Albinoni: Sonate da chiesa op. 4 nr. 1-6; Trattimenti armonici per camera op. 6 nr. 1-12. Locatelli trio. Hyperion CDA 66831/2 (2 cd’s, 2u. 39’22”). 1992
Albinoni: Triosonates op. 1 nr. 1-12. L’arte del arco. Brilliant Classics 94789 (2 cvd’s, 1u. 27’43”). 2013
Waar vroeger nogal overdreven aandacht werd besteed aan het ten onrechte aan hem toegeschreven Adagio en de Concerti a cinque op. 7 en op.10 en aan concertante muziek, werd zijn kamermuziek nogal verwaarloosd. Daarom is het goed dat ook daaraan aandacht is besteed.
Lang geleden kwam Hyperion met op. 4 en 6, eerder viool- dan triosonates. Paul Nicholson van het verder uit Elizabeth Wallfisch (v), Richard Turncliffe (vc) bestaande Corelli trio bespeelt in op. 6 een klavecimbel en in op 4 een orgeltje. Bovendien zijn nier beide werken gemend door elkaar uitgevoerd wat de variëteit ten goede komt.
Elk van de sonates is in vierdelige langzaam-snel-langzaam-snel da chiesa vorm maar nog minder dan Corelli houdt Albinoni zich daar strikt aan. Hij introduceert ook een weelde aan gestileerde gracieuze dansmuziek en laat met name de adagio’s (op.4/6!) charmant klinken.
De drie Engelse musici treffen zowel de vloeiende, overpeinzende inhoud van de langzame deel als de brille van de snellere goed. Hooguit hadden we daar wat capricieuser mogen handelen.
Als zijn opus 1 werden in 1704 Albinoni’s dozijn triosonates voor viool, cello en continuo gepubliceerd. Federico Guglielmo, Glauco Beragnin (v), Francesco Galiggioni (vc), Paolo Zuccerini (violone), Ivano Zanenghi (theorbe) en Roberto Loreggian (klavecimbel en kamerorgel) leggen zich hier nog consequenter toe op de vereisten van authenticiteit. Ook hier worden afwisselend aan de continuo kant klavecimbel en orgel ingezet en de verklankingen hebben in essentie een levendig, echt Italiaans karakter.Dit zijn twee verhelderende, goed genietbare uitgaven waarin minder bekende aspecten van Albinoni’s muziek worden belicht.