Tom Ambrose: Hitler’s loss. Peter Owen, 231 bladzijden.
Hitlers uitverkiezing als Duits kanselier in 1933 ontketende een massale exodus op een schaal zoals die niet was voorgekomen na de val van Constantinopel voor de Turken ongeveer zes eeuwen eerder. Ambrose vertelt het verhaal van de tienduizenden Joden die Duitsland verlieten en naar Groot Brittanië en de V.S. emigreerden met hun invloed op het culturele, wetenschappelijke, artistieke en politieke klimaat dat ontstond bij een dergelijke grootschalige intellectuele infusie in hun respectievelijke nieuwe maatschappij.
Het boek gaat vooral over de verrijking van het Amerikaanse en Engelse leven op creatief gebied, inclusief architectuur, literatuur, theater en film en besteedt veel aandacht aan de winst voor de muziekwereld.
Om maar een voorbeeld te noemen: de komst van de drie Duitse emigranten – Rudolf Bing, Carl Ebert en Fritz Busch - naar Engeland en hun merkwaardige, doch vruchtbare vriendschap met de excentrieke John Christie leidde tot een van de wonderen in de opera: het Glyndebourne festival met al zijn nu nog tastbare positieve gevolgen.
Elders maakt de auteur zich wel te makkelijk van de feiten en gebeurtenissen af. Bijvoorbeeld daar waar hij Stravinsky en Bartók tot Joden verklaart en hun motieven om Europa te verlaten verkeerd duidt. Hij gaat geheel voorbij aan Bartóks principiële afkeer van het Nazi regime en hij noemt bijvoorbeeld niet eens de componist Berthold Goldschmidt. Jammer genoeg werd dit daarom geen referentieboek, maar het onderwerp als zodanig is natuurlijk interessant genoeg; het vergt alleen een veel verdere uitdieping.