Adès: Asyla op. 17; Tevot; Polaris, Voyage for orchestra; Brahms op. 21. Samuel Dale Johnson (b) met het Londens symfonie orkest o.l.v. Thomas Adès. LSO 0798 (62’55”). 2016
Soms klinkt de muziek van cultfiguur Thomas Adès alsof hij een geweldige truc met de oren uithaalt. Het kan eigenlijk niet, maar het lukt toch. Zijn Pianokwintet (EMI 088-560-2, 2 cd’s) en de tweede akte van The Tempest (EMI 695.234-2, 2 cd’s) bezitten een luchtige, idyllische kwaliteit die simpelweg te mooi is om waar te zijn. Het is prachtig en wanneer je wegglijdt in melodische gelukzaligheid vraag je jezelf af waarom niet alle serieuze nieuwe muziek zulke gedenkwaardige melodieën heeft.
Het talent van de componist is dat hij prima weet in ieder idioom te kunnen werken en het zich geheel eigen weet te maken. Hoewel ze onafhankelijk van elkaar als zelfstandige stukken werden geconcipieerd, vormen de vier grootschalige orkestwerken – Asyla uit 1997, Brahms uit 2001, Tevot uit 2007 en Polaris uit 2010 - een soort tetralogie. Ze vormen tevens een tijdlijn in de ontwikkeling van de componist.
Dat gaat van de broosheid van Asyla tot de grootse harmonische rotaties van Polaris. Tevot zou als eendelige symfonie kern kunnen worden beschouwd (in het Hebreeuws heeft het begrip een dubbele betekenis (maat en ark), het is een merkwaardig stuk met een open eind, maar wel ook weer van grote schoonheid. Polaris is hierna weer veel geslotener met de poolster als inspiratiebron en het miniatuur Brahms doet zijn naam eer aan als anti-hommage aan de componist.
In het verleden toonde deze al aan ook goed te kunnen dirigeren; dat is ook hier het geval en het orkest reageert sympathiek.