CD Recensies

ANTHEIL: DIVERSE WERKEN

Antheil: Symfonieën nr. 1 Zingareska en 6 After Delacroix; Archipelago. Omroeporkest Frankfurt o.l.v. Hugh Wolff. CPO CPO 999.604-2 (62’30”). 1999

 

Antheil: Symfonie nr. 3 American; Tom Sawyer; American Dance suite nr. 1; Ouverture McKonkey’s ferry; Capital of the world.  Omroeporkest Frankfurt o.l.v. Hugh Wolff. CPO CPO 777.040-2 (61’21”). 2001

 

Antheil: Symfonieën nr. 4 1942 en 5 Joyous; Decutur in Algiers. Omroeporkest Frankfurt o.l.v. Hugh Wolff. CPO CPO 999.706-2 (62’57”). 1998

 

Antheil: Printemps nr. 1, 1924; Ballet Mécanique; Fighting the waves; A jazz symphony; Lithuanian night; Pianosonate nr. 4 Jazz sonate; Concert voor orkest, 1932; Vioolsonate nr. 1; Printemps nr. 2, 1924. Ensemble Modern o.l.v. Heinz Karl Gruber. RCA 09026-68066-2 (78’56”). 1995

 

Antheil: Ballet mécanique. Nederlands blazers ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. Philips 462.097-2 (75’47”). 1996

 

Antheil: Strijkkwartetten nr. 1-3. Mondriaan kwartet. Et’cetera KTC 1093 (50’44”). 1985, 1990

 

Antheil: Vioolsonates nr. 1, 2 en 4 1948. Vera Beths en Reinbert de Leeuw. Montaigne MO 78202-2 (53’01”). 1989

 

Antheil: Fluitsonate. Zizi Müller en Emma Tahmizian. Premier PRCD 1029 (61’38”). 1994

 

Antheil: Pianosonates nr. 2 Airplane sonata en Sonata sauvage. Steffen Schleiermacher. Hat Art CD 6144 (77’00”). 1994

 

Antheil: Pianosonates nr. 3 The death of machines en nr. 4 Jazz sonata; Preludes nr. 1-45 La femme 100 têtes. Hidéki Nagano. Pianovox PIA 411-2 (   ). 1998

 

Antheil: Pianosonates nr. 3, 4 en 5; Sonate sauvage; Woman sonata. Guy Livingston. Wergo WER 666661-2 (66’39). 2003.

 

Antheil: Pianosonatine nr. 3 The death of machines; Preludes nr. 1-20 La femme 100 têtes. Daniele Lombardi. Nuova Era 0724020 V 73 (72’54”). 1994

 

In 1923 gaf de Amerikaanse componist/pianist George Antheil (1900-1959) een pianorecital met eigen werken in het Théâtre des Champs-Élysées in Parijs dat het soort ophef baarde dat daar sinds de première van Stravinsky’s Sacre du printemps tien jaar eerder niet meer was meegemaakt. Satie behoorde tot de aanwezigen en applaudisseerde hevig, weigerde ook dat op advies van Milhaud na te laten.

Het waarom is niet zo moeilijk te begrijpen waarom. Antheil’s Ballet mécanique voerde het ongewone orkest uit Satie’s Parade (1917) tot nieuwe extremen. Maar vergeet de schandalen.

Antheil is een grillige, maar soms ook best geestige persoonlijkheid zoals de herdenking van zijn honderdste verjaardag met de nodige activiteiten aantoonde. Gelukkig leidde die hernieuwde belangstelling voor de te jong gestorven componist die als ware modernist bruitisme, jazz en veel ostinato niet uit de weg ging. Na 1926 stapte hij over op het neoclassicisme. Aan fantasie ontbrak het hem ook niet.

Zijn Symfonie nr. 1, Zingareska (Zigeunerlied) dateert uit hetzelfde jaar als dat eerder genoemde pianorecital en de componist was wat onzeker over het werk. Vreemd eigenlijk dat zo’n onbezonnen meer dan levensgroot iemand aan zichzelf kan twijfelen. Of is het juist niet merkwaardig?

Het zigeuner element omschrijft mogelijk zijn eigen zwervende positie tussen de V.S, Parijs en Berlijn, maar het beschrijft ook zijn eigen stijlmodulatie lang voordat hij iets van Ives kan hebben gehoord.

Langzamerhand, ook door kennis te hebben genomen van meer van Antheils werken, zijn we Antheils onverholen kleptomanie op zijn eigen voorwaarden gaan waarderen. Er schuilen namelijk kostelijke dingen in het werk van de toen nog jongeman. Deze is veelal erg mooi georkestreerd met klanken halverwege Petroesjka en Parade; steeds weer wordt de verrassingen geplaatst.

Ondanks al zijn bravado bezat Antheil ook een ziel. Luister maar naar het prachtige begin van het Doloroso derde deel met een celesta op de achtergrond als begeleider van de hobo. Of naar  de melodie in het midden van de ragtime aan het eind. Deze begint na 1’26” en komt heel dicht in de buurt van het eerste van Stravinsky’s voor pianoduo.

De Symfonie nr. 4 werd geschreven in de ergste periode uit W.O. II en verdient juist daarom een uitgelaten interpretatie. 

De Symfonie nr. 6 is deels gebaseerd op Delacroix’ schilderij LIberté guidant le peuple en vormt ook een van zijn krachtigste stukken uit 1948. Antheil bewijst Satie nogmaals een eerbetoon omdat het Larghetto een langzame Gymnopédie is: een oase van rust te midden van de patriottische oorlogsmuziek.

Het luidruchtig denderende Archipelago met de ondertitel rhumba is in de geest van Gottschalk, maar ook via Gershwin’s Cuban Overture pure muziek uit de jaren dertig vorige eeuw. Decatur at Algiers heet een Nocturne, hoewel het stuk is gebaseerd op Stephen Decatur’s strijd met de piraten van de Barbarijse kust aan het begin van de negentiende eeuw. Het spookachtige beginthema weer met een belangrijke rol van de hobo verraadt de invloed van de Arabische wereld.

Ook de Symfonie nr. 5 die ooit door Herbert Häfner in Wenen in 1952 voor het eerst werd opgenomen, is ook zo’n oorlogswerk. Antheil verloor een broer in dat conflict en hij droeg het werk op ‘aan de jonge doden van alle landen die alles opofferden’. In het eerste deel worden Stravinsky en de jazz gekruist; Het Adagio molto is een elegische sicilienne en de finale een potpourri met verre echo’s, bijvoorbeeld van Shostakovitch’ Symfonie nr. 5. Zo werkt muzikale kleptomanie nu eenmaal.  

Lees Antheils autobiografie Bad boy of music om meer over hem te ervaren. Het is opvallend dat in Nederland vooral dankzij mensen als Vera Beths, Reinbert de Leeuw en verder het Nederlands Blazers Ensemble sinds het Holland Festival 1976 een warme belangstelling voor Antheil bestaat.

De verder genoemde werken – een welbewuste, kwalitatief hoogwaardige selectie – kunnen hopelijk die belangstelling verder voeden.