A Kempis: Symphoniae op. 3 nr. 18, op. 3 nr. 28 ‘O Jesu fili David’, op. 3 nr. 23, op. 1 nr. 6 ‘Per violino solo’, op. 3 nr.22, op. 3 nr. 30 ‘Sicut misit me’, op 3 nr. 12 ‘Den lustelijcken mey’, op. 1 nr. 4 ‘Per violono & viola’, op. 2 nr. 1-26 ‘Ad te suspiro’, op. 4 nr. 26 ‘Pavana dolorosa’, op. 2 nr. 1-26 ‘Sub tuum praesidium’, op.1 nr. 11 ‘per violino solo’, op. 2 nr. 4 ‘Supra cucuc, vel sol mi’, op. 2 nr. 1-26 ‘Cantate Domino’, op. 2 nr. 2 ‘Per violine solo’, op. 1 nr. 1; op. 3 nr. 31 ‘Maria mater gratiae’, op. 1 nr. 7 ’Supra ciconna’. Céline Scheen (s), Stephan van Dyck (t), Dirk Snellings (bs) met het Ensemble Clematis o.l.v. Stéphanie de Failly. Musica Ficta MF 8001 (66’02”). 2003
Over de Vlaamse organist en componist Nicolaus à Kempis (ca. 1600 - 1676) is behalve dat hij in Brussel als organist aan de St. Goedelekerk was verbonden niet zoveel bekend. Of hij in Italië is geweest, blijkt onduidelijk. In elk geval bezitten zijn tussen 1644 en 1649 gepubliceerde bundels met Symphoniae, vele korte instrumentale werken en acht motetten sterke Italiaanse invloeden, vooral van Frescobaldi.
Deze Symphoniae behoren tot de vroegste werken in dit genre die in De Nederlanden werden gecomponeerd. Het gaat daarbij om een afwisseling van solosonates met b.c. tot zesstemmige vocale stukken op teksten van Thomas a Kempis en Philippe Beaussart.
Op deze opname - de enige die ik van zijn werk ken - zijn 18 van deze Symphoniae in een mooi afwisselend programma bijeengebracht. Ze geven in hun totaal een heel goed beeld van de compositorische eigenschappen van deze A Kempis en gelukkig zijn de uitvoeringen zowel in vocaal als in instrumentaal opzicht zeer stijlvol en gedegen. Bij de zangers onderscheidt zich vooral Céline Scheen zich heel positief.