Verg. Discografieën

SHOSTAKOVICH: SYMFONIE NR. 15

 

SHOSTAKOVICH: SYMFONIE NR. 15

 

Aan het eind van de jaren zestig vorige eeuw was Shostakovich een zieke en gekwelde man. Het leek in 1969 of zijn van de dood vervulde symfonie nr. 14 zijn laatste zou zijn. Maar als grote verrassing ontstond in 1971 zijn Vijftiende in de optimistische toonaard A-groot maar ook met merkwaardige citaten uit Rossini’s Ouverture Guglielmo Tell en Wagners Ring plus aanhalingen uit eigen werk en zijn favoriete DSCH motto (D, Es, C, B). Rossini klinkt vrolijk, veerkrachtig, Wagner diep en duister. Maar wat had het te betekenen?

 

Achtergronden

 

Later gaf de componist wat toelichting. Hij zei bijvoorbeeld dat het eerste deel zich ’s nachts in een speelgoedwinkel afspeelt wanneer het speelgoed tot leven komt, maar de verdenking blijft dat het werk andere duistere geheimen heeft.

Voor het overige zorgt deze symfonische zwanenzang voor de terugkeer tot de gangbare vierdelige vorm. Wel zijn de proporties als zo vaak bij deze componist onconventioneel. In plaats van met een episch eerste deel wordt de luisteraar meteen geconfronteerd met een versnelde versie van het gebruikelijke Shostakovich drama waarin de genoemde toespelingen op het galopthema uit Rossini’s ouverture wat ongemakkelijk zijn geflankeerd door puntige, tamelijk bitse thema’s die dicht in de buurt komen van Schönbergs gebruik van de twaalftoons ladder.

Een vrij kaal, lang adagio wordt gevolgd door een skeletachtig scherzo voordat de aanhalingen uit Wagners Götterdämmerung (Siegfrieds noodlotsmotief en het paukendito uit de treurmars) en Tristan und Isolde (het begin vol verlangen) met daarna iets uit een romance van Glinka (‘Breng met niet nodeloos in verleiding’) de dramatisch finale gaan beheersen; dit deel dooft geleidelijk uit tot een soort heel oorspronkelijke oneindigheid van gonzend en klikkend slagwerk als echo’s uit zijn eigen Vierde symfonie waarmee de componist nieuwe klank- en gevoelswerelden suggereert.

In de orkestratie valt dus de aanwezigheid van een grote slagwerkgroep met 12 instrumenten met onder meer vibrafoon, tomtom, woodblocks, castagnetten, triangel en klokken naast de pauken op.

 

De opnamen

 

Voor de eerste twee registraties tekende Kyrill Kondrashin die ooit de wereldpremière van de Vierde en de Dertiende dirigeerde. Een grote autoriteit op dit gebied kan hem dus niet worden ontzegd. Van hem circuleren twee opnamen, beide uit 1974, een studio opname uit Moskou en een zaalopname uit Dresden die nogal wisselend van karakter is omdat soms de aandacht even lijkt te verlappen en het orkestspel geen al te gedisciplineerde indruk maakt. Vandaar een voorkeur voor de Moskou versie. Die trouwens ook z’n zwakke kanten heeft. Alle lof voor het eerste deel, maar in het tweede wordt de spanning niet tot het eind volgehouden. Het scherzo gaat nogal traag, maar de finale lukte weer goed tot de vage slagwerkbijdragen aan het eind.

Veel lof (zoals verwacht) voor Jevgeny Mravinsky in Leningrad. De dirigent pakt het eerste deel opvallend vlot aan en onderkent het speelgoedwinkel aspect mooi. In wat volgt worden details, structuren en diepere betekenissen mooi blootgelegd al zijn ze niet steeds volmaakt in het grotere geheel geïntegreerd. Een blaam op het geheel werpt wel de haast bij voortduring zwakke hoorngroep uit het orkest. Gek dat zoiets bij een studio opname niet is gerepareerd.

