Zemlinsky: Der Traumgörge. David Kuebler, Patricia Racette, Susan Anthony, Iride Martinez en Andreas Schmidt met het operakoor van de Muziekhogeschool Keulen en het Gürzenich filharmonisch orkest, Keulen o.l.v. James Conlon. EMI 687.679-2 (2 cd’s, 147’27”). 1999
Het noodlot achtervolgde Görge de dromer van meet af aan. Deze opera in twee aktes met een epiloog op een libretto van Leo Feld ontstond in de periode 1904/6, maar terwijl de instudering aan de Weense Staatsopera in 1907 al gaande was, nam dirigent/pleitbezorger Mahler daar ontslag en zijn opvolger Weingartner liet het werk vallen als een hete aardappel. Pas in 1980, bijna veertig jaar na Zemlinsky’s dood, werden de volledige partituur en de partijen teruggevonden in de bibliotheek van de Staatsopera. Kort daarop nam Gerd Albrecht het werk op (Capriccio 10.241/2), maar dat was naar later bleek in stevig (door Mahler en anderen?) bekorte vorm.
Conlon was de eerste die het werk, nu ineens 36 minuten langer, in Keulen volledig opvoerde. Dit betekent om te beginnen dat de handeling nu veel beter is te volgen, dat de figuren van Görge (Kuebler), Gertraud (Racette), Grete (Martinez), Hans (Schmidt) en de liefst elf overigen veel duidelijker profiel krijgen.
Görge leeft in een gedroomde sprookjeswereld die maakt dat hij zijn verloofde Grete kwijtraakt. Hij krijgt een visioen van een sprookjesprinses, maar moet omdat hij geheel verarmd is, genoegen nemen met de bedelaarsvrouw Gertraud, die wordt verdacht van hekserij, brandstichting en meer. Gaandeweg, naarmate Görge zich bewuster wordt van haar ellende, haar schoonheid en karakter, gaat Gertraud in haar toewijding steeds meer lijken op de droomprinses. Dat zorgt voor het happy end van deze opera, die zoals zo vaak bij Zemlinsky (denk ook aan Eine Florentinische Nacht met Chailly op Decca 473.734-2 of Jordan op Naïve V 4987) vooral ook treft door de haast overvloedige orkestratie, de warme orkesttinten en de vooral lyrische inslag.
David Kuebler is de verpersoonlijking van sympathieke, onschuldige naïeveling; De Gertraud van Patricia Racette en de prinses van Susan Anthony zijn gekenmerkt door mooi contrastrasterende stemmen, Iride Martinez is een teleurgestelde Grete, Andres Schmidt een degelijke Hans en de overige rollen zijn nar behoren bezet. Conlon leidt het ensemble op meer dan gedegen, stijlvolle wijze.