Verg. Discografieën

TCHAIKOVSKY: NOTENKRAKER, DE

TCHAIKOVSKY: DE NOTENKRAKER

 

Het is dikwijls moeilijk om ons voor te stellen hoe een muziekwerk dat we tegenwoordig als meesterwerk kennen en bewonderen vroeger ooit werd beschouwd als onbelangrijk en niet het aanhoren waard. Tchaikovsky’s ballet De Notenkraker is momenteel enorm succesvol. Er gaat in het balletseizoen vrijwel geen Kerstmis voorbij of nieuwe producties van dit essentieel feestelijke werk worden op het toneel gebracht. De muziek wordt regelmatig geplunderd door media types om allerhande te adverteren: van TV programma’s over dieren tot reclame voor een bepaald soort chocolade.

 

Achtergronden

 

Vòòr Tchaikovsky had de Russische balletmuziek letterlijk en figuurlijk weinig om het lijf. Die muziek bestond voornamelijk uit weinig meer dan achtergrondmuziek waarmee dansers hun kunsten konden vertonen. Tchaikovsky introduceerde een grotere variëteit aan ritmen, een veel grotere melodische rijkdom, een stukken betere orkestratie. Maar bovenal gaf hij het ballet een ruggengraat met behulp van een symfonische constructie. Kortom: hij verleende het ballet een respectabel aanzien.

Het klassieke ballet heeft meer aan Tchaikovsky te danken dan aan wie ook. En ook wanneer Zwanenmeer, Doornroosje en De notenkraker gedurende het leven van de componist niet meer dan een lauwe ontvangst ten deel viel, behoren deze werken tegenwoordig overal tot de meest uitgevoerde danspartituren.

Met een dergelijk enthousiasme werd het werk niet begroet ter gelegenheid van de première in Sint Petersburg op 18 december 1892, waar het samen met Tchaikovsky’s eenakter Iolantha werd uitgevoerd. De tsaar zelf was bij de generale repetitie aanwezig geweest en was blijkbaar tevreden met wat hij zag en hoorde: “Zijne majesteit was verrukt”, schreef Tchaikovsky de volgende dag, “en ontbood me in zijn loge waar hij me met complimenten overlaadde”.

De pers daarentegen was scherp en meedogenloos in zijn oordeel: “De Notenkraker kan in geen geval een ballet worden genoemd. Waarom dans studeren als artiesten niet meer dan figuranten schijnen te zijn?” En: “Voor de ballerina zit er zeer weinig in, voor de kunst niets. Het zet onze dans weer weer een stap terug in zijn artistieke ontwikkeling” of: “er is geen enkele creativiteit in het stuk te ontdekken”.

Volgens Tchaikovsky’s broer Modest was het opvallend dat het publiek de “tere schoonheid” van de muziek de eerste keer niet bekoorde”. Oppervlakkig beschouwd leek de componist nogal filosofisch te aanvaarden dat zijn nieuwste werk op kritiek stuitte. “Ik sta daar onverschillig tegenover”, schreef hij, “want dit is niet de eerste keer en ik weet dat ik ten slotte succes zal hebben.” 

Dat was zoals we nu weten inderdaad het geval, maar er bestaat geen twijfel aan dat de negatieve reacties op De Notenkraker de reputatie van het werk lange tijd geen goed deden en het vergde enige tientallen jaren voordat het pas aan zijn zegetocht kon beginnen. Na een magere veertien voorstellingen werd het in Sint Petersburg van het toneel gehaald en pas zevenentwintig jaar later bereikte het Moskou. Het duurde veertig jaar voordat het in West Europa werd uitgevoerd en vijftig voordat de Amerikaanse première plaatsvond.

Waarom was De Notenkraker zo’n teleurstellend fiasco in de beginperiode? Daarvoor zijn verschillende verklaringen aangedragen. De creatie zelf had een suikerzoet, in dramatisch opzicht niet bijster spannende inslag. Ongewoon was natuurlijk ook dat kinderen hier de hoofdrol spelen. Maar er was meer malheur.