De derde tot de oude generatie Russische dirigentengeneratie behorende pioniers is Gennady Rozdestvensky. Ook een vertrouweling van de componist die met zijn orkest-met-de-merkwaardige-naam dat echter heel grote klasse heeft met zijn gevoel voor soms wat wrange humor in het eerste deel het onderste uit de kan haalt in een briljante, eerst onder de microscoop ontlede, daarna met horlogemakers precisie weer gemonteerde eerste deel. Briljant ook is het tweede uitgewerkt. Gek genoeg mislukt deze aanpak in het scherzo dat wel sardonisch van karakter is, maar te traag verloopt om dit geheel tot zijn recht te laten komen. De finale is tot het stille slot weer een groot succes.

Opvallend genoeg bij een westerling begrijpt Bernard Haitink Shostakovitch’ Russische wereld waarin het kinderlijk speelse en het grimmig groteske samengaan goed. Hij lijkt de eerste Westerse dirigent die zich (op lp) over deze symfonie ontfermde. Het Londense orkest speelt het werk alsof het er al jaren mee is vertrouwd. Juist de momenten waarin de partituur zonder meer dan een handjevol instrumentale lijnen langskomt, zijn heel geslaagd. Opvallend dat in het eerste deel niet teveel aandacht aan de (quasi solistische) fluitmelodie is gegeven. Het tweede deel klinkt mooi koeltjes, het scherzo heeft de nodige verve en de finale is een ware bekroning. Hooguit de bijdragen van het slagwerk hadden wat preciezer gekund. Jammer hooguit dat de respectabele dirigent het temperament van een Mravinsky mist hier.

Bij Neeme Järvi met zijn opvallend goede Zweedse orkest (zoals gewoonlijk zijn de strijkers beter dan de blazers) zijn het de versluierde Mahler-b en Wagner invloeden die veel aandacht krijgen. Het eerste deel komt wat langzaam tot ontplooiing, had doorleefder gekund. Als hoogtepunt kan het verzadigde tweede deel gelden. Daarna treft vooral nog de mooie bijdrage van het slagwerk in de finale.

Bij Mstislav Rostropovitch horen we een aantal prachtige invallen – zwierig koper in het eerste deel, een brutale vioolsolo in het scherzo, sardonische ondertonen elders – maar van een interessante, grootse totaalconceptie is te weinig sprake in deze nogal subjectieve lezing.

Interessanter en treffender is hierna wat Vladimir Ashkenazy laat horen. Solistische of quasi solistische bijdragen, zoals van de houtblazers in het eerste deel, krijgen alle aandacht; het scherzo klinkt nu gelukkig eens echt met scherzokarakter en naarmate de passacaglia in de finale vordert, krijgt deze een uitbundiger karakter.

Van Kurt Sanderling beschikken we over twee opnamen. De eerste komt uit Cleveland met een subliem orkest en in interpretatief opzicht is de uitkomst minder dan verwacht en gehoopt: in het eerste deel is de onderliggende humor en spot slechts vaag aangeduid en ook het derde deel verliest aan karakter omdat het opnieuw zo traag wordt gespeeld. Maar de finale slaat alle records in traagheid. Blijft alleen over een heel geslaagd tweede deel.

De latere Berlijnse interpretatie is beter, maar nog altijd aan de trage kant. Het geheel lijkt bovendien het resultaat van een haastklus. Het eerste deel heeft best animo, maar de fluit is interpretatief zwak en elders laat de viooltoon van de primarius te wensen over. Aan de hoge verwachtingen is in ieder geval niet voldaan.

Ook Mariss Jansons heeft betere Shostakovitchvertolingen op zijn naam. De muziek mist hier bij hem karakter, persoonlijkheid en verzandt in routine. Ladislav Slovak heeft te maken met een andere handicap: een orkest dast niet voldoende in staat is om zijn intenties waar te maken.

Het lijstje met teleurstellingen wordt vervolgd door Georg Solti die zich op nogal gladde, maar briljante en helaas vrij onidiomatische wijze van zijn taak kwijt. Rudolf Barshai was door de jaren heen goed voor menig prachtige en grondige kennismaking met het werk van Shostakovitch, maar laat nu net de Vijftiende het zwakste slot van zijn cyclus zijn: hij jaagt door de muziek heen en het resultaat klinkt uiterlijk en oppervlakkig.

