Antheil: Ouverture McKonkey’s ferry; Capital of the world; Golden bird; Nocturne in skyrockets; Symfonie nr. 1 Zingareska. BBC Filharmonisch orkest o.l.v. John Storgårds. Chandos CHAN 20080 (70’26”).
Wanneer we aan George Antheil (1900 - 1959) denken, dan is dat primair aan zijn composities met slagwerkgeweld waarvan aardig wat opnamen bestaan, Maar de man schreef zoveel meer en daarom is het nuttig dat Chandos systematisch zijn orkestwerken vastlegt. Dit is de derde uitgave daarvan en hij bevat de Concertouverture McKonkey’s ferry (1948), drie dansen uit de Balletsuite Capital of the world (1952), de georkestreerde versie van het pianowerk Chinoiserie, Golden bird (1921), de Nocturne (1951) en de Symfonie nr.1 (1923).
Eerder verschenen Over the plains en de Symfonieën nr. 4 en 5 (Chandos CHAN 10941) en Archipelago, Hot-time Dance c.q. de Symfonieën nr. 3 American en 6 ‘After Delacroix’ en de Spectre of the rose waltz (Chandos CHAN 10982).
Storgårds is niet de eerste die zich met deze materie bezighoudt. Hugh Wolff en het Omroeporkest Frankfurt (CPO) en Theodore Kuchar met een Oekraïns ensemble (Naxos) deden dat ook. Daarbij roept Storgårds gemengde gevoelens op. Hij profiteert aan de ene kant over een deels beter orkest en de beste opnamemensen, maar interpretatief haalt hij wat te veel de noodzakelijk aanwezige scherpe kantjes van de muziek. Dat maakt wel de legato gedeelten heel mooi in McKonkey’s ferry.
Het ballet Capital of the world is gebaseerd op een kort verhaal van Hemingway The horns of the bull over Paco die in een Madrileens restaurant werkt en graag stierenvechter wil worden en in restaurant dat door matig goede stierenvechters wordt bezocht en gaat zelf als pseudo stier zo’n gevecht aan met aan een stoel vastgebonden messen. Met zijn dood tot gevolg. De muziek geeft de strijd aardig weer.
Golden bird is geïnspireerd door een beeldhouwwerk van Constantin Brancusi en was zijn bestaan begonnen als pianowerk dat knap werd georkestreerd.
De Nocturne in skyrockets beint heel sereen me bijdragen van hoorn en hobo, maar ontploft uiteindelijk als een vuurpijl. Het ware meesterwerk is tot het laatst bewaard: de Symfonie nr. 1 die een beeld geeft van het zomerse New Jersey waar Antheil opgroeide. Het hoogtepunt daaruit is het tweede deel met de titel ‘Vivo, alla zingaresco’ en heeft kleurige zigeuneraccenten. De symfonie heeft met zijn accenten van de koperblazers iets van het Ballet mécanique. Het heeft ook een hypnotiserend zacht glockenspiel motief. Het laatste deel is een ‘Ragtime’ en dat is juist wat Storgårds er niet van weet te maken.
Beide andere dirigenten maken daar een ritmisch krachtiger statement van. Van het programma zijn de twee eerste items het beste geslaagd. Het hele programmalaat iets horen van de fascinatie die Antheil voor het mechanische had.