Ziekte bijvoorbeeld dwong Marius Petipa die twee jaar eerder met een verbluffend mooie choreografie van Doornroosje een groot succes had gehad om zijn medewerking aan het Notenkraker project op een cruciaal ogenblik af te zeggen waardoor het visuele effect van het toch nogal onbeduidende en episodische scenario verder werd verzwakt. Er is ook wel gesuggereerd dat de matroneachtige figuur die was uitverkoren om Fee Suikerboon te dansen de illusie geweld aandeed en dat het verwende publiek in St. Petersburg weinig ingenomen was bij het zien van in balletmatig opzicht weinig geraffineerde kinderen die over het toneel dartelden in plaats van het technisch puike corps de ballet, waaraan het gewend was.

Wat dan ook de redenen waren dat De Notenkraker niet meteen een succes was en oog en oor bekoorde, de status van het werk is nu duidelijk en onomstreden: samen met de beide balletten die eraan voorafgingen, Zwanenmeer en Doornroosje vestigde het een gouden standaard op het punt van dramatische waarschijnlijkheid voor dansmuziek op het grote podium. Muziek die in zijn soort nog steeds onovertroffen is.

Tchaikovsky’s dagelijks leven werd regelmatig verstoord door emotionele turbulentie en tweedracht; de periode waarin hij aan De Notenkraker werkte was daarop geen uitzondering. In april 1891 bijvoorbeeld, druk bezig met de voltooiing van de eerste akte, raakte hij zwaar getraumatiseerd door de dood van zijn zuster Aleksandra tengevolge van misbruik van drank en verdovende middelen. Het frappante is, dat zo weinig van de schaduwen die zo vaak over Tchaikovsky’s persoonlijke leven lagen hun weg vonden in de partituur van De Notenkraker zelf: toevallige voorbeelden van belasting en psychologische stoornis komen voor (de “strijdscène is er eentje), maar in het algemeen komt De Notenkraker over als het meest verleidelijke en fantastische van Tchaikovsky’s drie balletten en tevens als het ballet waarin hij de orkestkleuren en timbres het meest verbeeldingsvol aanpast bij de bijzondere karakters en episoden uit het scenario.

Twee specifieke voorbeelden van gelukkige instrumentale vondsten vallen op: de simpele doch vernuftige manier om de laagste registers weg te laten om het gerinkel van het speelgoed te schilderen in de ouverture van de eerste akte, de beroemde bloemenwals, de glorieus klimmende melodie die de reis door het bos naar het toverkasteel begeleidt en het gebruik van het toen net uitgevonden toetsinstrument, de celesta om het overbekende klokjesachtige getinkel weer te geven dat wordt geassocieerd met een van de meest herkenbare fragmenten uit het werk: de dans van Fee Suikerboon uit de tweede akte.

De handeling, gebaseerd op het groteske verhaal, Notenkraker en muizenkoning van E.T.A. Hoffmann en in dit ballet tot gedanst sprookje omgevormd: Tijdens de Kerstviering bij de familie Silberbaum krijgt dochter Clara (Marie bij Hoffmann) een notenkraker in de vorm van een soldatenpop van haar oom Drosselmeijer als Kerstcadeau. Voor Clara lijkt het een knappe prins die na een felle strijd met een legertje muizen inderdaad verandert in een knappe prins die het meisje door een sneeuwstorm meetroont naar zijn kasteel Confitürenbourg in het sprookjesland Snoepgoedland waar de snoepjes kunnen dansen. In het tweede deel vormt het Divertissement met de Spaanse chocoladedans, de Arabische koffiedans, de Chinese theedans, de wilde Russische dans, de dans van de rietfluiten en de overbekende bloemenwals het onbetwiste hoogtepunt.

