Boekbesprekingen

ROSSINI, A LIFE

Gaia Servadio: Rossini, a life. Constable, 256 bladzijden.

‘Het was mijn bedoeling om een verhaal te schrijven en niet een academisch boe’ legt Gaia Servadio in een nawoord bij deze biografie uit, ‘het verhaal over Rossini’s leven, verstrengeld met het verhaal van zijn tijd’. Zo ontstond een prettig leesbaar geheel dat vooral zo aangenaam aandoet omdat de schrijfster – Italiaanse van geboorte, maar al dertig jaar thuis in Engeland – met zo’n aangeboren gevoel voor de Italiaanse geschiedenis en de Italiaanse cultuur te werk gaat.

Servadio’s belangstelling voor Rossini blijkt jaren terug te gaan. Zoals ze zich treffend herinnert was de enige bos bloemen die bij de herdenking van de honderdste verjaardag van Rossini’s dood in februari 1968 op zijn graf in Santa Croce werd gelegd van haar. Maar Italië lijkt de Rossinischade wat te hebben ingehaald. In 1993 werd de Fondazione Rossini in Pesaro opgericht en parallel daaraan werd een aan hem gewijd operafestival begonnen.

De schrijfster pretendeert niet dat ze veel weet van Rossini’s muziek, maar ze kan niet nalaten daar soms toch op in te gaan en dat loopt meestal niet goed af. Wie op dat punt beter wil worden geïnformeerd, kan bijvoorbeeld beter terecht bij Herbert Weinstocks biografische epos Rossini (Oxford, 1968).

Het boek is opgezet in vijf aktes met onderverdelingen in tempoaanduidingen (‘Scherzo’, ‘Adagio’ enzovoorts). Dat idee van die vijf aktes, elk met een co protagonist – Beethoven, Stendhal, Balzac, Verdi en Wagner – is zo dom nog niet. Vooral het materiaal over Balzac is interessant. Balzac was namelijk niet alleen bevriend met Rossini, maar zijn vroegere maîtresse Olympe Pélissier werd ook de tweede echtgenote van Rossini (Servadio schrijft sympathiek over beide vrouwen en Rossini’s moeder). Dat ook Victor Hugo’s beschrijving van Balzac op diens doodsbed is opgenomen, is niet echt relevant, maar er is eigenlijk ook niets tegen zo’n treffende beschrijving.

Materiaal staat genoeg ter beschikking, maar de schrijfster heeft een goed oog voor details en voor wat een niet-specialist interessant zou kunnen vinden. In december 2001, ten tijde dat het boek ontstond, werden meer dan 230 brieven van Rossini aan zijn ouders door Sotheby’s geveild. Zij dragen wel veel bij aan ons begrip van en voor Rossini, maar veranderen zijn beeld niet drastisch.

Het is grappig te ervaren dat hij en Colbran Ischia vervelend vonden en heel boeiend de gemeenschappelijk geschreven brief aan Rossini’s moeder te lezen die werd geschreven vlak voor hun huwelijk in 1822. Verder geeft het boek duidelijk en op sympathieke wijze feiten over Rossini’s leven en diens psychopathologie waarover in vakkringen wel werd bericht, maar materiaal dat nauwelijks doordrong tot het lekenpubliek: de merkwaardige aard van zijn opvoeding, de complexe onderlinge relaties tussen hemzelf, zijn ouders en zijn beide vrouwen, zijn gevoeligheid voor melancholie en trauma’s en de verschrikkelijke ziektes waardoor hij in zijn latere jaren werd achtervolgd. Jaren waarin hij – in tegenstelling tot wat lang is beweerd – bleef doorcomponeren.

Gelukkig beschrijft Servadio Rossini’s dood niet te melodramatisch. Ze beweert over Rossini onder meer dat ‘hij niet kon of wilde begrijpen dat ‘lelijk’ ook een waardevolle expressievorm kon zijn’. Haar eigen afkeer van de destructieve aspecten van de romantische kunst en post-moderne expressies daarvan (onopgemaakte bedden, beef tartare en dergelijke) worden duidelijk gemaakt in het laatste hoofdstuk van deze persoonlijke en innemende studie.