Alkan: Esquisses op. 63 nr. 1, 2, 11, 12, 26, 31 46 en 48; Toccatina op. 75; Étude alla barbaro; Concert voor pianosolo op. 39 nr. 8-10. Schaghajegh Nosrati. AVI 855.3104 (72’56”). 2018
Het lijkt de logica te tarten dat je als Duitse jonge pianiste, zoals Schaghajegh Nosrati al gauw geboeid was door de uitzonderlijke Franse Charles-Valentin Alkan. Dat schijnt te zijn gebeurd door een stimulans die uitging van haar leraar Rainer Klaas die in 1988 drie Esquises bijdroeg aan het programma Rarities of piano music at Schloss vor Husum (Danacord DACOCD 299) en door te luisteren naar de Alkan opname van Hamelin (Hyperion CDA 66717, 66765, 67218, 67569). Wat haar uitdaagde, was de moeilijkheidsgraad, wat haar beviel waren het onalledaagse, het soms sarcastische of juist humoristische en het extreme in de mengeling van verstand en gevoel, van traditie en moderniteit.
Het waagstuk om Alkan te kiezen voor het debuut op cd heeft een bijzonder goede afloop. Van een achttal miniatuur klankgedichten uit Esquisses (1861) maakt ze in alle opzichten sfeervolle impressies door nauwkeurig alle aanwijzingen te volgen (tot het ongebruikelijke svanporandosi met beide pedalen voortdurend ingedrukt toe).
Voor de razendlastige Toccatina schrikt ze niet terug in een gaaf gehamerde voordracht en de Étude alla barbaro blijkt een krachtige voorloper te zijn van Bartóks Allegro barbaro.
Alleen in het Concert voor pianosolo met ze de eer laten aan Hamelin (Hyperion CDA 67569) en Paul Wee (BIS SACD 2465), tenzij men juist prijs stelt op een juist wat meer visie met wat terughoudende blijken van gedrevenheid. Aan haar enorme technische toerusting hoeft geen twijfel te bestaan en ze is waarschijnlijk de eerste vrouw die zich op cd aan Alan waagt. Bovendien profiteert ze van een bijzonder goed opgenomen pianoklank. Nu ik dat bedenk: vreemd dat Argerich zich nooit met Alkan heeft beziggehouden.