In wezen mag dat met al zijn ongeloofwaardige aspecten romantische onzin zijn. Maar het haakt wel in op aantrekkelijke familietradities en rituelen: men voelt zich al gauw thuis bij zo’n verhaal dat tradities eert. Wel is dat oorspronkelijk vrij duistere, romantische en erotische verhaal van Hoffmann uit 1816 door de componist en de choreografen in veel naïviteit vertaald. Bij hem was Marie een meisje dat haar poppenliefde langzamerhand wilde inruilen voor wat meer fysieks. Drosselmeijer vertelt aan haar ziekbed het sprookje van prinses Pirlapat waarin hij zelf ook voorkomt. Ze raakt betoverd en kan alleen door het kraken van de hardste noot op aarde te kunnen. Dat blijkt alleen neef en naamgenoot Drosselmeijer te kunnen, maar door een misstap verandert hij in een notenkraker en kan hij alleen door de liefde van een vrouw in zijn oorspronkelijke staat worden hersteld. Maar Tchaikovsky’s muziek is ook heel wat anders dan kinderachtig: mysterieus evocatief wat die nu eens enge dan weer prachtige aan de kinderen eigen neiging tegemoet komt om zich over te geven aan onbegrensde fantasie en vlucht in het onwezenlijke en dat voor volwassenen diep verborgen ligt in de psyche, wachtend tot die gevoelens soms even worden gewekt.

Regisseurs en choreografen kunnen eigenlijk alle kanten op met het werk. Welke leeftijd geef je Clara? Is het nog echt een kind of pubert ze al danig? Waar situeer je de handeling? Traditioneel in Kerstsfeer, of zoals door het Nationale ballet op Sinterklaasavond of nog extremer zoals door de Dutch Don’t Dance Division tijdens de nachtmis in een kerk?

Van de oorspronkelijke choreografie zijn nauwelijks nog de danspassen bewaard, wat extra vrijheid geeft. Dat speelt bij de gefilmde uitvoeringen op dvd een grote rol, voor de cd’s met alleen de muziek maakt dat natuurlijk niets uit.

 

De opnamen

 

De bijl van het grote “opschonen” van repertoire door de muziekindustrie heeft flink huisgehouden in de complete opnamen van De Notenkraker en andere, in principe nog bestaannden stonden niet ter beschikking. Sommige zijn ook nog eens extra ondergebracht in niet nader genoemde dikke combinatie albums. 

De eerste nog  altijd erg goede opname van Dorati met de Philharmonica Hungarica is dankzij de Living Presence opnametechiek nog altijd de moeite waard en de tweede, ook uit eind jaren vijftig van Ansermet is ook nog heel behoorlijk en sympathiek, doch wat laat op cd (her)verschenen en doet niet echt meer mee in de race. Tot de niet meer of slechts moeilijk  verkrijgbare en bovendien niet optimaal geslaagde versies behoren onder meer die van Svetlanov, Vonk, Zinman en Temirkanov. Maar gelukkig zijn er nog wel versies met Russische orkesten over. Van de niettemin ruim twintig complete opnamen die overblijven biedt een aantal weinig value for money. Veel uitgaven zijn zonder toevoegingen uitgebracht op twee plaatjes in de duurste cd categorie en een kleine ƒ100,- is veel geld voor rond negentig minuten muziek. Daarover aanstonds nader.

Andere zijn misschien logisch op zes of vijf plaatjes gecombineerd met Doornroosje en Zwanenmeer. Dat is het geval bij Bonynge, Previn, Slatkin, Ozawa en Pletnev. Maar geen van de vier haalt in deze vorm de eindronde. Het zwakst is Slatkin die nogal onballetmatig snelle tempi kiest en daardoor aan karakter en sfeer inboet. Op DG delen Ozawa en Pletnev de taken. De Notenkraker valt Ozawa toe die voor een lichtvoetige uitvoering zorgt. 

Gelukkig zijn sommige markante uitvoeringen ook in een goedkopere serie heruitgebracht. Previn met zijn prachtig door het orkest ingevulde, warmbloedig realisatie voorop. Wie helemaal voor een koopje uit wil zijn, kan terecht bij Lenárd op Naxos voor een redelijke verklanking, die interessant genoeg is gekoppeld aan Glazoenovs vrij onbekende ballet Chopiniana.

Eén welgemeende raad tot slot voordat we in medias res gaan met de belangrijkste opnamen: doe uzelf niet tekort met alleen de Suite. Fragmentarische uitvoeringen zijn stukken minder bekoorlijk dan het totaal. 

Hier wat naders over de diverse uitvoeringen met actualiteitswaarde:

Ashkenazy levert één van de betere uitvoeringen, aardig gekoppeld aan Glazoenovs Jaargetijden. De opname heeft het voordeel van de fijne akoestiek van de Walthamstow studio en de geavanceerde digitale Deccatechniek, resulterend in een warme klank. De vertolking als zodanig bezit veel charme en de beroemde dansen uit het Divertissement uit de tweede akte combineren élégance en karakter met een rijk geschakeerd kleurenpalet. Alle waardering voor het musiceren.

