Verg. Discografieën

SHOSTAKOVITCH: VIOOLCONCERT NR. 1

SHOSTAKOVITCH: VIOOLCONCERT NR. 1

 

In de periode van het tweede schervengericht dat in 1948 van staatszijde door Zhdanov over de componist was geveld – hij zou ‘formalistisch’ zijn en ‘anti volkskunst produceren’ - ontstond het eerste vioolconcert dat hij niet meteen publiceerde omdat hij inzag dat het niet zou passen in de lade van het ‘socialistische realisme’. Toen droeg het nog het opusnummer 99, later, in 1955, werd dat herzien in 77. Of het in de tussentijd ook nog veranderingen onderging? Na publicatie werd het concert ook gauw 29 en 30 oktober ’55  door David Oistrakh in Leningrad ten doop gehouden.

Achtergronden

 

Dmitri Shostakovitch stierf in 1975, vier jaar na Stravinsky en hij was de laatste componist wiens kwaliteiten unaniem door de hele Westerse wereld werden erkend, zowel in het traditionalistische als in het modernistische kamp. Ongetwijfeld was hij een der grootste componisten uit de twintigste eeuw en iedereen beschouwt hem als een van de fascinerendste figuren uit de moderne muziek.

In tegenstelling tot Prokofiev die nog in het Tsaristische Rusland werd geboren en opgroeide, bracht Shostakovitch zijn hele leven door binnen het knellende Sovjet systeem; hij was niet zo groot dankzij het communistische regime, maar juist ondanks dat. Shostakovitch’ stijl is heterogeen en toch onmiddellijk herkenbaar doordat volgens musicoloog Boris Schwarz drie lijnen worden gecombineerd: spirituele humor, introspectieve meditatie en declamatorische grandeur. Zelf noemde de componist het stuk wel een ‘symfonie voor viool en orkest’. 

De luisteraar wordt hier geconfronteerd met een lyrisch, introverte componist die zich op heel persoonlijke, duidelijk zwaarmoedig-sensibele wijze uit

Het werk waaraan in de zomer van 1947 werd begonnen, bevat mee van de mooiste muziek die ooit voor de viool werd geschreven. Het bevat vier delen plus een mammoet uitgeschreven cadens die vrijwel als vijfde deel kan worden beschouwd.

Het eerste deel is een uitgebreide dromerige nocturne die rustig begint met een kalme, maar biologerende basmelodie waarin de solist cantilenen spint en vervolgt met een wervelend, ietwat duivels scherzo met nachtmerrie karakter in sonatevorm waarin ’s componisten bekende notensignatuur DSCH (D, Es, C, b) opduikt en dat lang niet altijd in het gevraagde tempo wordt gespeeld. Het derde deel, een bijna tien minuten durende, door celli, bassen en pauken, daarna hoorn ingezette passacaglia met een herhaling van het thema na telkens zeventien maten in andantetempo steekt duidelijk boven de rest uit. Het is een heel spiritueel gedeelte, vol noblesse. De pauken kondigen een ritmisch patroon aan en de solist zingt een haast wanhopige klacht. De 119 maten lange solocadens die de muziek laat overgaan van de vrij duistere, door celli en bassen ingezette passacaglia naar de hectische dansactiviteit van de finale is heel krachtig en oorspronkelijk en dreigt haast het emotionele bereik van een soloviool te overstijgen. De finale is een stormachtige burleske die tegelijk grillig, briljant en hoekig is

Het werk als geheel heeft vele facetten en biedt de solist heel wat moeilijkheden. Het orkestaandeel is ook groots van opzet en bezetting met drievoudige houtblazers, doch zonder trompetten en trombones.