Blijft Maxim Shostakovitch. In zijn eerste Collins opname kwam hij niet verder dan een vluchtige schets, maar de tweede, uit Praag, is opmerkelijk. Het eerste deel is precies raak met goed afgewogen tongue in cheek solobijdragen, het tweede deel lijkt wat snel maar blijkt heel passend als spot op Sovjet plechtigheden. Jammer dat de paukenist een moment de weg kwijt is. Ook de finale verloopt haast ideaal en eindigt in een sfeer tussen angst en berusting.

In de tweede, Praagse interpretatie tapt de dirigent dus uit een ander vaatje. Hier straalt hij meer autoriteit en begrip uit. Op de tempokeuze, de zorg voor nuancen, de wisselende sferen is niets aan te merken.

Voor de verrassing in dit gezelschap zorgt Jesús López-Cobos helemaal in Cincinnati. De Amerikaanse orkestleden lijken soms beter dan hun Europese collega’s de diepere wortels en implicaties van deze muziek te begrijpen. Iets meer dramatische felle randjes in de snelle delen en een wat sterker gevoel van geheimzinnigheid in het langzame hadden echter geen kwaad gekund. Een hoogtepunt vormt de fraai opgebouwde passacaglia.

De integrale symfonie opname van Dmitri Kitaenko is het resultaat van een gemengde reeks openbare en studio opnamen in Keulen. De Vijftiende heeft de extra spanning van een zaaluitvoering met publiek. In dit geval toont de dirigent zowel de vlotte kant van het werk als de tragischer ondertonen goed te beheersen en hij zorgt voor zeer bovengemiddeld orkestspel.

Komt het heil dan tenslotte toch uit Rusland met behulp van de beide recentste opnamen? Van Mikhail Pletnev is bekend dat hij vaak heel zorgvuldige, maar weinig fantasievolle uitvoeringen geeft. Naar de letter gerekend valt weinig op zijn uitgave aan te merken, maar de geest wordt door keurigheid en een te grote mate aan nuchtere letterlijkheid gekenmerkt. Het Rossinicitaat in het eerste deel blijft zonder betekenis, het fatalistische mankeert in het tweede deel en de finale ontbeert een goede opbouw tot een slot dat geen verpletterende stilte is. Dit alles komt extra naar voren dankzij de uitstekende opname.

Valery Gergiev dan, die altijd eigenlijk hoge verwachtingen wekt? Na een wat slordig begin lijkt het eerste deel veelbelovend te worden, maar al gauw wordt de articulatie slordig, worden frasen niet goed afgerond, krijgen soli tekort. Korte oplevingen zijn onvoldoende om het geheel te redden en het orkest toont niet de klasse die het heeft. Gevolg van een bekend Gergieveuvel: te weinig repetitietijd?

 

Bewerking Derevianko

 

Met toestemming van de componist maakte Viktor Derevianko een bewerking van de symfonie voor pianotrio en slagwerk. Het is wel wennen, maar meteen ook fascinerend wat dan met het in volle orkestrale kleurenpracht gehulde werk gebeurt

Wat enigszins verloren gaat, zijn de climaxen uit het langzame deel en de finale plus de citaten uit Wagners Ring, laatstgenoemde  op de piano, die nu wat mager klinken. Maar het is zaak  om bij het opmaken van de winst en verliesrekening niet alleen naar de verlieskant te kijken. Zo’n kamermuzikaal aandoende röntgenopname brengt namelijk ook allerlei positieve facetten aan het licht: een verduidelijking van structuren, een verheldering van effecten.

Geen wonder dat de bezoekers van Kremers Lockenhaus festival in 1995 diep onder de indruk waren van de eerste uitvoering in deze vorm.

De Profil opname van het versterkte Trio Opus 8 kent zijn pakkende momenten, zeker in het eerste deel en het mooi ironische scherzo, maar schiet tekort in draagkracht en expressie in het langzame deel en de finale.

 

Conclusie

 

Na zoveel opnamen bij herhaling te hebben beluisterd, bewaart Shostakovitch’ Vijftiende symfonie toch nog wat raadselachtigs. Het werk confronteert de luisteraar immers met de vraag: hoe zijn zulke tegenstrijdige elementen verenigbaar? Neem de Rossini jingle die meer geschikt lijkt voor tv reclame van een waspoeder, wat doet Wagner in het langzame deel, waarom dat tik-tak einde of alle melodie en harmonie is verdwenen?

