Verg. Discografieën

VIVALDI: CETRA, LA

VIVALDI: LA CETRA

 

Twaalf vioolconcerten op. 9 vormen samen La cetra van Vivaldi, een in 1727 gepubliceerd opus. De naam is ontleend aan de cetra, een instrument uit de lier familie en opgedragen aan de Oostenrijkse keizer Karel VI. Nummer 9 uit deze reeks is in zoverre een uitzondering dat dit werk voor 2 violen is.

 

Achtergronden

 

Wanneer we de groepen vioolconcerten van Vivaldi nader bezien, hebben we in chronologische volgorde te maken met:

 

12 Concerti grossi op. 3 L’estro armonico uit 1711

12 Vioolconcerten op. 4 La stravaganza uit 1712/3

12 Vioolconcerten op. 8 Il cimento dell’ armonico e dell’ invenzione (waaronder Le quattro stagioni) uit 1725

12 Vioolconcerten op. 9 La cetra uit 1727

6 Vioolconcerten op. 11 uit 1729/30

6 Vioolconcerten op. 12 uit 1729/30

 

Het was als zo vaak de Amsterdamse muziekuitgever Le Cène die op. 9 in druk liet verschijnen als een van de laatste reeksen vioolconcerten van de Rode Priester. Curieus genoeg is er eenzelfde reeks die het jaar daarop werd uitgebracht.

Wie veel van de overige concerten van Vivaldi reeds kent, wachten hier nauwelijks verrassingen; stijl en vorm waren al bestendigd. Onder het twaalftal bevinden zich misschien twee of drie stuks die enigszins routineus aandoen, maar als geheel wordt eens temeer aangetoond hoezeer de componist telkens nieuwe manieren vond om zijn inspiratie de vrije loop te laten.

De kwaliteit van de werken is echter niet gelijkmatig hoog, maar er zijn wel absolute hoogtepunten. Het sprankelende allegro uit nr. 2 bijvoorbeeld. Of de hoekdelen van nr. 3 met hun complexe tutti. Ook het  felle, virtuoze presto uit het toch al vrij stormachtige nr. 5 na een langzame inleiding. Nr. 8 valt ook op door de bewerkelijke begeleidingen.

Een plek apart wordt ingenomen door nr. 9 in Bes als spiritueel dubbelconcert met de nodige finesses. Maar mogelijk mooist van al in nr. 12 in b. In een paar werken moet de solist scordatura spelen.

 

De opnamen

 

Hoezeer de stijlopvattingen en de uitvoeringspraktijk sinds de eerste barokgolf uit de jaren 1950/60 zijn veranderd zijn veranderd, blijkt mooi wanneer we nog eens naar de toen vrijwel maatgevende opname van I Musici terug luisteren, blijkt die evolutie. Nu gaat het nog slechts om een in interessante bijdrage. Ook de glanzend gelikte opname van Iona Brown voldoet niet meer aan de huidige normen.

Tenzij men ongeacht het uitvoeringsniveau een Vivaldi-totaal relatief goedkope belevenis wil meemaken, valt Roberto Baraldi meteen af.

Een verbetering bood Christopher Hogwood die als een der eersten in Engeland een ensemble met historisch verantwoorde instrumenten gebruikte en Simon Standage die voor wat versieringen zorgde. Eveneens van de juiste premissen ging de opname van Monica Huggett uit; wordt ze begeleid door de Raglan Baroque Players die tot op vrij grote hoogte uit de Academy of ancient music komen. Samen zorgden zij voor de eerste geheel qua stijl, virtuositeit en engagement bevredigende opname van op. 9.

De aardige gedachte om de solorollen over vier solisten - Giulio Franzetti, Gigino Maestri, Paolo Ciociola en Giovanni Guglielmo – te verdelen heeft misschien wat aantrekkelijks, maar het niveau van het eindresultaat is te routineus en te wisselend om echt te voldoen. Alleen Paulo Ciociola is heel goed in het derde concert.

Voorlopig laatste in de beperkte rij is Rachel Podger die samenwerkt met de Holland Baroque Society (van wie elders een prachtige cd met Concerti grossi van Muffat is besproken). Dat gebeurt met een fraaie toon en een jeugdig aandoende vaart en verve en de nodige elegante, haast luchtige energie. In de langzame delen treffen mooie versieringen. Soms veroorlooft men zich leuke dichterlijke vrijheden. Het klavecimbel in het tweede concert heeft in het tweede deel veel weg van een mandoline. Contrasten zijn levendig, de frasering vloeiend. Het is goed om Judith Steenbrink te vermelden als tweede soliste in concert nr. 9; ze klinkt alles behalve anoniem. Opvallend is verder het omvangrijke expressiebereik. In de begeleiding blijkt geen detail aan de aandacht te ontsnappen.

 

Conclusie

 

Het moge duidelijk zijn: Podger en haar NL begeleiders winnen het pleit hier met afstand. Fijn, zo’n makkelijke keuze voor een keer.

 

Discografie

 

1964. Felix Ayo met I Musici. Philips 426.946-2 (2 cd’s), 456.186-2 (9 cd’s).

 

1977. Iona  Brown met de Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Iona Brown. Decca 433.734-2, 448.110-2 (2 cd’s), 475.471-2 (7 cd’s).

 

1981. Roberto Baraldi met I Filharmonici. Brilliant Classics 94056 (40 cd’s).

 

1986. Monica Huggett met de Raglan Baroque Plsayers o.l.v. Nicholas Kraemer. EMI 747.829-8, Virgin 561.594-2 (2 cd’s), Virgin 562.260-2 (4 cd’s).

 

1981/2009. Roberto Baraldi met I Filharmonici. Brilliant Classics 94056 (40 cd’s).

 

1987. Simon Standage met de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. L’Oiseau Lyre 421.366-2 (2 cd’s), Decca 475.7693 (6 cd’s).

 

1990. Giulio Franzetti, Gigino Maestri, Paolo Ciociola en Giovanni Guglielmo met I Solisti Italiani (of L’Arte del arco). Denon CO 79475/6,  Dynamic CDS 147, DM 8031. (2 cd’s).

 

2012. Rachel Podger met de Holland Baroque Society. Channel Classics CCS SA 33412 (2 cd’s).