De enkelvoudige uitgave van Bonynge is vooral aantrekkelijk door zijn toegift, een zeldzame maar substantiële (een uur durende) koppeling met Offenbachs Le papillon. De benadering is sympathiek en het orkestspel is gepolijst, maar het begin – met de Kerstviering – is nogal tam. Maar als de Kerstboom zich ontvouwt komt er meer engagement en drama in de uitvoering. In de Pas de deux uit de tweede akte is van echte passie sprake. Ook ontbreekt het niet aan kleur in de karakteristieke dansen. Net als bv. Ermler beschikt Bonynge over theaterbloed en gevoel voor het picturale, wat zich uit in het gebruik van primaire kleuren. Hier wordt ongekunsteld een verhaal verteld. Markante momenten zijn in dit opzicht de celesta in de Dans van fee Suikerboon en de Dans van grootvader die een leuke Teutoonse Schwung heeft. Maar ook hier zakken net als bij Ermler de tempi soms wat in. De in Londens Kingsway Hall gemaakte opname is haast overbriljant in het hoog, maar heeft verder een aangename ambiance. Samen met Tchaikovsky’s andere balletten is deze verklanking ook op 6 cd’s beschikbaar.

Met het superlatief mooi spelende Berlijns filharmonisch orkest zorgt Bychkov voor veel flair en karakter. Ondanks de concertzaal ambiance klinken de violen haast te prominent.. Opnieuw slaagde het Divertissement prachtig en afwisselend. Bij vlagen zorgt de fraaie opname voor hoorbare meerwaarde. Als bescheiden toegift zijn daar fragmenten uit Eugen Onegin.

Dorati’s eerste, Londense versie uit 1962, puristisch in Mercury’s Living Presence techniek opgenomen, is fijnzinnig en levendig. De balans is volkomen natuurlijk, de sfeer aangenaam met fraaie details. Opnieuw fraaie hoogtepunten als in het Divertissement en de reis door het bos. Jammer genoeg bevredigt de aanvulling – de Serenade voor strijkorkest – minder.

De uit 1975 daterende tweede uitgave van Dorati met het Concertgebouworkest gooit hoge ogen bij de goedkope heruitgaven, gekoppeld als de vertolking is aan de door Fistoulari gedirigeerde hoogtepunten uit Doornroosje, een nog steeds heel mooie lezing uit 1962. Het Concertgebouworkest combineert verfijning en dramatiek. De getoonde vitaliteit is meteen vanaf de Miniatuur ouverture hoorbaar. Er is de nodige ritmische veerkracht maar nergens worden de accenten overdreven aangezet. De reis door het bos zal zelden vuriger hebben geklonken en wordt opgebouwd tot een enorme climax. Het St. Bavo jongenskoor weert zich prachtig in de sneeuwvlokkenwals. De akoestiek van het Concertgebouw zorgt voor body en levendigheid in de klank.

Naar verwachting klinkt de onder ideale akoestische voorwaarden gemaakte opname van Dutoit bijzonder fraai. Ook de uitvoering mag er wezen; het orkestspel is heel mooi met gedistingeerde details en de fraaie akoestiek draagt bij aan de brille aan extra kleurvorming en transparante fijntekening. Het Kerstfeest heeft veel vaart en karakter, de dansen uit het Divertissement klinken heel fris en levendig met een fraai kinderkoor in de Sneeuwvlokkenwals. Als aanvulling biedt Dutoit Aurora’s Wedding, een verkorte versie van Doornroosje

Ermler zorgt voor de vertolking met misschien wel de sterkste theatersfeer. Het is niet moeilijk om er de verflucht van het nog verse décor, de rondwervelende tutu’s en het bonzen van balletschoenen op het podium bij te denken. Verrassend is dat niet, want Ermler was ruim 25 jaar ballet dirigent aan het Bolshoi theater en werkte sinds 1985 als zodanig als gastdirigent in Covent Garden. Dat is ook het orkest dat hij hier leidt. Het ensemble speelt of zijn leven ervan afhangt. Het “dennenbos in de winter” aan het eind van de eerste akte wordt opgezweept tot een reeks gepassioneerde climaxen met verscheurend spel van de strijkers en een gevoel van vurigheid dat kan gelden als komend van een Sovjet ensemble dat langzaam aan de kook wordt gebracht. Maar het orkestspel is niet voortdurend van dit niveau en sommige tempi zijn net wat te traag om bij herhaald beluisteren te bevredigen. Wel aardig is de aanvulling: de Tchaikovskyvariaties van Arensky.

