Christopher Fifield: Letters and diaries of Kathleen Ferrier. Boydell & Brewer, 332 bladzijden. ISBN 1-84383-012-4.
Waarschuwing vooraf: bewonderaars van Kathleen Ferrier die vrezen dat hun bewondering voor de zangeres met de o zo diepe, warme, melancholieke stem wel eens een deuk zo kunnen krijgen tengevolge van het bekend raken met intieme feiten over hun idool kunnen dit boek maar beter laten rusten. Intieme kennis van haar w.c. gewoonten, haar schuine gevoel voor humor en haar zorgeloze proza zal niet iedereen welkom zijn, zoals de notitie ‘Must go and put mi Tampax in!! T.T.F.N.’
Maar die andere stem die uit de brieven en dagboeknotities klinkt mag dan een andere zijn dan we van haar opname kennen, hij is wel van een joviaal, liefdevol, nuchter en eenvoudig iemand dat makkelijk enthousiast is te maken. Dat is eigenlijk niet zo verrassend want in het vele eerbetoon dat volgde op haar voortijdige dood beschreef dirigent John Barbirolli al met name Ferriers ‘heel onomwonden en directe, van veel verbeelding getuigende gevoel voor humor’
Daarom komt een stel limericks en anekdotes niet helemaal onverwacht. Een van die anekdotes betreft haar optreden voor Churchill en Attlee tijdens een concert bij de Verenigde Naties in 1950 waar ze een tekstgedeelte vergat en dat verving door een stel onbehoorlijke Duitse termen. Fifield vermeldt ook dat toen Kathleens zus, Winifred die in 1995 overleed, een eerste selectie van haar brieven uitgaf censuur pleegde en gedeelten die ze te riskant en openhartig vond wegliet. Die fragmenten zijn hier weer wel aanwezig en ze geven Ferriers persoonlijkheid net zo authentiek weer als die overgeleverde brieven maar mogelijk maken.
Toen ze in 1944 haar eerste proefopnamen voor HMV maakte, kende ook in Engeland nog vrijwel niemand Ferrier, maar daarna rees haar ster met meteorietensnelheid om vervolgens een internationaal geliefde concertzangeres te worden totdat ze tragisch op 41-jarige leeftijd aan kanker overleed in 1953. Bijna alle brieven en ansichten dateren uit die laatste negen levensjaren. Tot de ontvangers behoorden Benjamin Britten, Peter Pears, Bruno Walter, haar begeleiders John Newark en Gerald Moore en haar concertagenten John en Emmie Tillett plus natuurlijk haar familie (met name Winifred), vrienden en fans.
Haar schrifturen zijn bezaaid met allerlei fonetiek en overdreven interpunctie en haar proza is vaak heel informatief, kinderachtig en babbellustig. Dat kan makkelijk gaan vervelen en irriteren, maar naarmate haar gezondheid verslechtert krijgen de teksten een treffende, diepere betekenis. Uit haar laatste brieven spreekt berusting en daar neemt het aantal uitroeptekens ook af. Stilstaan bij sterflijkheid was in wezen niet haar thema voor brieven en notities – daarvan gaf ze al overduidelijk blijk in haar Mahleropnamen. Haar brieven zijn zelfs vrijwel geheel gevrijwaard van filosofische overpeinzingen. De lezer krijgt een glimp van haar persoonlijkheid maar geen toegang tot haar ziel.
Veel brieven gaan over de alledaagsheid van het kunstenaarsbestaan, inclusief programmering, arrangementen over reisschema’s en honoraria. Fifield werd blijkbaar vooral aangezet tot publicatie van dit boek door de reeks brieven aan de Tilletts.
Maar en passant krijgt de lezer ook inzicht in de in alle opzichten karige naoorlogse maatschappij in Engeland wat dan weer in schril contrast staat met de (haast sadistische) verslagen aan haar familie van de luxe die ze geniet op de transatlantische schepen richting V.S. De gegevens over haar tournees daar zijn trouwens best interessant.
De correspondentie over andere belangrijke gebeurtenissen – het leven in Glyndebourne en Edinburgh, over andere Engelse optredens – is minder uitgebreid en episodischer van aard. De met verre, lange reizen gepaard gaande eenzaamheid inspireert nu eenmaal de schrijflust meer dan binnenlandse trips die het minder nodig maken om ‘naar huis’ te schrijven.
Dan zijn er de dagboeknotities die nooit bedoeld waren voor het nageslacht en die beperkt bleven tot een of twee notities per dag. Een korte opsomming van gebeurtenissen, afspraken, concertgegevens en welke kleding ze droeg.
Wie primair is geïnteresseerd in leven en werk van Ferrier kan beter elders terecht, bijvoorbeeld bij de biografie van Maurice Leonard (Kathleen, Hutchinson, 1988) maar dit boek geeft wel wat meer kleur aan haar persoonlijkheid los van het concertpodium.