Verg. Discografieën

VIVALDI: STRAVAGANZA, LA

VIVALDI: LA STRAVAGANZA

 

De sleutel tot de bijzondere kwaliteiten van Vivaldi’s op. 4 ligt besloten in de titel La stravaganza, de extravagantie, het bizarre (buitensporigheid, uitspatting). Maar dan wel opgevat in strikt etymologische betekenis, als het ‘zich buiten de gangbare grenzen begeven’. Maar oppervlakkig beschouwd zijn deze twaalf vioolconcerten uit 1713 veel regelmatiger, gewoner van aard dan die uit L’estro armonico op. 3 uit 1711. Met uitzondering van het vierdelige concert nr. 7 met partijen voor een tweede viool en een cello zijn alle werken driedelig naar de voorbeelden van Torelli en Albinoni. 

 

Achtergronden

 

Die titel van deze bundel vioolconcerten kwam overigens niet zomaar uit de lucht vallen want in 1626 had Carlo Farina zijn Capriccio stravagante gepubliceerd, een werk dat propvol zat met ieder kunstje van de viooltechniek. Dat moet een onweerstaanbare uitdaging zijn geweest voor de virtuoos Vivaldi.

Tussen 1927 en 1930 werden in het archief van een ten oosten van Turijn gelegen klooster meer dan driehonderd concerten, tien volledige opera’s, een oratorium, negenentwintig cantates en andere kerkmuziek van Vivaldi teruggevonden en openbaar gemaakt. Van alle is het eigen handschrift van de componist bewaard met aanduidingen voor de kopiisten, met correcties en aanwijzingen voor arrangementen met andere instrumenten. 

Het opvallendste werk uit de reeks is nr. 8.

Ook hier weer was de Amsterdamse muziekuitgever Estienne Roger degeen die de aan de violist Vettor Delfino, een voormalige leerling als jonge Venetiaanse man van adel, opgedragen werken in druk liet verschijnen. “Ik kan geen betere bescherming dan de uwe van mijn zwakke werken wensen’, noteerde de componist.

In verhouding tot de andere concertreeksen bleef het dozijn om onverklaarbare redenen altijd wat onbekender. Maar ze zijn allesbehalve ‘zwak’. Ze tonen in tegendeel een innemende flair waarbij de langzame delen van met name nr. 1, 4, 5 en 12 uitmunten door hun lyrische inslag. De scherpe modulaties die zo verontrustend waren voor Vivaldi’s tijdgenoten, maken deze juist zo attractief voor luisteraars van nu.

 

De opnamen

 

Iemand als Angelo Ephrikian heeft destijds veel gedaan om deze werken toegankelijk te maken door uitgaven voor te bereiden, maar de tand des tijds liet de wat toen als nieuw gold en nu als verouderd traditionalistisch beschouwd niet ongemoeid. Bovendien: 9 cd’s met meer van herzelfde lijkt ook niet zo gunstig.

Datzelfde geldt langzamerhand voor wat destijds mede het pionierswerk van Neville Marriner en I Musici was. Voor oudere luisteraars zal het nog vitaal, verbeeldingsvol en expressief klinken in beide gevallen. De solistische bijdragen bezitten verve. In die zin is het ook niet verouderd, maar een ereplaats in de groep komt beide ensembles eigenlijk niet meer toe.

De eerste die Vivaldi in deze werken recht deed met passende middelen en nieuw opgedaan stijlbesef, was Trevor Pinnock, die toen al kon beschikken over Monica Huggett als soliste. Het klinkend resultaat verraadt veel flair en een grote inzet. Ruwere kantjes zijn niet weggepoetst en dat geeft het resultaat best iets aantrekkelijks.

Door afwezigheid valt de opname van Gilbert Bezzina buiten de beoordeling. Verwacht mag echter worden dat hij niet tot de waardevolste interpreten behoort.

Als Andrew Watkinson meer persoonlijkheid had getoond, zou de uitvoering van Nicholas Kraemer hoger zijn aangeslagen. De dirigent toont een juist barokinstinct en laat dat met authentieke inslag op moderne instrumenten horen.

De eerste die vervolgens laat horen hoe het ook kan en eigenlijk moet, is Rachel Podger met haar Poolse groep oude instrumenten gebruikend. Haar soli klinken vitaal, uiterst stijlvol en bezitten het juiste verbeeldingsvolle expressieve gevoel. De continuo partijen zijn mooi verdeeld over aartsluit, gitaar, theorbe, klavecimbel en kamerorgel.

Het valt enigszins te betreuren dat Fabio Biondi maar vijf van de twaalf concerten opnamen en deze aanvulde met twee concerten in F, RV 291 en RV 544 Il proteo o sia Il mondo al rovescio want hij laat erg fraaie vertolkingen horen. 

Wat L’Arte dell’arco onder Frederico Guglielmo hierna laat horen, is best verdienstelijk, maar voldoet niet echt aan de intussen hoog gestelde normen.

Daaraan voldoet Francesco Cerrato weer wel. Bij hem is sprake van de debuut cd van een jonge, enthousiast en heel goed jeugdig ensemble dat de kneepjes van het authentieke vak kent. Er wordt gezorgd voor pittige accenten en nuttige contrasten. De mogelijkheid tot versieringen in de langzame delen is benut. Zoals het hoort, is de continuopartij verdeeld over klavecimbel en orgel. Al met al een veelbelovend verfrissend en bewonderenswaardig debuut. Voeg daarbij dat het heel fraai is geregistreerd.

Voor wie deze werken eens van een andere kant belicht wil horen, kan terecht bij de fluit- en en orgelvorm.

 

Conclusie

 

Twee opnamen steken met kop en schouders boven de rest uit: die van Podger en van Gerrato.

 

Discografie

 

1964. I Solisti di Milano o.l.v. Angelo Ephrikian. Newton 8802109 (9 cd’s).

 

1974. Carroll Kaine en Alan Loveday Academy of St. Martin-in-the-Fields o.l.v. Neville Marriner. Decca 444.821-2 (2 cd’s).

 

1986. Monica Huggett met de Academy of ancient music o.l.v. Christopher Hogwood. Oiseau Lyre 417.502-2, Decca 478.3958 (2 cd’s). 

 

1989. Federico Agostini met I Musici. Philips 426.280-2 (2 cd’s).

 

1989. Simon Standage met The English concert o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 429.753-2 (2 cd’s).

 

1992. Ensemble baroque de Nice o.l.v. Gilbert Bezzina. Pierre Verany PV 793022/3 (2 cd’s).

 

1998. Andrew Watkinson met City of London sinfonia o.l.v. Nicolas Kraemer. Naxos  8.55323/4 (2 cd’s).

 

2002. Rachel Podger met Arte del suonnatori. Channel Classics CCS 19598 (2 cd’s)

 

2010. Europa galante o.l.v. Fabio Biondi. (Nrs. 1, 2, 4, 9, 11). Virgin 519.300-2.

 

2014. L’Arte dell’arco o.l.v. Frederico Guglielmo. Brilliant Classics 95043 BR (2 cd’s).

 

2014. Armoniosa o.l.v. Francesco Cerrato. MDG MDG 901-11885 (2 cd’s).

 

Fluit

 

2009. La pastorella o.l.v. Frederic de Roos. Ricercar RIC 288 (1 cd).

 

Orgel

 

2003. Catherine Todorovski. Syrius SYR 141373 A/B (2 cd’s).