Naar verwachting zorgt Gergiev eigenlijk in alle opzichten voor een meeslepende vertolking. Gelukkig is ook de opname uitermate mooi. Tchaikovsky’s geïnspireerde partituur komt hier oorspronkelijk en fris te voorschijn als duidelijk een van Tchaikovsky’s meest volmaakte meesterwerken, met stralende primaire kleuren en met prachtig opgebouwde climaxen, met name in de uitgestrekte reis door het bos (hier In de Kerstboom genaamd). Het grote Adagio voor de twee belangrijkste dansers bezit een typisch Russische felheid. De relatief vrij korte uitvoeringsduur is mee te danken aan Gergievs levendige, maar geen moment te vlotte aanpak. Hoe dan ook, het ontbreekt niet aan Slavische vurigheid. Hooguit komt men op het punt van charme en magie misschien hooguit ietsje tekort. Maar daar staat tegenover dat Gergiev veel aandacht toont voor de zo bijzondere orkestratie. Mooie details dus. De lichtere karakteristieke nummers worden kostelijk uitgevoerd, met name de geestige Chinese dans, terwijl de Bloemenwals en de eerdere Wals van de sneeuwvlokken met zijn woordloos zingende koor heel elegant tot klinken komen.. Er zijn geen pauzes tussen de nummers uit het Divertissement, mogelijk om de speelduur in te korten. Maar dat wekt bedoeld of onbedoeld het gevoel dat we al luisterend een apotheose in de finale naderen.

Er moet ook plaats zijn voor een dramatische, zelfs toneelmatige opvatting zoals die van Jansons, onderstreept door een nogal spectaculaire opname, met name van het koper dat soms bijna Wagneriaans klinkt. Het is allemaal heel levendig en opwindend, het is ook stijlvol gespeeld, maar het straalt minder warmte en magie uit van wat bijvoorbeeld Ashkenazy laat horen. En helaas: er is geen koppeling.

Onder Mackerras gloeit de muziek in zijn volle kleurenpracht en klink deze erg vitaal, ook al staat hij een no-nonsense aanpak voor, zonder verleidelijke rubati. De verrassend rijk en vol klinkende Telarc opname helpt een stuk. Deze ontstond in de Londense Watford Town Hall, wat glamour verleent aan de violen en een gloeiende warmte aan het lage en middenregister. Wanneer de betovering begint, zorgen een spectaculair ruim dynamisch bereik en de extra amplitude voor een fysieke frisson in de climaxen. Wat in geen andere opname zo duidelijk wordt, is de echt griezelige sprookjeswereld van het kind, die zijn fundament heeft in het leven van alledag, maar zijn eigen logica heeft die van een desoriënterende en zelfs verontrustende aard is. Mackerras weet goed raad met deze droomachtige aspecten uit een andere wereld. Maar gelukkig is hij niet alleen Freudiaans, hij kan ook met een glimlach dirigeren.  De bekende stijgende melodie als Clara en de prins door het bos reizen, is heel pakkend. In het zich eerder afspelende strijdtoneel zijn zelfs een paar echte kanonschoten geïnterpoleerd, maar met mate omdat het om een speelgoed scène gaat. De grote Pas de deux zorgt voor een geweldige climax met stralend koper.