En toch: het werkt en past allemaal toch in een goede realisatie en de inspiratie van de componist wordt net zo reëel als het geleende materiaal.

Bij het sorteren om de waardevolste opname te vinden valt veel materiaal af, wat de keuze vereenvoudigt. Een complicatie is nog dat sommige uitvoeringen alleen als onderdeel van een totale cyclus of als dubbel cd verkrijgbaar zijn. Een handicap voor iedereen die de werken afzonderlijk wenst te verzamelen om zo meestal tot betere, in ieder geval interessantere ervaringen te komen.

Wat, wie blijft als beste keus over? Bij de oudere opnamen is dat Rozdestvensky met een prachtig geslaagde all-round vertolking, bij de middeloude Haitink met een gedegen, grondige en objectieve visie en bij de nieuwere zijn het Lòpez-Cobos, prachtig uitgewerkt, meesterlijk klinkend en Shostakovitch (Supraphon), welsprekend, mooi samenhangend.

Bij de kamermuzikale reducties zijn Kremer c.s. in het voordeel.

 

Discografie

 

1974. Moskou’s filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Kyril Kondrashin. Melodiya 74321-19846-2.

 

1974 Staatskapel Dresden o.l.v. Kyril Kondrashin. Profil Medien PH 06065.

 

1976. Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Melodiya 74321-25192-2, Olympia OCD 5002 (6 cd’s).

 

1983. Symfonie orkest van het Sovjet ministerie van cultuur o.l.v. Gennady Rozdestvensky. Melodiya 74321-59057-2 (2 cd’s), Olympia OCD 258.

 

1979. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Bernard Haitink. Decca 417.581-2, 425.069-2.

 

1989. Göteborg symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. DG 474.469-2 (2 cd’s).

 

1989. Londens symfonie orkest o.l.v. Mstislav Rostropovitch. Andante AND 4090.

 

1989. Omroeporkest Bratislava o.l.v. Ladislav Slovak. Naxos 8.550624.

 

1990. Royal philharmonic orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 475.874-8 (12 cd’s).

 

1990. Londens symfonie orkest o.l.v. Maxim Shostakovitch. Collins 12062.

 

1990. Cleveland orkest o.l.v. Kurt Sanderling. Warner 0927-49621-2.

 

1997. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Mariss Jansons. EMI 556.591-2.

 

1997. Chicago symfonie orkest o.l.v. Georg Solti. Decca 458.919-2.

 

1998. WDR symfonie orkest Keulen o.l.v. Rudolf Barshai. Brilliant Classics 6324, 6275-1/11 (11 cd’s).

 

1999. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Sanderling. BPO BPH 0611.

 

2000. Cincinnati symfonie orkest o.l.v. Jesús López-Cobos. Telarc CD 80572.

 

2004 Gürzenich orkest Keulen o.l.v. Dmitri Kitaenko. Capriccio 71029 (12 cd’s).

 

2006 Praags symfonie orkest o.l.v. Maxim Shostakovitch. Supraphon SU 3890-2 (10 cd’s).

 

2008. Mariinsky orkest o.l.v. Valery Gergiev. Mariinsky MAR 0502.

 

2008. Russisch nationaal orkest o.l.v. Mikhail Pletnev. Pentatone PTC 5186-331.

 

Arrangement Derevianko

 

2006. Kremerata Baltica. DG 449.966-2, 477.544-2 (2 cd’s).

 

2007. Trio opus 8 e.a.. Profil Medien PH 08014.

 

Met onbekende opnamedatum, alfabetisch op dirigentnaam

 

…. Giuseppe Verdi orkest Milaan o.l.v. Oleg Caetani. Arts 47706-8.

 

…. Weens symfonie orkest o.l.v. Eliahu Inbal. Denon CO 78948.

 

 

…. Philadelphia orkest o.l.v. Eugene Ormandy. RCA 09026-63587-2.

 

…. Russisch symfonie orkest o.l.v. Valery Polyansky. Chandos CHAN 9550.