De opnamen

 

De lijst opnamen is aardig lang en helaas waren niet alle daarin vermelde opnamen voorhanden. Het werk was – hoe kan het haast anders – opgedragen aan David Oistrakh, die er kort na het ontstaan in Leningrad, Praag en New York opnamen van maakte. Daarna helaas alleen nog twee keer in Londen en Edinburgh, maar met minder groots resultaat . Ondanks de wat mindere geluidskwaliteit zorgde hij zo driemaal voor een meteen maatgevende realisatie die meteen tot standaard werd. Indien nog verkrijgbaar is de Sony cd de veiligste aanbeveling. De opname werd de dag na de Amerikaanse première gemaakt en Mitropoulos is een formidabele begeleider die het werk al uit het hoofd schijnt te hebben gedirigeerd. De Brillant Classics dito is nog klassieker, ontleend aan de Melodyia catalogus maar maakt deel uit van een cassette met 10 cd’s wat niet direct van ieders gading zal zijn. Ook het EMI album van Oistrakh met 17cd’s lijkt als het vooral om Shostakovitch I gaat geen aantrekkelijke propositie.

Ook was er ooit op lp een versie van die andere grootheid uit de bewuste periode: Leonid Kogan. Maar die is blijkbaar nooit heruitgegeven.

Bij Itzhak Perlman gaat het om een niet optimaal geslaagde ‘live’ opname uit het Mann auditorium in Tel Aviv. Daar ontstond een meeslepende, briljante verklanking die echter in de verstilder, geheimzinniger momenten tekort schiet. Dat komt mee omdat de solist teveel naar voren is gehaald in de opname. Ilya Kaler levert een prachtige soloprestatie, waaraan helaas afbreuk wordt gedaan door een middelmatige begeleiding en een ongelukkige balans van de opname. Weer anders, eerder wat onderkoeld, bedachtzaam vat Daniel Hope het werk aan. Zo kwam een sober understatement tot stand dat voor een keer na andere, uitbundiger visies best een keer het aanhoren waard is. De begeleiding door zoon Maxim Shostakovitch is aan de letterlijk, weinig geïnspireerde kant.

Markant is wat Leila Josefowicz van haar interpretatie maakt. Ze laat de muziek echt verrassend modern klinken (een Engels commentaar sprak wat oneerbiedig van ‘gelijk Jimmy Hendrix’). Meteen het eerste deel krijgt een bijzondere lading, het scherzo is wat licht uitgevallen misschien, maar de passacaglia heeft een pakkende intensiteit en de begeleiding van Oramo bereikt hier zijn beste momenten. De cadens begint ingetogen klassiek, maar groeit uit tot een haast rauwe kreet. Haar toon bezit een duistere gloed die mooi past bij het monoloogkarakter van het werk, maar er wordt ook niet geaarzeld om de compromisloos ruige kanten van het concert tot gelding te brengen. 

Viktoria Mullova bereikt een concentratie en deels verschrikkend directe, vaak beklemmende expressie omdat ze met een heldere, gebundelde en fraai uitgesponnen toon heel briljant virtuoos speelt. Zonder dat ze op het punt van bravura tekort schiet, is het juist in de verstilder passages dat de hoogst expressieve Midori uitblinkt (waarom horen we eigenlijk nooit meer van haar?). Zonder de contrastwerking tekort te doen treft ze in het eerste deel met haar bijna omsluierde toon. Het klinkt heel intiem. De zachtste gedeelten uit de passacaglia krijgen bij haar een etherische kwaliteit. Ze veroorlooft zich wel wat ritmische vrijheden. Mogelijk dat daaraan extra wordt bijgedragen door het feit dat het om een zaalopname gaat. Abbado is met de Berlijners een zorgzame, kernachtige, sympathieke begeleider die de soliste in de climaxen fraai opstuwt.

Arve Tellefsen levert een knappe prestatie, vol engagement en gevoel, maar weet niet echt tot grote hoogten op te stijgen. Voor een nogal opulente, maar meteen ook mooi gedifferentieerde lezing zorgde Oistrakh leerling Lydia Mordkovitch. Bij haar treft vooral de meditatieve intensiteit. Vooral haar spontane, impulsieve aanpak weet te boeien. De uit een andere school komende Dimitri Sitkovetsky plaatst daar als tegenpool een intellectueel-analytische, maar gelukkig ook heel doorleefde visie tegenover. Sarah Chang staat ook virtuoos en briljant haar mannetje. Haar visie is persoonlijk en overtuigend, ze speelt met overgave doch let daarbij niet steeds op haar intonatie en ook haar brede vibrato zal niet van ieders gading zijn. Ze boft met Rattle en de Berlijners als begeleiders. Zij brengen verrassend veel kleur in de orkestpartij. De opname haalt de soliste eigenlijk teveel naar voren. Een andere jongeling, Hilary Hahn, is evenmin te versmaden. Haar prominentste kenmerk is de lenig ranke toon van staal met fluweel. Ze heeft een voorkeur voor een smal vibrato dat hier beter past dan dat van Chang. Het scherzo krijgt bij haar ook iets sprookjesachtigs. Dat ze net als bijvoorbeeld Mullova niet al te emotioneel, maar eerder wat koel klinkt, kan een voordeel of een nadeel zijn al naar gelang de opvattingen van de luisteraar.