Previn maakte twee opnamen van dit ballet; de nieuwere, digitale uitgave is alweer geschrapt. De wel leverbare dateert uit 1972 en is goed geremasterd al raakte de klank lichtelijk uitgedroogd. Previn zorgt voor een zeer gedegen en betrouwbare verklanking die alleen niet echt geïnspireerd is. Dat lijkt bij oppervlakkige beschouwing aan de wat langzaam lijkende tempi te liggen, maar blijkt bij meting niet te kloppen: suggestie. Het ligt eerder aan een gemis aan ritmisch élan. Hier klinken de bekende dansen uit de tweede akte met extra verfijning en puntigheid. Het orkestspel is erg mooi, warm. Iets meer spanning en felheid was echter niet verkeerd geweest.

De wat oudere opname van Rozdestvensky wordt gekenmerkt door een enorme vitaliteit en een duidelijk Russisch karakter, dat heel duidelijk tot uiting komt in de sneeuwvlokkendans met een uit volle borst zingend kinderkoor. De timbres van de hout- en koperblazers zijn kenmerkend robuust, het vibrato is frappant net als de kleuring. De mars is ook duidelijk militaristischer dan gewoonlijk, maar wel pakkender dan de doorgaans erg gestileerde aanpak. Er is geen moment sprake van gesentimentaliseer; de viering van het Kerstfeest aan het begin verraadt de lawaaierige sfeer waarin ouders en kinderen zich vermaken. Elk moment uit Tchaikovsky’s muziek telt hier en de levendigheid van het orkestspel ontwapent alle kritiek. De opname kan er nog goed mee door.

Op Ondine herhaalde Pletnev nog eens zijn in puur orkestraal opzicht geldende prachtprestatie. Heel mooi orkestspel, prachtige details, grote zorgvuldigheid, maar alles wat ten koste van de fantasie en de charme. De heel goede opnamekwaliteit van Ondine laat dit duidelijk blijken.

Wat dat betreft zorgt Rattle voor een gedifferentieerder, warmbloediger lezing, die hooguit wat te filharmonisch uitviel. Maar de dirigent heeft wel de juiste sfeer van het verhaal te pakken en hij ‘vertelt’ dat heel mooi. Vooral de emoties van de kinderen komen mooi tot uiting, maar de dansen uit het divertissement  hebben veel karakter en kleur.

 

Video

 

Verder verdient het aanbeveling om zichzelf incidenteel te trakteren op een video opname. Meer nog dan opera met zijn vaak lange statische gedeelten is het ballet als continu bewegingsgenre gebaat bij audiovisuele producties. Daarom is het wat merkwaardig dat een zo populair werk als De notenkraker zo slecht in die vorm is vertegenwoordigd. Wat er aan opnamen van bestond, was jarenlang alleen in onpraktische vhs tapegedaante of intussen obsolete beeldplaatgedaante beschikbaar. Gelukkig is die situatie intussen flink verbeterd.

Maar te denken valt eigenlijk in  de eerste plaats aan de mooie producties van het Londense Royal Ballet in Covent Garden, beide met de choreografie van Peter Wright. Hier stond Rozdestvensky als bekwaam stuurman aan het muzikale roer en komen we Lesley Collier, Anthony Dowell en Michael Coleman in de hoofdrollen tegen. 

De andere, latere onder de muzikale leiding van Svetlanov, heeft Jonathan Cope, Miako Yoshida,  Irek Mukhamedov en Joseph Cipolla in de hoofdrollen. 

En nu is er dan gelukkig ook in het nieuwe formaat de al van tape bekende opname uit 1994 van het Kirov ballet. Hier is Larissa Lezhnina als Masja en prinses ook de ideaal bezette fee suikerboon in het Divertissement uit de tweede akte, een der hoogtepunten waarin Tchaikovsky de celesta als orkestinstrument introduceerde. Verder zijn daar Victor Baranov in de dubbelrol van notenkraker en prins en Piotr Russanov als Drosselmeyer.

De prachtige partituur wordt onder leiding van Victor Fedotov, een oude rot in balletrepertoire alle recht gedaan en met een perfect ingespeeld balletgezelschap als dat uit het Marijinsky theater oogt en klinkt alles in de beste traditie op het hoogste niveau; het ziet er ook schitterend uit. Eeuwige frisheid lijkt hier logisch. De (Japanse!) cameralieden richten zich steeds op de juiste plaatsen en de kwaliteit van beeld en geluid laat niet veel te wensen over. 

