Alkan: Grand duo concertant in fis op. 21; Sonate de concert in E op. 47; Pianotrio in g op. 30. Trio Alkan. Naxos 8.555352 (75’23”). 1991
Zoals deze cd onmiskenbaar aantoont, is er heel wat kamermuziek van Alkan die nadere belangstelling en bekendheid verdient. Zijn vioolsonate bijvoorbeeld, het Grand duo concertante uit 1840 (?) is zo door en door origineel en meesterlijk van inventiviteit dat deze al lang een prominente plaats in het grote repertoire heeft verdiend binnen de Franse vioolliteratuur.
De tamelijk onconventionele tonale opzet van het meteen frappante eerste deel suggereert bij vlagen de harmonische wereld van Berlioz, maar klinkt toch toekomstgerichter; de finale bezit de melodische Gallische charme van een sonate van Fauré.
De Sonate de concert voor cello en piano (1856) is waarschijnlijk Alkans beste bijdrage aan de kamermuziek. Het is een uitgebreid vierdelig werk van 33’27” lengte. Hoewel het stuk duidelijk in de klassieke traditie is geworteld, straalt Alkans persoonlijkheid van iedere bladzijde. Het tweede deel, een Siciliano, is een fraai voorbeeld van Alkans grilligheid en in het langzame deel ontleent hij inspiratie aan het Joodse geloof om daaruit een serene en ietwat mystieke oase van rust te creëren voordat de achtbaan van de finale losbarst.
Het Pianotrio uit 1841 is klassieker van opzet en taal en het is economischer in het gebruik van zijn materiaal. Maar de vertolkers wordt het ook hier niet makkelijk gemaakt. Het Scherzo loopt bij vlagen op Tchaikovsky vooruit en de finale moet bepaald lastig zijn.
Voor de uitvoeringen past de grootste lof. Pianist Rainer Klaas weet voortreffelijk raad met de pyrotechniek die hem wordt aangeboden en violist Kolja Lessing en cellist Bernhard Schwarz geven hun inbreng met veel toewijding en begrip. De opname klinkt rijk van toon al zit de luisteraar wel tamelijk dicht op de musici.