Baiba Skride, winnares van het van het koningin Elisabeth concours in 2001, kan een persoonlijke visie niet worden ontzegd. Ze geeft een frisse vertolking met een stoere, lichtelijk hese toon. Ze graaft vrij diep en huldigt niet erg vlotte tempi. De bravura wordt recht gedaan, maar de soliste veroorlooft zich nogal wat dichterlijke vrijheden. Het nogal op de achtergrond geplaatste orkest is geen grote steun.

De hier anno 2006 nog onbekende Arabella Steinbacher levert een bewonderenswaardige, rijpe prestatie. Ze benadert het werk van de verfijnde kant, zorgt voor mooie dynamische contrasten maar interpreteert die met hartstocht en zonder de climaxen te forceren. Oppervlakkigheid is haar vreemd. De passacaglia en de cadens verleent ze spankracht en diepte. De ontlading komt in het vierde deel.

Vadim Repin levert een verklanking die nog duidelijk Russischer klinkt dan die van Vengerov. Hij is prachtig snel in het scherzo waarna de passacaglia juist nogal traag, maar wel heel duidelijk gaat. In het algemeen is de emotionele temperatuur bij  Vadim Repin (wiens opname helaas niet langer verkrijgbaar blijkt te zijnn) lager dan bij Vengerov. Met de heldere begeleiding trof Repin het heel goed.

Voorjaar 2010 raakte violistisch Nederland in de ban van Sergei Khachatryan en het zal niet verbazen dat hij ook schittert in het onderhavige concert. Hij zet het onder hoogspanning, maar tegelijk is zijn aanpak wat lichter, minder intens dan van de dadelijk te volgen winnaar. Verschil maakt ook de begeleiding, die weliswaar vrij helder klinkt, maar ook vrij luchtig. Er wordt in emotioneel opzicht net wat minder diep gegraven. Omdat het een Frans orkest is?

De geest van Oistrakh en Heifetz klinken door in het spel van Maxim Vengerov. Het klinkt namelijk vervuld van een brandende intensiteit en noblesse. Dat Rostropovitch de leiding over het orkest had en ook invloed had op de solist, speelt ook een belangrijke rol in het welslagen van de bewuste interpretatie. Het blijkt uit de breedte van zijn stokvoering en zijn toon die nu eens beangstigd fluisterend is, dan weer een wrede uitroep. De finale zal zelden feller demonisch hebben geklonken dan hier.

Tot voorlopig slot is daar nog Christian Tetzlaff die bij Ondine al behoorlijk succesvol de vioolconcerten van Mendelssohn en Schumann opnam en vioolsonates van Mozart en Schumann. Nu waren beide concerten van Shostakovitch aan de beurt die hij enigszins in de geest van Oistrakh speelt: energiek, geconcentreerd met intensiteit en gravitas, een vrij koele perfectie zonder daar bijzonder de aandacht op te vestigen en zo misschien iets aan karakter te missen. Hij wordt voortreffelijk begeleid.

Conclusie

 

Uit de best geslaagde opnamen spreekt – ook in de snelle delen - een atmosfeer van eenzaamheid en hulpeloosheid, maar tevens ook de wil om zich niet klein te laten krijgen. Het grote romantische gebaar ontbreekt trouwens ook niet in het werk. Wie doen alle facetten van de compositie recht? Troost vooraf: echt inferieure opnamen passeerden eigenlijk niet de revue.