De Parijse opname van Queval beschikte over Noerejev als grote ster maar is uitgerekend nooit op dvd uitgebracht. 

Vergeleken hiermee vallen de producties van het Zweedse ballet met Salavatov en de Berlijnse van Barenboim enigszins weg. De Zweedse choreograaf, Pär Isberg, plaatste het ballet in de traditie van de Zweedse folklore, met name in het verhaal van Petter  en Lotta’s Kerstmis van Elsa Beskov. Licht vervreemdend voor niet-Zweden, mooi uitgevoerd, maar tenslotte toch minder passend.

Echt gediskwalificeerd kan de Berlijnse opname van Barenboim worden. Waarom? Omdat choreograaf Patrice Bart het werk rond de Russische revolutie situeert en er een opgelegd Freudiaanse draai aan geeft. Hoe mooi de kostuums ook zijn en hoe goed er ook wordt gedanst, de dirigent en zijn team kunnen de productie niet redden. 

Dan veel liever de bekende vorm van het Nationaal Ballet, dat de handeling heel herkenbaar naar een oer-Nederlandse omgeving verplaatst door Toer van Schaik die met Wayne Eagling ook voor de choreografie tekende; deze valt heel harmonieus samen met het verder keurig uitgesponnen natuurlijke verhaal. Gedanst wordt voortreffelijk door Anna Tsygankova, Matthew Golding (een langzamerhand heel bekende als prins), James Stout en vooral door de leden van het Amsterdamse ballet.  De muzikale realisatie is in zeer goede handen bij Flori.

Ook de opname van het beproefde Kirov/Mariinsky ballet onder de als steeds bevlogen en animerende Gergiev is haast vanzelfsprekend prachtig. Deze recent verschenen uitgave heeft ook opnametechnische voordelen.

 

Conclusie

 

Gergiev lijkt een duidelijke eerste keus in eigenlijk alle opzichten, zowel op cd als op dvd. Hopelijk is deze uitgave nog in voldoende mate verkrijgbaar. Rattle, Mackerras en Dorati (zowel uit Londen als uit Amsterdam) volgen hem op de hielen, op nog iets grotere afstand op hun beurt gevolgd door Bonynge en Tilson Thomas. De hierboven niet genoemden uit onderstaande lijst kunnen gevoeglijk worden vergeten.

Bij de audiovisuele presentaties gaat het vooral tussen Londen (Rozdestvensky, Svetlanov), Amsterdam (Flori) en het St. Petersburg alternatief (Fedotov). 

 

Discografie

 

1958. Philharmonia Hungarica o.l.v. Antal Dorati. Mercury 432.750-2, 475.6623 (2 cd’s).

 

1958. Royal philharmonic Orchestra o.l.v. Artur Rodzinsky. Westminster 2894-7122821 (2 cd’s).

 

1959. Suisse romande orkest o.l.v. Ernest Ansermet. Decca  480.0560 (2 cd’s).

 

1960. Bolshoi orkest o.l.v. Gennady Rozdestvensky. Melodiya 74321-40067-2 (2 cd’s). 

 

1962. Londens symfonie orkest o.l.v. Antal Dorati. Mercury 432.750-2, 475.662-3 (2 cd’s). 

 

1972. Philharmonia orkest o.l.v. André Previn. EMI 764.843-2, 967.694-2 en Classics for Pleasure CFPD 4706 (2 cd’s), EMI 573.524-2 (6 cd’s). 

 

1974. National Philharmonic orkest o.l.v. Richard Bonynge. Decca 444.827-2, 476.722-0 (2 cd’s), 460.411-2 (6 cd’s). 

 

1975. Concertgebouworkest o.l.v. Antal Dorati. Philips 442.562-2, 456.188-2, 464.747-2 (2 cd’s). 

 

1986. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Semyon Bychkov. Philips 420.237-2 (2 cd’s). 

 

1986. Londens symfonie orkest o.l.v. Charles Mackerras. Telarc 80137 (2 cd’s). 

 

1988. Russisch nationaal orkest o.l.v. Jevgeni Svetlanov. Melodiya 74321.17081-2 (2 cd’s). 

 

1988. Philharmonia orkest o.l.v. Michael Tilson Thomas. Sony SB2K 89778 (2 cd’s).

 

1989.Staatskapel Dresden o.l.v. Hans Vonk. Capriccio 10071/2 (2 cd’s).

