Verg. Discografieën

SCHUMANN: CELLOCONCERT

SCHUMANN: CELLOCONCERT 

Toen Schumann in 1830 definitief besloot om zijn leven geheel aan de muziek te wijden, hoopte hij dat als pianist te doen. Dat plan moest hij al gauw opgeven ten gevolge van een geheimzinnige zwakte aan zijn rechter middelvinger. Hij schreef daarom in 1832 aan zijn moeder: “Ik ga toch maar weer cello spelen omdat het vooral een beroep doet op de linkerhand”. Die blijkbare voorliefde voor de cello heeft echter niet geleid tot een massaproductie van composities voor de cello. Het late celloconcert uit 1850 is echter wel een juweeltje. 

Achtergronden 

De catalogus van Schumanns cellowerken bevat feitelijk maar één ander werk: de Fünf Stücke im Volkston op. 102, maar die mogen ook op viool worden gespeeld. Merkwaardig genoeg bood hij ook dergelijke opties bij de 3 Fantasiestücke op. 73 (klarinet en viool) en het Adagio en allegro op. 70 (hoorn).Verder komt de cello bij Schumann uiteraard uitgebreid aan bod in de drie pianotrio’s, het pianokwartet, de drie strijkkwartetten en het pianokwintet. Maar daartoe bleef die voorliefde beperkt. In het algemeen geldt trouwens dat het negentiende eeuwse solorepertoire voor de cello in kwaliteit het gebrek aan kwantiteit moet compenseren. Behalve Schumann waren het vooral Dvorak, Saint-Saëns en Tchaikovsky die daarvoor zorgden. Makkelijk was het niet steeds om de donkere tenorstem van het instrument in balans te brengen met het krachtige symfonie orkest. Waarschijnlijk daarom zette Schumann dat orkest met een haast pijnlijke discretie in.In 1849 had hij de leiding van het stedelijk orkest in Düsseldorf aanvaard, maar ondanks zijn nieuwe plichten bleef hij gelukkig doorcomponeren. Een van de fijnste resultaten was het onderhavige celloconcert dat hij ietwat gehaast in twee weken voltooide onder de voorlopige titel van “een concertstuk voor cello met orkestbegeleiding”.In dit werk vertoonde Schumann een grote affiniteit met de cello, het instrument waaraan hij zich had gewijd nadat pianospelen op het hoogste niveau onmogelijk was geworden. Het gaat inderdaad om een vrij revolutionair werk dat bestaat uit drie onderling nauw verbonden delen met een begeleide cadens. Het opvallendst hierbij is dat de solomelodie steeds is ingebed in het orkestrale klankweefsel als een leidende stem te midden van geciviliseerde gelijkwaardigheid. Hoogtepunten zijn meteen het heel dichterlijke begin en het schemerachtige lied dat het middendeel vormt. Het gaat hier tevens om het enige substantiële negentiende eeuwse celloconcert totdat in 1872 het eerste celloconcert van Saint-Saëns werd gepubliceerd. Toch moest het Schumannconcert tot 1860 wachten voordat het zijn eerste uitvoering beleefde. 

De opnamen 

Vooropgesteld dat iedereen natuurlijk alle vrijheid heeft om bij de keuze van een favoriete opname zich daarvan niet moet laten afleiden door de ook best gefundeerde opinie van een zogenaamde expert, is het wel duidelijk dat ook hier het goede de vijand is van het betere. Dat geldt dus meteen al voor de opnamekwaliteit, voor velen een belangrijk criterium.Dat in aanmerking nemend, vallen de meeste historische opnamen af, hoe interessant ze vaak ook zijn omdat ze de uitvoeringsgeschiedenis vaak zo mooi documenteren. Als historisch kunnen langzamerhand de opnamen van vòòr 1955 worden beschouwd. In die categorie is eigenlijk alleen de versie van Pablo Casals nog zeer de moeite waard.Logisch dat sommige beroemdheden zich in een lange carrière meerdere malen aan opnamen van dit werk wijdden. Meestal met niet zulke grote veranderingen van hun opvattingen.De verdere uitkomsten zijn nogal verrassend. Want in de eerlijkheidshalve uitgevoerde blinddoektest waren het opvallend genoeg niet de verwachte opnamen van Rostropovitch en Du Pré die tot de eindronde doordrongen, hoe fraai, maar ook hoe soms (al te) persoonlijk ze ook zijn.Beter in objectieve, stijlgetrouwe zin komen enigszins onverwacht andere uitgaven in de eindronde. Het zijn ook bijvoorbeeld die met niet al te grote kamerorkestbegeleiding. Goede voorbeelden: de recente opname van Gutman (DG) en in mindere mate Iserlis (RCA) die met een duidelijke, fraaie frasering de subtiele agitatie de ware intensiteit ontlokken aan wat toch kan worden beschouwd als een van Schumanns somberste werken. Ongehaaste tempi en een prachtig klinkend (en opgenomen) instrument dragen veel aan het succes bij. Helaas niet meer verkrijgbaar (maar mogelijk hier en daar in de rekken in de cd zaak nog voorhanden) is de ook prachtige vertolking van Schiff (Philips). Hij zorgde voor een evenwichtige, onoverdreven en toch welsprekende uitvoering, getuigend van grote waardigheid en verfijning.Opnametechnisch heeft de BIS opname van Thedéen de beste papieren. Gelukkig is diens uitvoering ook bijzonder mooi. Hij draagt namelijk de rijke, nostalgische poëzie van het werk ook heel nobel uit. Andere runner up is Yo-Yo Ma op een technisch iets minder imponerende Sony uitgave. En wie voor weinig geld een topuitvoering van vrij recente datum wil hebben, is uitstekend af met Kliegel (Naxos). 