Maar in dit geval is momenteel sprake van een baas net boven een volgende baas situatie. Vengerov levert de beste allround interpretatie. Hij wordt wel op de voet gevolgd door een tros andere geweldenaars: daaronder de heren Khachatryan, Sitkovetsky, Tetzlaff en Hope in deze voorkeursvolgorde  en bij de terecht krachtig oprukkende dames Midori, Steinbacher, Mordkovitch, Leilowicz, Hahn, Chang en Mullova eveneens in deze rangorde. Het wachten is op Simone Lamsma. 

Bij aanschaf kunnen ook de gebruikte, al dan niet gewenste koppelingen een grote, zo niet doorslaggevende rol spelen.

Tetzlaff, Hope, Kachaturyan, Steinbacher, Mordkovitch, Sitkovetsky, Vengerov bieden met beide vioolconcerten van Shostakovitch eigenlijk de meest voor de hand liggende oplossing, Chang met Prokofiev 1, Hahn met Mendelssohn, Josefowicz met de vioolsonate, Midori met Tchaikovsky, Mullova met Prokofiev 2, Perlman met Glazoenov of vioolduo’s, Tellefsen met Bach 1 enz.

Discografie

1956. David Oistrakh met het Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Orfeo C 736081 B, Brilliant Classics 92609, 9056 (20 cd’s).

 

1956. David Oistrakh met het New York filharmonisch orkest o.l.v. Dimitri Mitropoulos. Sony MHK 63327, 88697-00812-2.

 

1956. David Oistrakh met het Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Jevgey Mravinsky. Orfeo C 736.081 B.

 

1957. David Oistrakh met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Jevgeny Mravinsky. Praga PR 725005-2.

 

1961. Leonid Kogan met het Moskou’s filharmonisch symfonie orkest o.l.v. Kyrill Kondrashin. Arlecchino ARL 87.

 

1962. David Oistrakh met het Philharmonia orkest o.l.v. Gennady Rozdestvensky. BBC Legends BBCL 4060-2.

 

1965. Leonid Kogan met het Moskou filharmonisch orkest o.l.v. Kyril Kondrashin. Supraphon 3005-2, Dante Lys 568/73.

 

1968. David Oistrakh met het Philharmonia orkest o.l.v. Maxim Shostakovitch. Koch INCD 7241.

 

1969. Gustav Schmal met het Dresdens filharmonisch orkest o.l.v. Kurt Masur. Berlin Classics BC 9153-2.

 

1972. David Oistrakh met het Philharmonia orkest o.l.v. Maxim Shostakovitch. EMI 214.712-2 (17 cd’s).

 

1979. Boris Belkin met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Jun’ichi Hirokami. Denon CO 18068.

 

1981. Victor Tretjakov met het USSR Staatsorkest o.l.v. Yuri Temirkanov. Russian Revelation RV 10108, Brilliant Classics 93005.

 

1985. Oleg Kagan met het USSR Staatsorkest o.l.v. Alexander Lazarev. Live Classics LCL 105.

 

1988. Viktoria Mullova met het Royal philharmonic orkest o.l.v. André Previn. Philips 422.364-2, 475.7457, Decca 475.7431 (9 cd’s).

 

1988. Itzhak Perlman met het Israel filharmonisch orkest o.l.v. Zubin Mehta. EMI 749.814-2, 562.593-2.

 

1989. Dmitry Sitkovetsky met het BBC symfonie orkest o.l.v. Andrew Davis. Virgin 561.633-2, 759.601-2.

 

1989. Boris Belkin met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 425.793-2.

 

1989. Lydia Mordkovitch met het Schots nationaal orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chndos CHAN 8820.

 

1991. Arve Tellefsen met het Royal philharmonic orkest o.l.v. Paavo Berglund. Sima PSC 1159.

 

1993. Michael Erxleben met het Berlijns symfonie orkest o.l.v. Claus Peter Flor. Berlin Classics BC 1373-2.

 

1993. Yayoi Toda met het Belgisch nationaal orkest o.l.v. Ronald Zollman. René Gailly CD 90006.

 

1994. Maxim Vengerov met het Londens symfonie orkest o.l.v. Mstislav Rostropovitch. Teldec 4509-92256-2,  Warner 0927-46742-2, 2564-69452-7.