 

1989. Covent Garden orkest o.l.v. Marc Ermler. Royal Opera House ROH 304/5, Sony 88697-58124 (2 cd’s).

 

1989. Omroeporkest Bratislava o.l.v. Ondrej Lenárd. Naxos 8550.324/5 (2 cd’s). 

 

1990. Boston symfonie orkest o.l.v. Seiji Ozawa. DG 435.619-2, 459.478-2 (2 cd’s), 477.5153-2 (5 cd’s). 

 

1990. Royal Philharmonic orkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca 433.000-2 (2 cd’s). 

 

1991. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Mariss Jansons. EMI 754.600-2 (2 cd’s). 

 

1992. Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 440.477-2 (2 cd’s). 

 

1992. St. Louis symfonie orkest o.l.v. Felix Slatkin. RCA 9026-61704-2 (2 cd’s), 82876-55707-2 (6 cd’s).

 

1992. New York City Ballet orkest o.l.v. David Zinman. Nonesuch 7559-79294-2 (2 cd’s).

 

1994. Kirov Ballet Sint Petersburg o.l.v. Viktor Fedotov. 

Philips 070-173-2 (dvd).

 

1995. Royal philharmonic orkest o.l.v. David Maninov. RPO SP 06 (2 cd’s).

 

1998. Kirov orkest o.l.v. Valery Gergiev. Philips 462.114-2 (2 cd’s). 

 

2003. Tchaikovsky omroeporkest Moskou o.l.v. Vladimir Fedoseyev. Relief CR 991073 (2 cd’s).

 

2009. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 631.621-2 (2 cd’s).

 

2011. Russisch national orkest o.l.v. Mikhail Pletnev. Ondine ODE 1180-2 (2 cd’s).

 

Video

 

1978. Ballet van het Bolshoi theater Moskou o.l.v. ….. , VAI VAI 40105 (dvd).

 

1985. Royal ballet Covent Garden o.l.v. Gennadi Rozdestvensky. Regie Peter Wright. Warner NVC Arts 0630-19394-2 (dvd). 

 

1989. Bolshoi ballet o.l.v. Alexandr Kopilov. ArtHaus 101.119 (dvd). 

 

1990. Ballet van de opera Parijs met orkest o.l.v. Michel Queval. Teldec 9031-71484-6 (ld) en 9031-71484-3. (vhs). 

 

1994. Kirov ballet en orkest o.l.v. Viktor Fedotov. Regie Vasily Vainonen. Philips 070-173-2 (dvd). 

 

1994. Koninklijk ballet Birmingham o.l.v. Barry Wordsworth. Kultur Video 1491 (dvd). 

 

1996. Royal ballet Covent Garden o.l.v. Jevgeni Svetlanov. Regie Peter Wright BBC Opus Arte OA 0827 (dvd).

 

1999. Ballet van de Duitse Staatsopera o.l.v. Daniel Barenboim.  ArtHaus 100.118 (dvd).

 

2000. Béjart ballet Lausanne en Colonne orkest o.l.v. Edmon Colomer. TDK DV-BLBNC (dvd).

 

2003. Koninklijk Zweeds ballet o.l.v. Renat  Salavatov. Regie Pär Isberg. TDK DV-BLCNUT (dvd). 

 

2007. Mariinsky ballet St. Petersburg o.l.v. Valery Gergiev. Decca 074-3217 (dvd).

 

2007. San Francisco Ballet o.l.v. Martin West. Opus Arte OA 1002 D (dvd).

 

2009. Covent Garden ballet, Londen o.l.v. Koen Kessels. Opus Arte OA 1036 D (dvd).

 

2010. Bolshoi Theater Ballet o.l.v. Pavel Klinichev. Bel Air BAC 073 (dvd).

 

2011. Nationaal ballet en Holland Symphonia o.l.v. Ermanno Flori, regie Toer van Schaik/Wayne Eagling. ArtHaus  101.636 (dvd).

 

2011. Mariiinsky theatre ballet Sint Petersburg o.l.v. Valery Gergiev. Warner 2564-65630-9 (dvd).