Conclusie 

Zonder verder veel aandacht aan de grote reeks overige opnamen te besteden, kan worden geconcludeerd dat momenteel het hierboven laatst genoemde vijftal de lijst te prefereren opnamen aanvoert. Zij slagen er het beste in om ‘de geliefde dromer die we kennen als Schumann’ (Tovey) het overtuigendst neer te zetten. 

Discografie

1934. Gregor Piatigorsky met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. John Barbirolli. Pearl GEMMCD 9447, Naxos 8.111069.

1952. Pablo Casals met het Prades festival orkest o.l.v. Eugene Ormandy. Sony SMK 58993.

1953. Maurice Gendron met het Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Testament SBT 1310.

1954. Gaspar Cassado met het Bambergs symfonie orkest o.l.v. Jonel Perlea. Vox CDX 25502. 

1956. Pierre Fournier met het Philharmonia orkest o.l.v. Malcolm Sargent. EMI 569.708-2 (4 cd’s).

1958. Paul Tortelier met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon 11.1955-2. 

1959. Mstislav Rostropovitch met het Russisch staatsorkest o.l.v. Gennady Rozdestvensky. EMI 572.016-2 (13 cd’s), Archipel ARPCD 0179. 

1960. Mstislav Rostropovitch met het Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Gennady Rozdestvensky. DG 471.620-2 (2 cd’s). 

1961. Mstislav Rostropovitch met het Londens symfonie orkest o.l.v. Benjamin Britten. BBC Legends. BBCL 4110-2. 

1962. Paul Tortelier met het BBC symfonie orkest o.l.v. Antal Dorati. BBC BBC Legends BBCL 4133-2.  

1968. Jacqueline du Pré met het Philharmonia orkest o.l.v. Daniel Barenboim. EMI 574.755-2, 562.803-2. 

1976. Mstislav Rostropovitch met het Frans nationaal orkest o.l.v. Leonard Bernstein. EMI 566.913-2. 

1978. Paul Tortelier met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Yves-Pascal Tortelier. EMI 569.692-2 (2cd’s). 

1983. Lynn Harrell met het Cleveland orkest o.l.v. Neville Marriner. Decca 410.019-2. 

1985. Yo-Yo Ma met het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Colin Davis. Sony MK 42663.

1985. Mischa Maisky met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Leonard Bernstein. DG 445.574-2. 

1988. Heinrich Schiff met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Bernard Haitink. Philips 422.414-2. 

1991. Natalia Gutman met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Masur. EMI 754.443-2.

1991. Torleif Thedéen met het Malmö symfonie orkest o.l.v. Lev Markiz. BIS CD 486. 

1992. Erling Bløndal Bengtsson met het Rubinstein filharmonisch orkest o.l.v. I. Strupel. Danacord DACOCD 413. 

1994. Maria Kliegel met het Iers nationaal orkest o.l.v. Andrew Constantine. Naxos 8.550938. 

1996. Steven Isserlis met de Kammerphilharmonie Bremen o.l.v. Christoph Eschenbach. RCA 09026-68800-2. 

1996. Christophe Coin met het Orchestre des Champs Elysées o.l.v. Philippe Herreweghe. Harmonia Mundi HMA 195.1731. 

1997. Pieter Wispelwey met het Australisch kamerorkest o.l.v. Richard Tognetti. Channel Classics CCS 11097. 

1997. Mischa Maisky met het Orpheus kamerorkest. DG 469.524-2. 

1998. Emanuelle Bertrand met het Monte Carlo filharmonisch orkest o.l.v. Stéphane Denève. Arion ARN 68458. 

2001. Anne Gastinel met het Luiks filharmonisch orkest o.l.v. Louis Langrée. Naïve V4897. 

2004. Truls Mørk met het Frans filharmonisch omroeporkest o.l.v. Paavo Järvi. Virgin 545.664-2. 

2006. Natalia Gutman met  het Mahler kamerorkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 476.5786. 

Met onbekende opnamedatum, alfabetisch op solistnaam 

…….. Pierre Fournier met het Suisse romande orkest o.l.v. Ferenc Fricsay. Cascavelle VEL 2009. 

……… Krusteva met het Bulgaars omroeporkest o.l.v. Hinchev. Gega GD 115.

 ……… Frédéric Lodéon met het Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Theodor Guschlbauer. Warner 0630-12820-2. 

………. Truls Mørk met het Symfonie orkest van de Westduitse omroep o.l.v. Hans Vonk. EMI 565.273-2

 …….. André Navarra met het Lamoureux orkest o.l.v. Eugène Bigot. Dante LYS 348.

 …….. André Navarra met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Karel Ancerl. Supraphon SU 3687-2.

 …….. André Navarra met het Parijs’ Colonne orkest o.l.v. André Cluytens. EMI 573.177-2 (4 cd’s).

 ……… Daniel Shafran met het Russisch Staatsorkest o.l.v. Kyril Kondrashin. Multisonic 500.180.

 …….. Janos Starker met het Londens symfonie orkest o.l.v. Stanislav Skrowaczevski. Mercury 475.6621.

 ……… Janos Starker met het het Bambergs symfonie orkest o.l.v.   Russell Davies. RCA 09026-68027-2.

 ……. Jürnjacob Timm met het Gewandhausorkest Leipzig o.l.v. Kurt Masur. Berlin Classics BC 32452. 

Video.

1968. Pierre Fournier met het Nationaal orkest van de Franse omroep o.l.v. Jean Martinon. EMI 859.693-9 (dvd).