6005 (6 cd’s).

 

1991. BBC symfonie orkest Wales o.l.v. Tadaki Otaka. Nimbus NI 0805344.

 

1991. Moskou’s filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Mark Ermler. Russian Revelation RDCD 1117-2.

 

1991. Russisch Staatsorkest o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Russian Revelation RV 10004.

 

1992. St.Petersburg filharmonisch orkest o.l.v. Mariss Jansons. EMI 754.877-2, Warner 2564-62782-7, Brillant Classics 6495 (3 cd's).

 

1994. Baltimore symfonie orkest o.l.v. David Zinman. Telarc CD 80331.

 

1995. Symfonie orkest van de Russische federatie o.l.v. Jevgeny Svetlanov. Warner 5101-12235-2 (3 cd’s).

 

1996. Iers Nationaal symfonie orkest o.l.v. Alexander Anissimov. Naxos 8.550808.

 

1997. Russisch Staats symfonie orkest o.l.v. Valery Polyansky. Chandos CHAN 90802.

 

1997. Russisch nationaal orkest o.l.v. Mikhail Pletnev. DG 457.598-2, 477.9505 (4 cd’s).

 

2001. Schots nationaal orkest o.l.v. Owain Arwei Hughes. BIS CD 1299.

 

2007. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Osmo Vänskä. LPO 0036.

 

2007. Sydney symfonie orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Exton EXC 00018 (5 cd’s).

 

2010. Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Vasily Petrenko. EMI 679.019-2.

 

2010. BBC filharmonisch orkest o.l.v. Gianandrea Noseda. Chandos CHAN 10677.

 

2011. Singapore symfonie orkest o.l.v. Lan Shui. BIS CD 1988.

 

2011. Detroit symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. Naxos 8.573051.

 

2012. Gürzenich orkest Keulen o.l.v. Dmitri Kitajenko. Oehms OC 442.

 

2013. Orchestre de Paris o.l.v. Paavo Järvi. Erato 08256-4619579-4 (2 cd’s).

 

2014. Londens symfonie orkest o.l.v. Valery Gergiev. LSO Live LSO 0779.

 

2015. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Wladimir Jurowski. LPO LPO 0088.