 

1995. Vadim Repin met het Hallé orkest o.l.v. Kent Nagano. Erato 0630-10696-2.

 

1996. Ilya Kaler met het Pools nationaal omroeporkest o.l.v. Antoni Wit. Naxos 8550814.

 

1997. Midori met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. Sony SK 68338.

 

2000. Latica Honda – Rosenberg met het Sloweens omroeporkest o.l.v. Lior Shambadal Arte Nova 74321-77066-2, Oehms OC 225.

 

2001. Ilja Gringolts met het Israel filharmonisch orkest o.l.v. Itzhak Perlman. DG 471.616-2.

 

2002. Hilary Hahn met het Oslo filharmonisch orkest o.l.v. Marek Janowski. Sony SK 89921.

 

2003. Yossif Ivanov met het Belgisch nationaal orkest o.l.v. Gilbert Varga. Muso MU 002 (4 cd’s).

 

2004. Baiba Skride met het Berlijns omroeporkest o.l.v. Marek Janowski. Sony 82876-73146-2.

 

2005. Sarah Chang met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 346.053-2.

 

2005. Dmitri Kogan met Tchaikovsky groot academisch symfonie orkest o.l.v. Maxim Shostakovitch. Delos DE 3363.

 

2005. Baiba Skride met het Münchens filharmonisch orkest o.l.v. Mikko Franck. Sony 82876-73146-2.

 

2005. Catherine Manoukian met het Armeens filharmonisch orkest o.l.v. Edouard Topchian. Marquis classics 774718-1339-2.

 

2005. Daniel Hope met het BBC symfonie orkest o.l.v. Maxim Shostakovitch. Warner 2564-62546-2, 2564-66054-2 (5 cd’s).

 

2005. Catherine Manoukian met het Armeens filharmonisch orkest o.l.v. Edouard Topchian. Marquis classics 774.718.

 

2005. Sarah Chang met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 346.053-2.

 

2006. Ruth Palmer met het Philharmonia orkest o.l.v. Benjamin Wallfisch. Quartz QTZ 2045.

 

2006. Leila Josefowiecz met het Birmingham symfonie orkest o.l.v. Sakari Oramo. Warner 2564-62997-2.

 

2006. Arabella Steinbacher met het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Andris Nelsons. Orfeo C 687.061A.

 

2007. Sasha Rozdestvensky met de Russische Staats symfonie cappella o.l.v. Gennady Rozhdestvensky. Nimbus NI 6123.

 

2008. Sergei Khachatryan met het Frans nationaal orkest o.l.v. Kurt Masur. Naïve V 5025.

 

2008. Yossif Ivanov met De Filharmonie o.l.v. Pinchas Steinberg. Ambroisie AM 175.

 

2008. Yossif Ivanov met het Belgisch nationaal orkest o.l.v. Gilbert Varga. Muso MU-002 (4 cd’s).

 

2009. Ilian Garnet met het Belgisch nationaal orkest o.l.v. Gilbert Varga. QEC QEC 2009 (3 cd’s).

 

2010. Lisa Batiashvili met het Symfonie orkest van de Beierse omroep o.l.v. Esa-Pekka Salonen. DG 477.9299.

 

2011. Sayaka Shoji met het Oeral filharmonisch orkest o.l.v. Dmitri Liss. Mirare MIR 166.

 

2012. Andrei Baranov met het Belgisch nationaal orkest o.l.v. Gilbert Varga. QEC QEC 2012 (3 cd’s).

 

2012. James Ehnes met het Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Kirill Karabits. Onyx 4113.

 

2013. Christian Tetzlaff met het Helsinki filharmonisch orkest o.l.v. John Storgårds. Ondine ODE 1239-2.

 

Met onbekende opnamedatum

 

…… Stoyka Milanova met het Bulgaars filharmonisch orkest o.l.v. Vassil Stefanov. Sound CD 3445.

 

Video

 

1987. Yuzuko Horigome met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Rudolf Barshai. Digital Classics DC 10010, Isolde TP-DVD 145 (dvd).